Periode 1

Question 1

Actoren

Answer 1

Supermarkten, boeren, overheden, consumenten, milieuorganisaties, die allemaal hun specifieke rol in voedselproductie spelen

Question 2

Agri-business

Answer 2

Multinationals die wereldwijd de gehele agrarische productieketen beheersen, inclusief transport, handel en verkoop aan de consument

Question 3

Amerikanisering

Answer 3

De verbreiding van de Amerikaanse (westerse) cultuur over niet-westerse gebieden

Question 4

Arbeidsmigratie

Answer 4

Verhuizen naar een ander gebied of plaats om daar te gaan werken

Question 5

Bedrijfsbeëindiging

Answer 5

Boeren stoppen met hun bedrijf

Question 6

Biologische landbouw

Answer 6

Alternatief voor de reguliere landbouw, werkt zonder chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest

Question 7

Concurrentie

Answer 7

De strijd tussen bedrijven om de afzetmarkt

Question 8

De-industrialisatie

Answer 8

Proces waarbij de industriële activiteiten in een gebied voor een belangrijk deel verdwijnen

Question 9

Dekolonisatie

Answer 9

Proces waarbij de kolonies zelfstandig worden

Question 10

Diversificatie

Answer 10

De boer verdient naast de landbouw ook geld aan toerisme, recreatie en zorg of natuur (de boer heeft nevenactiviteiten)

Question 11

Exploitatiekolonie

Answer 11

Gebied dat door een ander land wordt overheerst met als belangrijkste doel er grondstoffen te winnen

Question 12

Geografische ligging

Answer 12

Positie van een gebied of land ten opzichte van andere gebieden of landen

Question 13

Global shift

Answer 13

Een (mogelijke) verschuiving van het economische en politieke zwaartepunt in de wereld, bijvoorbeeld van de landen rond de Atlantische Oceaan naar gebied rond de Grote Oceaan

Question 14

Globalisering of mondialisering

Answer 14

Proces waarbij de verwevenheid tussen gebieden en samenlevingen op aarde toeneemt. Economische globalisering of internationalisering en culturele globalisering zijn hier twee belangrijke aspecten van.

Question 15

Grondgebonden landbouw

Answer 15

Landbouw die afhankelijk is van het land voor de teelt van (voeder) gewassen, weidegang of mest afzet. Dit in tegenstelling tot intensieve landbouw, zoals bio-industrie of glas tuinbouw.

Question 16

Identiteit

Answer 16

Kenmerken die typerend zijn voor een persoon, groep of gebied (streektaal, cultuur, landschap)

Question 17

Industrialisatie

Answer 17

Proces waarbij de industriële sector een steeds belangrijkere plaats in de samenleving inneemt

Question 18

Informatie of communicatie technologie

Answer 18

Alle technieken die het mogelijk maken informatie van het ene punt naar het andere punt te verspreiden

Question 19

Inkomenssubsidie

Answer 19

Een bedrag per hectare voor boeren die duurzaam en verantwoord werken, omdat dit minder oplevert

Question 20

Intensivering

Answer 20

Hierbij probeert de boer een grotere opbrengst per hectare, per dier en per arbeider te behalen. Vaak is schaalvergroting het gevolg

Question 21

Internationale arbeidsverdeling

Answer 21

De manier waarop tegenwoordig de agrarische, industriële en dienstverlenende activiteiten in het wereldsysteem verdeeld zijn

Question 22

Landschappelijke kwaliteit

Answer 22

De aantrekkelijkheid van het landschap

Question 23

Lingua franca

Answer 23

De voertaal in een gebied waar meerdere talen gesproken worden. Op wereldschaal is dat het Engels.

Question 24

Megastad

Answer 24

Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners

Question 25

(Mondiaal) netwerk

Answer 25

Verbinding tussen gebieden en landen op economisch, politiek en sociaal cultureel terrein. Het kan een netwerk zijn tussen twee landen (transnationaal netwerk) of wereldwijd (mondiaal netwerk)

Question 26

Multinationale onderneming (mno)

Answer 26

Groot bedrijf met vestigingen in meerdere landen

Question 27

Productieketen

Answer 27

De route die een product aflegt van idee of grondstof tot dienst of eindproduct

Question 28

Productiekosten

Answer 28

Kosten voor grond, arbeid en kapitaal

Question 29

Productiesubsidies

Answer 29

Een toeslag op de marktprijs die de boer krijgt, zodat hij meer gaat produceren

Question 30

Protectie

Answer 30

Maatregelen die een land vrij om een economische sector te beschermen, bijvoorbeeld de landbouw

Question 31

Schaalvergroting

Answer 31

Proces waarbij er steeds minder, maar wel grotere bedrijven zijn

Question 32

Specialisatie

Answer 32

De boer richt zich maar op een of enkele producten, veelal kennisintensieve teelten zoals in de tuinbouw, of op biologische productie.

Question 33

Tijd-ruimte compressie

Answer 33

Proces waarbij de relatieve afstand tussen plaatsen door de moderne transport en informatietechnologie daalt.

Question 34

Transporttechnologie

Answer 34

Technische voorzieningen die samenhangen met vervoer van goederen en mensen

Question 35

Triade (triadisch netwerk)

Answer 35

Het geheel van verbanden tussen de drie belangrijkste economische machtsblokken (VS, Japan, EU) in de wereld.

Question 36

Verduurzaming in de landbouw

Answer 36

Meer milieu en dier vriendelijke productie die aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet

Question 37

Vestigingskolonie

Answer 37

Een gebied waar kolonisten zich blijvend vestigen. Zij bouwen het gebied opnieuw op, vaak naar het voorbeeld van het moederland. De meesten vestigingskoloniesbehoren nu tot de rijkere landen in de wereld

Question 38

Vrijemarkteconomie

Answer 38

Economisch systeem waarbij bedrijven bepalen wat waar geproduceerd wordt. De prijs komt tot stand door vraag en aanbod en de rol van de overheid is gering.

Question 39

Vrijhandel

Answer 39

Handel waarbij zo weinig mogelijk handelsbelemmeringen zoals invoerrechten bestaan

Question 40

Wereldhandelsorganisatie (WTO)

Answer 40

Overlegorgaan waarin ruim 140 landen wereldhandelsverdragen vastleggen, met als doel liberalisering van de wereldhandel

Question 41

Wereldstad

Answer 41

Een grote stad die voor een deel van de wereld belangrijk is als economisch, politiek en cultureel centrum

Question 42

WTO

Answer 42

Wereldhandelsorganisatie (in het Engels: World Trade Organisation)

Question 43

Zakelijke en financiële dienstverlening

Answer 43

Dienstverlening door particuliere bedrijven, dus niet door overheidsdiensten

Question 44

Zelfvoorzieningsgraad

Answer 44

De verhouding tussen productie en consumptie (een zelfvoorzieningsgraad van 200% betekent dat er twee keer zoveel geproduceerd wordt dan geconsumeerd)