Pearson

Question 1

Cortisol

Answer 1

Een corticosteroïde die bij de fight-or-flightreactie wordt gevormd.

Question 2

Copingstrategie

Answer 2

Manier om stressvolle situaties te hanteren

Question 3

Social Readjustment Rating Scale (SRRS)

Answer 3

Psychologische kwalificatieschaal die wordt gebruikt om stressniveaus te meten door middel van de waarde die iemand hecht aan veranderingen die veel mensen tijdens hun leven meemaken.

Elke gebeurtenis heeft een aantal Life Changing Units (LCU)

43 gebeurtenissen

Question 4

Stressor

Answer 4

Stressvolle stimulus of situatie

Question 5

Terrorisme

Answer 5

Een type geweld of dreiging dat het werk is van mensen die de maatschappij willen ontwrichten door angst en gevaar te veroorzaken.

Question 6

Posttraumatische stressstoornis (PTSS)

Answer 6

Een angststoornis waarbij de stressreactie volgend op situaties waarbij er sprake is van levensbedreiging, ernstig lichamelijk letsel of een bedreiging van de fysieke integriteit, aanhoudt en het functioneren verstoort. Kenmerkend hierbij is de herbeleving van de emotionele, cognitieve en gedragsmatige aspecten van een trauma dat eerder is ondergaan, terwijl geprobeerd wordt prikkels die deze herbeleving kunnen veroorzaken te vermijden.

Question 7

Sociale vergelijking

Answer 7

Een type cognitieve herstructurering waarbij de betrokkene vergelijkingen maakt tussen zichzelf en anderen in soortgelijke situaties.

Opwaarts & neerwaarts

Question 8

Secundaire controle

Answer 8

Inspanningen die zijn gericht op het beheersen van individuele reacties op externe gebeurtenissen.

Vooral in het Oosten

Question 9

Coping

Answer 9

Actie ondernemen om de oorzaken van stress te verminderen of weg te nemen.

Question 10

Tend-and-befriend

Answer 10

Model over stressreacties waarin wordt gesteld dat vrouwen biologisch zijn voorbestemd tot een reactie op bedreiging waarbij nakomelingen worden gekoesterd en beschermd en waarbij sociale ondersteuning wordt gezocht.

Shelley Taylor

Question 11

Integratie (in rouwproces)

Answer 11

De laatste fase van rouw waarin het verlies in het zelf wordt opgenomen.

Question 12

Opwaartse sociale vergelijking

Answer 12

Vergelijkingen tussen de eigen stressvolle situatie en die van anderen in een soortgelijke situatie die een effectievere wijze van coping hebben; het doel is van het voorbeeld van anderen te leren.

Question 13

Optimisme

Answer 13

Een houding waarbij stressoren over het algemeen worden geïnterpreteerd als specifiek, situationeel en tijdelijk.

Question 14

Ergernis

Answer 14

Situatie die enige irritatie of frustratie veroorzaakt.

Question 15

Miskende rouw

Answer 15

De emotie rond een verlies die niet door anderen wordt ondersteund, gedeeld of begrepen.

Question 16

Mindfulness

Answer 16

Het met een nieuwsgierige, oordeelvrije en accepterende houding richten van aandacht op directe ervaringen, in het bijzonder psychologische processen als gedachten en gevoelens.

Question 17

Job engagement

Answer 17

Het gevoel als werknemer onderdeel uit te maken van een betekenisvolle werkomgeving waar je bijdrage wordt gewaardeerd en evenredig wordt beloond (het tegenovergestelde van burn-out).

Question 18

Sociale steun

Answer 18

De steun die iemand van anderen ontvangt bij het hanteren van stressvolle situaties.

Question 19

Mensen die externaliseren

Answer 19

Mensen met een externe locus of control, die geloven dat ze weinig invloed hebben op de resultaten van hun leven.

Question 20

Piekeren

Answer 20

Blijven stilstaan bij negatieve gedachten in reactie op stress; dit is gedrag dat het afweerstelsel aantast.

Question 21

Maatschappelijke stressor

Answer 21

Stressvolle omstandigheid die haar oorsprong vindt in onze sociale, culturele of economische omgeving.

Question 22

Stress

Answer 22

Een lichamelijke en psychische respons op een uitdaging of een bedreigende situatie.

Question 23

Neerwaartse sociale vergelijking

Answer 23

Vergelijkingen tussen de eigen stressvolle situatie en die van anderen in een soortgelijke situatie die slechter af zijn; het gevolg is dat men een positiever perspectief op de eigen situatie krijgt.

Question 24

Catastrofale gebeurtenis

Answer 24

Een plotselinge, gewelddadige ramp - hetzij ontstaan ten gevolge van een natuurlijk fenomeen, hetzij door de mens aangericht - die een trauma veroorzaakt.

Question 25

Telomeer

Answer 25

DNA-eiwitcomplex dat het uiteinde van een chromosoom inkapselt en het DNA beschermt tegen beschadiging.

Question 26

Probleemgerichte coping

Answer 26

Actie die wordt ondernomen om een stressor te begrijpen en een oplossing te vinden voor het probleem dat gerelateerd is aan de stressor.

Question 27

Acute stress

Answer 27

Een tijdelijk, kortdurend, patroon van arousal als reactie op een stressor, met een duidelijk begin en een beperkte duur.

Question 28

Moderator

Answer 28

Factor die voorkómt dat een stressor stress veroorzaakt.

Question 29

Positievere keuzes op het gebied van levenswijze

Answer 29

Patronen die bescherming bieden tegen stress en ziekte.

Question 30

Immunosuppressie

Answer 30

Verminderde werking van het immuunsysteem als gevolg van de onderdrukking (suppressie) van de immuniteitsreactie.

Question 31

Psychoneuro-immunologie

Answer 31

Multidisciplinair vakgebied waarin de invloed van de psychische toestand op het afweerstelsel wordt onderzocht.

Question 32

Locus of control

Answer 32

de mate waarin een persoon zijn gedrag toeschrijft aan interne of externe oorzaken

Question 33

Cognitieve beoordeling

Answer 33

Onze interpretatie van een stimulus (bijvoorbeeld een stressor) en onze middelen die helpen om te gaan met deze interpretatie.

Question 34

Veerkracht

Answer 34

Iemands capaciteit om zich aan te passen en welzijn te bereiken, in weerwil van ernstige bedreigingen van de ontwikkeling.

Question 35

Subjectief welbevinden (SWB)

Answer 35

De manier waarop een individu zijn of haar leven beoordeelt, inclusief cognitieve en emotionele reacties. Over het algemeen ‘geluk’ genoemd.

Question 36

Uitputtingsfase

Answer 36

Het derde stadium van het aanpassingssyndroom, waarin het lichaam zijn hulpbronnen volkomen uitput.

Question 37

Levensverhaal (self-narrative)

Answer 37

Het ‘verhaal’ dat iemand over zichzelf vertelt. Levensverhalen geven iemand een gevoel van continuïteit en samenhang in de loop van de tijd.

Question 38

Secundaire traumatisering

Answer 38

Hevige stress die wordt veroorzaakt door blootstelling aan traumatische beelden of aan verhalen die tot gevolg hebben dat de waarnemer zich met de oorzaak van de stress gaat bezighouden.

Question 39

Zingeving

Answer 39

Eén aspect van het zoeken naar betekenis in een stressvolle situatie, waarbij de stressor wordt beleefd op een wijze die overeenkomt met onze verwachting dat de wereld voorspelbaar, controleerbaar en niet willekeurig is.

Question 40

Aangeleerde hulpeloosheid

Answer 40

Een verschijnsel waarbij iemand geleerd heeft negatieve gebeurtenissen toe te schrijven aan zijn eigen persoonlijke gebreken of aan externe omstandigheden waarover hij zelf geen controle denkt te hebben. Van mensen met aangeleerde hulpeloosheid wordt gedacht dat ze een extreme externe locus of control hebben.

Question 41

Rouw

Answer 41

De emotionele reactie op verlies, die onder meer bestaat uit verdriet, woede, machteloosheid, schuldgevoel en wanhoop.

Question 42

Afweer

Answer 42

Inspanningen verrichten om de symptomen van stress of het bewustzijn van stress te verminderen.

Question 43

Oxytocine

Answer 43

Een hormoon dat (zowel door vrouwen als mannen) wordt gevormd in reactie op een stressor. Dit hormoon blijkt een bufferfunctie te hebben bij sociale stress. Daarnaast heeft het een functie als zogenaamd ‘gelukshormoon’.

Question 44

Alarmfase

Answer 44

Het eerste stadium van het aanpassingssyndroom, waarin het lichaam zijn hulpbronnen mobiliseert om de stressor het hoofd te bieden.

Question 45

Cognitieve herstructurering

Answer 45

Het herbeoordelen van een stressor met het doel deze vanuit een positiever perspectief te beschouwen.

Question 46

Primaire controle

Answer 46

Inspanningen die zijn gericht op het aansturen van externe gebeurtenissen.

Question 47

Weerbaarheid

Answer 47

Houding van weerstand tegen stress, die is gebaseerd op een gevoel van uitdaging (positief staan tegenover verandering), toewijding (doelgerichte activiteit) en controle (het in stand houden van een interne richtlijn voor het handelen).

Question 48

Algemeen aanpassingssyndroom

Answer 48

Algemeen patroon van lichamelijke responsen waardoor het lichaam in essentie op elke ernstige chronische stressor op dezelfde manier reageert.

Question 49

Emotiegerichte coping

Answer 49

Het reguleren van je emotionele reactie op een stressor.

Question 50

Fight-or-flightreactie

Answer 50

Reeks interne processen die het organisme voorbereiden op een gevecht of vlucht, en die in gang wordt gezet als een situatie als bedreigend wordt geïnterpreteerd.

Question 51

Weerstandsfase

Answer 51

Het tweede stadium van het aanpassingssyndroom, waarin het lichaam zich lijkt aan te passen aan de aanwezigheid van de stressor.

Question 52

Burn-out

Answer 52

Syndroom van emotionele uitputting, depersonalisatie en verminderde prestaties; houdt vaak verband met het werk.

Question 53

Compassiemoeheid

Answer 53

Toestand van psychologische uitputting die verzorgers na langdurig contact met lijdende cliënten gestrest, verdoofd of onverschillig maakt.

Question 54

Zoeken naar een positieve betekenis

Answer 54

De tweede fase van het zoeken naar betekenis in een stressvolle situatie, waarbij de situatie uiteindelijk zo wordt beleefd dat de stressor als zinvol wordt beschouwd en uit de situatie nog iets positiefs gehaald kan worden.

Question 55

Chronische stressor

Answer 55

Toestand van stressvolle arousal die langere tijd aanhoudt.

Question 56

Mensen die internaliseren

Answer 56

Mensen met een interne locus of control, die geloven dat ze veel invloed hebben op de resultaten van hun leven.

Question 57

Type A

Answer 57

Gedragspatroon dat wordt gekenmerkt door intense, agressieve, competitieve of perfectionistische reacties op gebeurtenissen in het leven.

Question 58

Distress

Answer 58

Een belastende emotionele, cognitieve en/of gedragsmatige reactie, die veroorzaakt wordt door een externe stressor, en die onderdeel kan zijn van stress.

Question 59

Traumatische stressor

Answer 59

Een situatie die iemands geestelijke of lichamelijke veiligheid bedreigt en daardoor gevoelens van angst, afschuw of hulpeloosheid oproept.