Pediatrie Flashcards
Witmer
Eerste psychologische kliniek
Gesell
Link tussen kindergeneeskunde en psychologie
Kagan
Samenwerking tussen medici en psychologen: new marriage
Wright
Pediatrische psychologie als groepsidentiteit
Percentage chronisch zieke kinderen
10-15%
Belangrijkste uitgangspunt Science practitioner model
Evidence based medicine
Gouden standaard Evidence based practice
RCT (voornamelijk onder efficacy)
Wat doet een pediatrische psycholoog
Inventarisatie, diagnostiek, behandeling en overleg
Okido onderzoek
Ouder-kind interactie DM, overgang DM
LEAP onderzoek
Emotionele problemen adolescenten met DM
Miles-Youth onderzoek
Eetgedrag, QoL en mindful parenting bij DM1
POP onderzoek
Ervaren band met ongeboren kind
Kwaliteit van leven WHO
geheel van lichamelijke, psychische en sociale gevolgen van een ziekte en/of behandeling zoals die door de patiënt wordt ervaren.
Hoofddomeinen QoL
Fysiek, mentaal, sociaal
Subdomeinen QoL
Sociodemografische factoren, klinische factoren, ziekte-specifieke factoren, psychosociaal functioneren.
Doelen QoL onderzoek
Beschrijven, vergelijken behandelingen en voorspellingen doen (over mortaliteit)
Generieke vragenlijsten
Gezonde kinderen
Ziekte generieke vragenlijsten
Alle zieke kinderen
Ziekte specifieke vragenlijsten
Voor specifieke ziekte
Effectivity study
Onderzoeken vanuit de praktijk, effectiviteit te bewijzen van een behandeling die al effectief bleek in de praktijk.
Efficacy study
Onderzoeken vanuit het lab
Psychometrische eisen
Betrouwbaarheid
Validiteit
Hanteerbaarheid
Qlic-on
QoL via computer: fysiek, emotioneel, sociaal, cognitief.
Verlengt consultatie niet!
Autisme: sociale interactie
Non verbaal gedrag, relaties met leeftijdsgenootjes, plezier niet delen, geen wederkerigheid
Autisme: communicatie
Geen taal/achterstand, geen gesprek kunnen beginnen/onthouden, eigenaardig taalgebruik, geen fantasie
Autisme: herhaalde stereotiepe patronen van gedrag en activiteiten
Enorme belangstelling voor zaken, rigide vastzitten aan routines, mototrische gekkigheden, preoccupatie met delen van voorwerpen.
Stappen ontwikkelingsproblematiek
Wat is er al gebeurd? Info vooraf, welke onderzoeken zijn er vroeger al gedaan.
Anamnese ouders: CBCL
Ontwikkelingsanamnese
IQ schalen
Hoog begaafd: >130 Begaafd: 120-129 Boven gemiddeld: 110-119 Gemiddeld: 90-109 Beneden gemiddeld: 80-89 Zwak begaafd: 70-79 Zeer zwak begaafd: <69
IQ onderzoeken
Bayleys: 2 tot 26 maanden
2,7 tot 7 jaar: SONS (non verbaal)
2,6 tot 6,1 jaar: WPPSI
6 tot 16 jaar: WISC
ADHD
Aandachtstekort
Hyperactiviteit
Impulsiviteit
ODD
Minimaal 6 maanden patroon van negatief, agressief en opstandig gedrag, minimaal 4 symptomen.
Hechtingsproblematiek
Verstoorde sociale relaties die niet bij ontwikkeling passen, voor het 5e jaar en duidelijk zichtbaar in: mislukken sociale interacties, gebrek aan binding met anderen. Er is geen sprake van een ontwikkelingsstoornis en er MOETEN sporen zijn van vroegkinderlijke verwaarlozing.
Bronfenbrenner model - sociaal ecologische model.
Micro systeem: onmiddellijke omgeving van het kind
Meso systeem: interacties van micro systemen
Exo systeem: systeem waarin het kind niet participeert, maar wat wel invloed op het kind heeft (vrienden van ouders).
Macro systeem: subcultuur, cultuur en overtuigingen
Meest voorkomende kankersoort bij kinderen
ALL: acute lymfatische leukemie
Verder: leukemie, hersentumoren, bottumoren, lymfeklier/lymfomen, levertumoren, nasopharynx carcinoom, neuroblastoom, niertumoren.
Behandeling kanker
Chemo, chirurgie, radiotherapie
Pediatric Medical Stress Model
I. Peri trauma: potentieel trauma
II. Early responses: acute traumatische stress, pijn, verlies etc.
III. Long term: PTSS
Op alle niveau’s zijn verschillende interventies mogelijk.
Kinderen hersentumoren
Problemen met aandacht en geheugen. Late effecten: cognitieve problemen en sociale problematiek - growing into deficit.
Psychosociale gevolgen kinderkanker
Kort: spanning, angst, onzekerheid, verdriet
Lange termijn: angst terugkomen ziekte, meedoen met anderen, anders zijn, achterlopen met school.
Lichamelijke gevolgen kinderkanker
Kort: chemo - haaruitval, misselijk, chirurgie - verminking
Lang: secundaire maligniteiten, hormonale problemen/onvruchtbaarheid, functiestoornissen, vermoeidheid
Specialismen kinderkanker
Pedagogische zorg, educatieve voorzieningen, maatschappelijk werk, psychologen
Pediatric psychosocial preventative health model - Kazak
Pyramide vorm: universal, targeted, clinical
APGAR
Adaptivity, partnership, growth, affectivity, reasoning
HEADDS
Home, education, employement, eating, exrcise, activity/peers, depression, drugs, sexuality, suicide, safety
Dexamethason
Wordt gegeven bij leukemie, kan gedragsproblemen veroorzaken. Ook stemming, slaapproblemen en meer eten.
Verhoogd risico cognitieve problemen
Radiotherapie, adolescenten en verminkingen
Verhoogd risico PTSS bij ouders
Alleenstaande moeders, moeders, extra life events en problematiek voor de diagnose.
PRO’s in klinische praktijk
Shared decision making, monitoren, bespreken en signaleren.
Waarom PRO’s
Verhoogd risico problemen met QoL, systematisch monitoren helpt identificeren van deze problemen, betere communicatie en tevredenheid over zorg, kan negatieve gevoelens/onzekerheid wegnemen, delen scherm tijdens gesprek bevordert patiënt participatie.
Resultaten KLIK
Emotionele/sociale problemen worden vaker besproken, emotionele problemen worden beter gesignaleerd, artsen meer tevreden over consult, consult duurt niet langer en ouders geven KLIK een 8.
Cross-informant variance
Verschil tussen zelf-rapportage en proxy-rapportage.
Domein:
Meer overeenkomsten in zichtbare domeinen (fysieke klachten) en minder overeekomsten in minder zichtbare klachten (sociaal en emotioneel functioneren)
Subgroep:
Gezonde kinderen rapporteren lagere QoL dan ouders en zieke kinderen rapporteren hogere QoL dan ouders.
Benodigde vaardigheden kind voor invullen vragenlijst
Linguïstische vaardigheden, cognitieve vaardigheden en lange termijn denken.
PedsQL domeinen
Sociaal, fysiek, school en emotioneel
Interne consistentie
In hoeverre de items binnen een schaal samenhangen, goede samenhang boven de 0.70.
Cronbach’s alfa.
Discriminante validiteit
In hoeverre testen onderscheid kunnen maken tussen groepen.
Intra Class Correlations
Interbeoordelaar betrouwbaarheid tussen twee of meerdere beoordelaars op dezelfde afhankelijke variabele.
DEZE VAN BELANG SAMEN MET T-TOETS BIJ HARTMAN
<0,40 = matig
0,41 - 0,60 = gemiddeld
0,61 - 0,80 = goed
>0,80 = zeer goed
Resultaten Varni
PedsQL valide instrument voor meten QoL bij kind vanaf 5 jaar. Proxy alleen als primaire uitkomstmaat als kind te ziek of te jong is om de zelf-rapportage af te nemen, anders als secundaire uitkomstmaat.
Discrepantie tussen resultaten QoL onderzoeken bij kinderen
Bij Varni werd onderzoek afgenomen door ouders, bij Bastiaansen en Hartman door anderen.
Onderzoek Ungar
Dyadisch interview beter in staat om multifactorieel beeld van kind neer te zetten dan zelf of proxy.
Discrepantie tussen zelf en proxy
Geen verschil in betrouwbaarheid, maar wel verschil in overeenstemming: meer overeenstemming als de ouders aanwezig zijn.
Mediator
Verklarend
Moderator
Veranderend
Protective factor
Geeft alleen verbetering in stressvolle situatie
Resource factor
Geeft zowel in aanwezigheid als afwezigheid van stress bescherming.
Aantal transseksuele volwassenen
1/10.000 MV, 1/30.000 VM.
Ongeveer de helft van de jongens en meisjes die zich naar een ander geslacht gedraagt wil ook echt het andere geslacht zijn.
Erkenning van GD
Sinds 1977 in Nederland.
Verschillende vormen genderidentiteit
Vroeger: binaire genderidentiteit.
Nu:
Genderfluid - soms man, soms vrouw
Genderneutraal - geen gevoel van geslacht
Pangender - zowel man als vrouw
Percentage kinderen dan GD niet houdt
70%, deel daarvan is hetero, deel daarvan is homo
Factoren die en rol spelen bij persistentie van GD
- Intensiteit van GD
- Hoeveelheid crossgender gedrag
- Persistentie GD (meer in biologische meisjes)
- Een vroege sociale transitie in biologische jongens
- 10-13 jaar is een cruciale leeftijd voor definitieve uitkomsten (veranderingen sociale omgeving, lichamelijke veranderingen en eerste liefdes)
Problematiek GD
Kind: vooral internaliseren (depressie, angst). Ook meer autisme binnen GD.
Adolescenten: angst, depressie, gedragsproblemen, autisme, eetproblemen, suïcide gedachten.
Volwassenen: angst, depressie, suïcide gedachten (30%) en As-2 problematiek. Na geslachtsoperatie minder comorbide psychopathologie, maar nog steeds meer dan in normale populatie.
Watchful waiting (aanpak kinderen <12 jaar)
Kind < 12 jaar ruimte geven om zichzelf te zijn, duidelijk zijn dat dit om crossgender gedrag gaat, probeer contact met leeftijdsgenoten/vrienden eigen geslacht te stimuleren en grenzen stellen aan crossgender gedrag (niet in rokje naar school).
Focus ligt op emotionele, gedrag en familieproblemen en niet op de GD. Op deze manier wordt er niet te snel aan toegegeven, omdat 70% geen GD blijft houden.
Als kind boven de 12 jaar, dan kan over worden gegaan op puberteitsremmers en aanpak bij adolescenten.
Reparative therapy
GD laten verdwijnen
Early social transitioning
Snel overgaan tot overgang bij GD
Aanpak adolescenten
- Diagnostische fase (intake, individuele gesprekken, oudergesprek, psychologisch/psychiatrisch onderzoek, voorlichting hormonen, advies en informed consent)
- Puberteitsremmers: DECAPEPTYL (GnRHa) zodat beslismoment wordt uitgesteld en beter resultaat na de GAB. Niet ontwikkelen van secundaire geslachtsorganen.
Geen comorbiditeit, goede steun en niet roken van belang! - Cross-seks hormonen: verandering naar ander geslacht.
OESTRADIOL - MV (oestrogeen)
SUSTANON - VM (androgeen)
Aanpak volwassenen
- Diagnostische fase (intake, individuele gesprekken, psychologisch/psychiatrisch onderzoek, voorlichting hormonen, advies en informed consent)
- Behandelfase: operatie. Voor operatie patiënt één jaar lang in gewenste sociale rol leven.
VM: mastectomie (verwijderen borsten), hysterectomie (verwijderen baarmoeder met/zonder eierstokken), metaidoioplastiek (kleine penis maken door clitoris te verlengen), falloplastiek (‘echte’ penis maken met/zonder plasbuisverlenging).
MV: vaginaplastiek (diameter penis, soms met huidtransplantatie of darm-vagina plastiek), Facial Feminization Surgery, ademsappelreductie, stemoperatie.
Differentiaal diagnose bij GD
Body dysmorphic disorder, psychose, borderline, ASS, dissociatieve stoornis.
Risicofactoren voor spijt
Inadequate diagnose, ontgoochelende sociale transitie fase, negatieve uitkomsten chirurgie, twijfel vooraf bij patiënt.
Evidence based medicine
Klinisch handelen dient te worden gebaseerd op gedocumenteerde effectiviteit en doelmatigheid.
Evidence based practice
Valt niet alleen behandeling onder, maar ook diagnostiek en hoe je met patiënten omgaat en om dit allemaal zo veel mogelijk op wetenschappelijk praktijk.
Evidence based treatment
Behandeling die je uitvoert zoveel mogelijk gebaseerd op de wetenschappelijke praktijk.
Evidence based assessment
Testinstrumenten valide en betrouwbaar.
Fetal programming hypothesis
De omgeving in de baarmoeder kan de ontwikkeling van de foetus beïnvloeden (geen gen-omgeving interactie, maar atypische gebeurtenissen zijn de oorzaak). Genen leiden de ontwikkeling, de omgeving beïnvloedt deze.
Mismatch theorie
Discrepantie tussen leven in de baarmoeder (bijvoorbeeld weinig eten) en echte wereld (veel eten) zorgen voor problemen (zoals HVZ).
Epigenetica
Verandering van fenotype zonder verandering van het genotype. Het is nurture affecting nature.
Negatieve invloeden per trimester
1e trimester: hartfalen, doof, genitale abnormaliteiten
2e en 3e trimester: somatische groei storing, laag geboortegewicht en skelet abnormaliteiten.
Barker hypothese
Kinderen met laag geboortegewicht door ondervoeding tijdens zwangerschap verhoogde kans op HVZ en DM op latere leeftijd.
Invloed van stress op de foetus
Cortisol wordt normaal tegengehouden door de placenta, maar bij teveel stress of door het niet adequaat tegenhouden van de cortisol komt dit bij de foetus terecht. Daarnaast zorgt cortisol bij de moeder voor verslechtering in de slagaderlijke stroom tussen moeder en foetus.
Kind raakt gewend aan omgeving met veel cortisol, deze mate past na de geboorte niet bij de omgeving. Daardoor kan het kind bij een moeilijke/stressvolle situatie ineens heel veel cortisol aanmaken.
Problemen tijdens leven van het kind bij moeder met veel stress
Baby: negatief temperament, negatieve reacties bij nieuwe situaties, meer huilen, slaapproblemen.
Peuter/kleuter: gedragsproblemen, negatief temperament, druk, rusteloos, problemen met aandacht regulatie
Basisschool/puberteit: gedrags- en emotionele problemen, aandacht en concentratieproblemen, hyperactiviteit, cognitieve problemen, lagere mentale en motorische ontwikkelingsscores op intelligentietests, minder goed presteren op leer- en geheugentaken en lagere schoolcijfers.
Andere factoren die een rol kunnen spelen naast de fetal programming hypothesis.
Genetische factoren: moeder voor zwangerschap al emotionele klachten, 80% van depressieve klachten is chronisch en keert terug. (problemen kind niet door blootstelling aan prenatale stress)
Rater bias: moeder heeft negatieve perceptie van kind (anders interpreteren van gedrag en negatieve perceptie)
Roken
Alcohol
Emotionele klachten kunnen tot mindere ouder-kind interactie leiden.
Kempenonderzoek
Zwangeren vragenlijsten over depressie en angst.
Klachten 1e trimester: internaliserende gedragsproblemen bij jongens.
Klachten 3e trimester: totale/internaliserende/externaliserende gedragsproblemen bij meisjes.
Studie 2: meisjes van moeders met veel emotionele klachten hogere cortisolniveaus.
Studie 3: meisjes van moeders met veel stress laten meer internaliserende gedragsproblemen zien als de moeder minder structuur bieden tijdens de taak en meer vijandigheid vertonen.
Beschermende factoren stress bij moeder
Steun, ontspanning, sensitieve ouder-kind interactie na de bevalling en positief temperament van het kind.
Overgewicht kind
BMI > 25: overgewicht (tussen 85-95e percentiel)
BMI > 30: obesitas (boven 95e percentiel)
BMI > 40: morbide obesitas
(BMI < 18: ondergewicht)
Overgewicht is vanaf jaren 80 toegenomen. Kijken naar de groeicurve bij kind in plaats van BMI (vetverdeling verandert namelijk tijdens de ontwikkeling): groeicurve neemt lengte, gewicht, geslacht en leeftijd mee. Maar 2% van obesitas is erfelijk aangelegd. Obesitas is een medisch criterium: overmaat aan vetweefsel.
Wat zijn de kenmerken van het metabole syndroom
- Centrale obesitas
- 2 of meer van de volgende symptomen: verhoogde triglyceriden, laag HDL, verhoogde bloeddruk en verhoogde nuchter bloedglucose.
Ontstaan overgewicht
Normale reactie op dikmakende omgeving, de oorzak is een langdurige positieve energiebalans. Soms is de energiebehoefte van een kind niet goed ingesteld, kan soms zelfs dik worden als het kind overwegend gezond eet - ieder kind is uniek.
Rol van professional
Faciliteren in dienst van het proces van de ouders en het kind, coachen (in plaats van behandelen) en inspireren (in plaats van dirigeren). Belemmerende en succesfactoren benoemen is daarin van belang.
Adiposity rebound
Tijdens het eerste levenjaar stijgt de BMI, tussen 4 en 6 neemt deze af en neemt daarna weer toe.
Bekend is dat bij kinderen met ‘early timing’, waarbij het BMI eerder toeneemt dan bij adiposity rebound, dat deze meer kans hebben op het ontwikkelen van obesitas op latere leeftijd.
Ideaal leerproces bij obesitas
Zelfregulerend gedrag aanleren. Meer controle van de ouders leidt namelijk tot minder zelfregulatie vaardigheden.
Interventies overgewicht
Voedingsadviezen, bewegingsprogramma’s, gedragstherapie, ouderbegeleiding, residentiele behandeling, chirurgische en medicamenteuze behandeling. Gecombineerde levensstijl interventies effectief en community based/gezinsprogramma’s effectiever dan schoolprogramma’s.
Van belang is faciliteiten van proces, coachen in plaats van behandelen en inspireren in plaats van dirigeren.
Multidisciplinair behandelconcept van Braet
Door aangepaste voedings en bwegingspatroon een blijvende gedragsverandering bewerkstelligen die blijvend is, door middel van gedragstherapeutische technieken en zelfregulatie vaardigheden. Doel is gewichtsstagnatie.
Andere onderdelen: anders eten, meer bewegen, psycho educatie en follow up.
Chirurgische methoden
Depressie en suïcide nemen niet af, binge eating blijft, veel neveneffecten (tekort vitaminen), verhoogde kans op complicaties, verhoogde kans op mortaliteit.
Contigente wederkerigheid
Interactie tussen moeder en kind tijdens voedingsrelatie. Kind communiceert zijn behoeftes en moeder reageert hier sensitief op.
% problemen tijdens speenperiode
20-30%
Failure to thrive
4% van de kinderen heeft eetproblemen in zo’n mate dat het invloed heeft op de groei van het kind.
Somatisch-symptoom stoornis
Een of meerdere klachten waar de betrokkene onder lijdt, of die het dagelijks leven in significante mate verstoren.
Excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen samenhangend met de lichamelijk klachten:
- Disproportionele/persisterende gedachten over ernst van de klachten
- Persisterende hoge mate van ongerustheid over gezondheid
- Excessief veel tijd en energie besteden aan de symptomen of gezondheid
Specificeer: met pijn (was eerst pijnstoornis), nadruk ligt op lijdensdruk in plaats van functieverlies.
Conversistoornis
Symptomen van verandering in willekeurige motorische of sensorische functies.
Functionele klachten volgens PAZ/LVMP
Klacht moet objectief waarneembaar zijn (dus niet pijn), moet een functie voor het kind hebben en moeten bij voorkeur aanwijzingen van psychogene factoren hebben.
Medisch onverklaarde somatische symptomen (Husain)
Klachten hoeven NIET objectief of zichtbaar gemaakt te worden.
Indeling clusters: neurologisch, cardiovasculair, gastro-intestinaal of pijn/zwakte.