PB Kijken naar het individu Flashcards

1
Q

Omschrijving ASS

A
  • extreme mate van unresponsiveness
  • slechte communicatieve vaardigheden
  • hoge mate van repetitieve handelingen (lang focus 1 ding)
  • hoge mate van star gedrag vertonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ASS in PO

A
  • Samenspelen lastig
  • Zetten zichzelf buiten de groep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is echolalie

A

Dwangmatig herhalen van woorden of zinnen van iemand anders (filmpje)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verdeling man/vrouw

A

80% man - 20% vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

CHAT (checklist for autism in toddlers)

A
  • Peek a Boo
  • Thee zetten (fantasie)
  • Aankijken
  • Declaratief aanwijzen (dingen niet kunnen aanwijzen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is savant gedrag

A
  • 1:10
  • Bijzonder geestelijk vermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vroeger reden ASS

A

Koelkast ouders
- Koude omgeving
- Geen affectie
- Vooral schuld moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Reden ASS (biologisch)

A
  • Vergroot cerebellum
  • Betrokken bij aandachtsverdeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Erfelijkheid ASS

A
  • Speelt een grote rol
  • Broer of zus 200x
  • Familie vaak kenmerken van ASS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Theory of mind ASS

A

Het vermogen om een idee te vormen van het perspectief van anderen en zichzelf op gebeurtenissen en situaties. Dit vermogen brengt de vaardigheid met zich mee om te beseffen dat de eigen opvatingen, verlangens en emoties kunnen afwijken van de ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat laat de Sally-Ann test zien ASS

A
  • 2 poppen met doosje en mand, knikker verplaatsen wanneer 1 pop weg is
  • Kan zich niet inleven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eye-gazing test ASS

A
  • normaal kijken naar gezicht/ogen
  • ASS kijkt naar mond
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eye-gazing test betekend ASS

A

Door focus op mond verlies je 90% van relevante informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Implicatie voor lesgeven, ASS

A
  • Stap-voor-stap aanpak
  • consistente routines
  • Visuele hulpmiddelen
  • Isoleer relevante informatie
  • Structureer je gymzaal
  • Concrete instructies
  • Spreek verwachtingen uit
  • Overdrijf, langzaam
  • Voeg het gebaar bij het woord
  • Geen moeilijke uitleg
  • Expliciet leren (effectiever dan impliciet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Omschrijving ODD/CD

A
  • Meest interpersoonlijke destructieve en emotioneel schadelijke stoornis
  • Gemis van emotionele hechting naar anderen
  • prevalentie = 0,7% van totale populatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gedragingen ODD/CD

A
  • Uiten emoties overduidelijk (schelden, vloeken)
  • Uitslaan naar fysieke uitingen
  • Komen intelligent/charmant over
  • Praten slecht gedrag recht
  • Komen eerlijk en oprecht overkomen
  • Manipuleren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ODD =

A

Oppositionele gedragstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

CD =

A

Antisociale gedragstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Uitingen in PO ODD/CD

A
  • heftig en/of impulsief (fysiek)
  • Nauwelijks corrigeerbaar
  • Verzet tegen regels/insturcties
  • weinig last van schuld/schaamte
  • Andere schuld geven
  • Exentrisieke motivatie: niet sociaal, wel spul
  • Pester
  • Spijbelt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Erfelijk of milieu? ODD/CD

A

Beide:
- erfelijk speelt een rol
- maar milieu heeft invloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Biologische verklaring ODD/CD

A
  • Prefrontale cortex is +/- 11% kleiner
  • Emotionele arousal is laag
  • Zelfcontrole is laag
  • Hartslag is laag
  • Zoekt naar opwinding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Cognitief perspectief ODD/CD

A
  • Lange termijn gevolgen moeilijk in te schatten
  • Pre-forntale cortex klein - plannen en anticiperen lastig (nu 20 of later 500)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Psychodynamisch verklaring ongenuanceerd ODD/CD

A

Mensen zonder geweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Psychodynamisch verklaring genuanceerd ODD/CD

A

Superego niet goed uitontwikkeld (superego = onderdrukt impulsief gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Schachter-Latane onderzoek blijkt
- Doolhof - Als elektrische schokken niet helpen dan werkt een time-out ook niet
26
Imlicaties voor het lesgeven ODD/CD
- Waarde van straf = weinig - De-escalerend optreden
27
De-escalerend optreden (mild) ODD/CD
1. Geef ruimte om stoom af te blazen 2. Geef complimenten waar mogelijl 3. Informatie geven en vragen stellen (Pre-frontale cortex activeren) 4. Oplossing of perspectief bieden 5. Positief afsluiten
28
De-escalerend optreden (heftig) ODD/CD
1. Grenzenstellen (ik-opdracht) 2. Oplossing / keuze bieden 3. Afronden (maak afspraak)
29
Wanneer fysiek ingrijpen ODD/CD
- Alleen als niet anders kan Rechter kijkt naar: 1. Proportionaliteit (niet erger dan intentie) 2. Subsidiariteit (was dit enige optie)
30
Tricks ODD/CD
- Bewust zijn van ernst/hartnekkigheid - De-escalatie technieken - Positief klassenklimaat/succeservaringen - Complimenteer/vermijd open kritiek
31
Depresiviteit bij jongens
Vaker externaliserend gedrag
32
Depresiviteit bij meiden
Vaker internaliserend gedrag
33
Normale sombere gevoelens DEP
- Iets vertrouwd achterlaten - Rouwperiode na life-events
34
Wanneer worden sombere gevoelens zorgelijk DEP
- Schommelingen in stemming duren abnormaal lang - Geen duidelijke aanleiding - Intense depressieve gevoelens - (vaak) gedachten aan de dood
35
Emotionele symptomen (DEP)
- Verdrietg - Hopeloos - Zorgen maken - Teneergeslagen - Geen plezier kunnen maken
36
Cognitieve symptomen DEP
Negatieve gedachten over: - Zichzelf - De wereld - De eigen toekomst
37
Motivationele symptomen DEP
- Verlies aan interesse - Geen drive voelen - Moeite om ook maar iets op te starten
38
Somatische symptomen DEP
Symptomen van lichaam - Verlies eetlust - gebrek aan energie - Slaapproblemen - Gewichtsverlies / toename
39
Depressie symptomen DSM-V
Niet 1x maar vaak: 1. Sombere stemming 2. Verminderde interesse/plezier in alle activiteiten 3. Insomnia of hypersomnia 4. Significante gewichts-verlies/toename 5. Psychomotorische agitatie (lichaam = rusteloos) 6. Vermoeidheid of verlies van energie 7. Gevoelens van waardeloosheid of onterechte schuldgevoelens 8. Verminderd vermogen tot nadenken/concentreren/besluiteloosheid 9. Recidiverende gedachten aan de dood
40
Bipolair DEP
Depresief - manisch - normaal
41
Kenmerken manisch DEP
- Psychotische kenmerken - Hele wereld aan kunnen (euforie) - Extreem opgewonden,energiek - Grootheidsideeën - Verminderde slaapbehoefte
42
Prevalentie DEP
- 10%m 20%v een depressieve periode in het leven - 3-8% 12 tot 18jaar - 1-2% 12- jaar
43
Kenmerken babies DEP
- Huil-en protestgedrag - Eet- en slaapproblemen - Ontwikkelingsachterstand - Hechtingsproblemen
44
Kenmerken peuters/kleuter DEP
Verdriet Prikkelbaarheid Agitatie Angst Overaangepast Geremd
45
Kenmerken PO leeftijd DEP
Nergens zin in hebben Zomaar huilen Eetproblemen ‘’niemand vindT mij aardig’’ Preoccupatie met ziekte/dood Suïcidale gedachten
46
Biologische oorzaak DEP
Prefrontale cortext minder doorbloed Hormonale invloed: ontregeld?? Comorbiteit (gelinkt aan andere stoornissen)
47
Psychologische verklaring DEP
Vroege trauma Onvoldoende aandacht voor psychologische hulp Negatief zelfbeeld Beperkte oplossingsvaardigheden
48
Cognitieve verklaring DEP
Interpretaties depressief kleuren Aangeleerde hulpeloosheid Negatieve bevestigende voorspelling Laag zelfbeeld Zelf bestraffende uitspraken
49
Sociale factoren DEP
Gepest worden/zijn Weinig sociale steun Gebrek aan contact met peers
50
Tips DEP
1. Oordeel niet, luister empatisch 2. Wees terughoudend met afviezen 3. Geef aandacht (contact houden) 4. Verwacht geen interesse 5. Geef aan dat depressieve niet zichzelf is 6. Zorg goed voor jezelf (grenzen aangeven) 7. Sociale activiteiten samendoen 8. Professionele hulp zoeken 9. Durf naar zelfmoord te vragen 10. Niet wegschrijven
51
Hechting stoornis
Angst om verlaten, gekwetst of afgewezen te worden
52
Geremde HS
Vermijden contact, onveilig voelen
53
Ontremde HS
Te snel hechten/claimen
54
Veilig gehecht HS
Goede balans exploreren, nabijheid zoeken Goede zelfregulatie Eenkennigheid (gezond bang) Ouders: gevoelig responsief
55
Angstig-vermijdend, onveilig gehecht HS
Angst voor afwijzing Weinig vertrouwen in beschikbaarheid hechtingsfiguur Allemans vriend Ouders: consistent niet responsief
56
Angstig afwerend, ambivalent gehecht HS
Onzeker over beschikbaarheid hechtingsfiguur Niet exploreren, wel vastklampen Ouders: onregelmatig responsief
57
Gedesorganiseerd gehecht
Tegenstrijdige en moeilijk te duiden reacties Toenaderen <> afwenden Angstig en verward Ouders: Totaal onvoorspelbaar en paradoxaal
58
Gedragskenmerken 1 HS
- Geen leeftijdsadequate relatievormen ontwikkeld - Geremd of ongeremd in sociale interactie - Onvermogen om gepast te reageren - Gedrag: overdreven, ambivalent of tegenstrijdig
59
Gedragskenmerken 2 HS
- Vermijden fysiek contact - Vastklamen aan 1 persoon (ouder) - Sterke drang naar onafhankelijkheid
60
Hechtings theorieë
- Lorentz = inprenting - Harlow = aapje (geen kritische Hperiode) - Bowlby = behoefte aan veiligheid en zekerheid -- verkennen vanuit veilige basis
61
Oorzaak HS volgens DSM-V
- Veronachtzaming basale emotionele behoeftes - Veronachtzaming lichamelijke behoeftes - Herhaalde wisseling van primaire verzorger (geen stabiele hechting gevormd)
62
Sociaal-psychologische verklaring HS
Vroegkinderlijke verwaarlozing: - Emotionele verwaarlozing - Verwaarlozing mbt verzorging en voeding
63
Fasen affectief verwaarlozingssyndroom HS
1. Kind ervaart verwaarlozing 2. Geleidelijk afsluiten affectiebehoefte 3. Kind verzet zich tegen affectie 4. Schijnaanpassing (controle houden) 5. Mensen testen op affectie door vertrouwen schenden 6. Door schenden - verwerping waardoor minder vertrouwen
64
Tips HS
- Creëer een veilige en gestructureerde leef/leer omgeving - Duidelijke verwachtingen en grenzen - Zorg voor succeservaring
65
Valkuilen HS
- Gemis aan affectie opvullen - Partijdigheid voor kind
66
Dubbele ijsberg McLelland
Wat je op 1 oogslag kan zien is niet alles: Boven ijsberg: gedrag Onder ijsberg: Reden van gedrag Verschil tussen mensen
67
ADHD DSM-V
a) Onoplettendheid (ADD) b) Hyperactiviteit c) Combinatie a + b (light, medium, heavy)
68
ADHD =
Attention Deficit Hyperactivity Disorder (= een brain management dysfunctie)
69
Prevelentie ADHD
- 7-10% totale populatie - 4:1 jongens : meisjes
70
ADHD jongens en meisjes
Jongens: impuslief en agressief Meisjes: onoplettendheid
71
Gevolg ADHD
- Bezigheidsproblematiek - Familiare problematiek - Emotionele problematiek - Interpersoonlijke problematiek
72
ADHD moeite met?
- Tijdsplanning - Taak op gang houden - Starten van een activiteit - Op tijd afronden
73
Emotiemanagement ADHD
- Irriteren aan repetitieve geluiden - What will happen if..... (auto voorbeeld)
73
Biologsiche verklaring ADHD
- Brein 10% kleiner - Lange termijn = goed - Korte termijn = slecht - Axonen gaat iets mis
74
ADHD axonen
- Weinig dopamine (neurotransmitters) - Stofzuiger werken te goed - Ritalin blokeert stofzuigers - Doordat t lang duurt signalen snel afgeleid
74
Ritalin ADHD
Werkt niet voor iedereen 70% wel
74
Erfelijk of milieu
- Concordantie speelt een rol (minder als ASS en ODD/CD) - Omgevingsfactoren lijken rol te spelen - Veel invloed als lesgever, structuur
75
Handeling stips ADHD
1. Spreek helderen verwachtingen uit 2. Direct verwachte gedrag aanleren 3. Aandacht aan gewenste gedrag 4. Korte en heldere aanwijzingen 5. Aandachtsignaal 6. Leg consequenties uit voor slecht gedrag
76
Pedagogische tips ADHD
1. Complimenteer 2. Verwijder afleidende voorwerpen
77
Didactische tips ADHD
1. Duidelijke structuur met kop en staart 2. Schep verwachting (lesdoelen) 3. Duidelijk welk materiaal gebruikt word 4. Check of info binnen is (individueel) 5. Peers kunnen helpen
78
Angstoornis 3 componenten
1. Pyschologisch (gevoel van vrees/zorg) 2. Motorisch (hyperactiviteit,overreageren) 3. Fysiologisch (HS, ademhaling ^, zweten)
79
Angstoornis =
Angstige mensen: problemen in denken, voelen en handelen
80
Angststoornis: denken, voelen, handelen
1. denken: negatief zelfbeeld, angst gedachten nemen veel ruimte in (piekeren) 2. Voelen: minderwaardigheidsgevoel, bang voor ordeel anderen 3. Handelen: geen initiatief sociale interacties, coping strategieën (clownesk)
81
Angsten binnen PO
- Sociale angst - Angst bepaalde taak (balanceren, hoogte) - Faalangst - Seperatieangst
82
2 oorzaken angstoornissen
1. Je keurt delen in jezelf af 2. Je neemt de afkeuring van andere mensen over
83
OCD =
een angstoornis als ik iets niet doe (paal aanraken) gebeurt er iets slechts
84
Paniekstoornis =
- angstoornis - uit zich in paniekaanvallen - bang oor het bang zijn
85
Cognitieve active faalangst
- heel hard werken echter resultaat is nooit goed genoed
86
Cognitieve passieve faalangst
- Hoe meer je inspant hoe groter teleurstelling - Dus dan maar niets doen
87
Sociale faalangst
- angst bij sociale taken - angst om af te gaan of niet goed genoeg te doen
88
Motorische faalangst
- Blokkeert vloeiende bewegingsuitvoeringen - Zichzelf versterkend proces (zie je nou wel ik kan het niet)
89
Erfelijk of milieu Angst stoornis
- Eigenlijk alleen milieu - Behalve bij OCD
90
Oorzaak van angst stoornissen
- Omgeving - Ervaringen
91
Tips ansgten
1. erken angst 2. Veel positieve bevestiging 3. Creëer succeservaring 4. Veilige setting/kleine stapjes 5. Is aangeleerd dus kan afgeleerd worden
92
Tips faalangst
1. heb geduld, verwacht kleine stapjes 2. Actie geslaagd dit komt door leerling 3. Leer de leerling oplossing zelf vinden 4. Leerling heeft controle niks moeten, wel proberen
93
Gegeneraliseerde angststoornis (G.A.S.)
Overkoepelend voor andere angsten
94
Seperatieangst
-Hechtingsstoornis
95
Sociale angstoornis
- vermijdingsgedrag - angst voor sociale rollen/functioneren
96
Specifieke/enkelvoudige fobie
- Gesloten ruimte - Een dier - Trampoline - etc.
97
Selectief mutisme
Hardnekkig zwijgen in sommige sociale situaties
98
PTSS
word ook onder angstoornis gerekend