PAV Flashcards
1
Q
Sparen
A
Je geld bijhouden voor later
2
Q
Besteden
A
Je geld uitgeven
3
Q
Geldklopperij
A
Iets te duur verkopen
4
Q
Geldzucht
A
Altijd maar meer geld willen
5
Q
Geldschieter
A
Sponser
6
Q
Rente
A
% dat je geld op je spaarrekening opbrengt
7
Q
Witwassen
A
Zwart geld uitgeven
8
Q
Wisselkoers
A
De waarde van een vreemde munt t.o.v. de euro
9
Q
Zwart geld
A
Geld dat niet is aangegeven, er zijn geen belastingen er op betaald.
10
Q
Het geld door de ramen gooien
A
Verkwisten, verspillen
11
Q
Waar geld spreekt, zwijgt de waarheid
A
Geld kan ervoor zorgen dat men de waarheid verzwijgt
12
Q
Op zijn geld zitten
A
zeer zuinig zijn
13
Q
Geld moet rollen
A
Geld moet uitgegeven worden
14
Q
Dat is geen cent waard
A
Dat is waardeloos.
15
Q
Dat is een fluitje van een cent
A
Dat is gemakkelijk, dat stelt niets voor.