Pathologie thema 2 Flashcards

1
Q

Welke definitie van gezondheid heeft het WHO? Uit welk jaartal komt deze definitie?

A

“Een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of ander lichamelijke gebreken.”
Het jaar: 1948

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarvan is de kijk op ziekte afhankelijk?

A
  1. cultuur
  2. godsdienst
  3. beleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de verschillende betekenissen van ziekte? (3 dingen)

A
  1. Je hebt een ziekte: de diagnose is door een arts gesteld het is duidelijk wat je hebt.
  2. Je voelt je ziek: de beleving van ziekte, een ziek gevoel hebben.
  3. Je bent ziek: de toestand waarin je je bevindt, je meld je ziek, je gaat niet naar een feestje omdat je ziek bent.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de definitie van ziekte? Wat is ziekteleer/weer heeft het betrekking op?

A

“Een lichamelijke of geestelijke stoornis in het functioneren van een organisme, niet veroorzaakt door letsel”
Heeft betrekking op ziektes die objectief vast te stellen zijn. (homoseksualiteit dus niet, wat in sommige landen wel als ziekte wordt gezien)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de definitie van letsel?

A

Schade aan of in lichaam door geweld van buiten. (Geweld is heel ruim. DE schade hoef niet alleen lichamelijk te zijn, maar kan ook psychisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kun je ziekten indelen?

A
  1. lichamelijk en geestelijk
  2. medisch specialisme
  3. doelgroep
  4. kortdurend en langduren (chronisch)
  5. besmettelijk en niet-besmettelijk
    (De eerste 3 zeggen iets over hoed ze zorg is ingedeeld).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

*Hoe noem je een lichamelijke ziekte?
*Hoe noem je een psychische ziekte?
*Hoe noem je een combinatie van beiden? *Hoe heet de wetenschap die zich met psychische wetenschappen bezighoud?

A

somatisch
psychisch
psychosomatische
psychopathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een morbiditeitsgraad?

A

Een belangrijk kengetal voor ziekte. Het geeft aan hoe vaak een bepaalde ziekte bij een bepaald deel van de bevolking is voorgekomen in een bepaalde periode. (kan uitgebreid worden tot een verdeling in leeftijdscategorieën en regio’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welke drie hoofdstromen kun je de visies op ziekte indelen?

A
  • Traditionele/reguliere benadering -> sterk gericht op het lichaam en de ziekte zelf. Veel laboratoriumonderzoeken, zoveel mogelijk moet wetenschappelijk bewezen worden.
  • Min of meer aanvaarde alternatieve benadering -> niet of nauwelijks wetenschappelijk bewezen. Wel blijken ze soms te werken. Ze worden steeds meer aanvaard en vergoed door verzekeraars () homeopathie & acupunctuur)
  • Andere alternatieve benadering -> wordt niet als vervanging maar als aanvulling gezien op traditionele geneeskunde. Wordt soms vergoed door zorgverzekeraars. (natuurgeneeskunde, gebedsgenezing, aurahealing, hypnotherapie, voetreflexiologie,)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het holistisch mensbeeld en welke 4 stromingen zijn hier van afgeleid (wat houden deze stromingen in)?

A

De lichamelijke, geestelijke en sociale aspecten zijn volgens dit beeld bij een individu sterk met elkaar verbonden. Wanneer één aspect niet goed functioneert heeft dat gevolgen voor de andere aspecten. Hierdoor kan ziekte ontstaan/genezing vertragen.

  • Somatogenie
    Processen in het lichaam zelf zijn oorzaak van ziekte
  • Psychogenie
    Geestelijke factoren spelen (mede) een rol bij het ontstaan van ziekte
  • Sociogenie
    Maatschappelijke en culturele factoren zijn doorslaggevend bij ziekte
  • Stress
    belangrijkste ziekteveroorzaker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is homeopathie?

A

Gebaseerd op het holistisch mensbeeld en het zelf herstellend vermogen van de mens. Ziekte moet genezen worden door dezelfde stof die het veroorzaakt, zodat het zelf herstellend vermogen van het lichaam wordt versterkt -> behandeling met sterk verdunde oplossing van ziekmakende stof (plantaardig/dierlijk). Vaak een universitair opgeleide arts, een homeopaat hoeft niet per se een arts te zijn maar moet minimaal hbo opleiding hebben gevolgd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is acupunctuur?

A

Onderdeel van Chinese geneeskunde. Gebaseerd op holistisch mensbeeld, waarbij energieën door het lichaam stromen. Door twaalf meridianen, die vertakkingen hebben naar alle lichaamsdelen en organen. Verspreid door het lichaam zitten acupunctuurpunten, die corresponderen met organen. Ingebrachte naalden kunnen de energiestroom beïnvloeden. Kan gedaan worden door universitair opgeleide arts of iemand met een hbo opleiding tot acupuncturist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 3 fasen heeft elke ziekte?

A
  • begin
  • behandeling
  • eind/afloop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

kenmerken begin van het ziekteproces

A
  • Acuut: alle verschijnselen zijn meteen in volle omvang aanwezig. Vaak ernstig wanneer er geen snelle behandeling is.
    Of:
  • Sluimerend: Eerst wat ongemakjes en pijntjes die soms snel weer over gaan, maar soms ook niet. Het kan dagen/maanden duren voordat duidelijk wordt dat het om een ziekte gaat.
  • Je kunt de ziekte herkennen aan de ziekteverschijnselen (symptomen).
  • Een aantal symptomen die bij elkaar horen heet een syndroom.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kenmerken van de behandeling

A

Arts stelt diagnose ()duidelijk om welke ziekte het gaat). Hoe lang een behandeling duurt hangt af van de ziekte, conditie, leeftijd, effectiviteit en eventuele andere ziekten. Na de diagnose kan de arts een prognose geven (voorspelling over duur behandeling en herstel, of ziekte te genezen is en eventuele restverschijnselen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kenmerken van het eind en de afloop

A

Manieren waarop het laatste stadium van de ziekte kan eindigen:
* Ziekte verdwijnt volledig op korte of lange termijn.
* Ziekte verdwijnt, maar restverschijnselen blijven achter. (beperking door beroerte)
* Ziekte verdwijnt (gedeeltelijk) niet en is chronisch.
* Ziekte verdwijnt niet, is chronisch en progressief (verergerd bijv: Alzheimer).
* Ziekte is niet te genezen en eindigt binnen bepaalde tijd in overlijden.

Recidieven: ziekte die voorbijgaat maar ook steeds weer terugkomt. (infectie & reuma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij oorzaken van ziekten kun je onderscheid maken in:

A
  • endogene factoren
  • exogene factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Endogene factor:

A

Factor in lichaam zelf:
* aangeboren oorzaak.
* erfelijkheid.
* steriele ontsteking. (ontsteking zonder bacterie van buitenaf)
* Ziekte van het auto-immuunsysteem. (lichaam vernietigt normale, goedaardige cellen die belangrijk zijn voor het functioneren)
* Ongezond leven waardoor lichaam in slechte conditie is met weinig weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Exogene factor

A

Factor buiten lichaam:
* micro-organismen: bacteriën, virussen, schimmels
* slechte hygiënische omstandigheden
* straling die cellen beschadigd/vernietigd (radioactieve straling)
* inslikken of inademen van giftige stoffen
* slechte voeding: tekort aan noodzakelijke voedingstoffen
* schadelijke producten gebruiken: te veel alcohol, drugs, sigaretten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke vier manieren worden gebruikt om een diagnose te stellen?

A
  1. Observatie (kijken/luisteren naar ziekte)
  2. Lichamelijk onderzoek
  3. Laboratoriumonderzoek (bloed, weefsel, urine, ontlasting)
  4. Medisch onderzoek (scan, röntgenfoto, echo, inwendig onderzoek.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een dubbeldiagnose en waar wordt deze term gebruikt?

A

-> Iemand die bijvoorbeeld een psychiatrische ziekte heeft en tegelijk een verslavingsprobleem.
-> Geestelijke gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is multipathologie/multipele pathologie?

A

Het hebben van twee of meer ziekte tegelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn classificatiesystemen? Door wie worden ze gemaakt? Waarom worden ze gebruikt?

A

-> verzameling van diagnoses met symptomen
-> WHO
-> 1. Om te bereiken dat onderzoekers en artsen dezelfde taal spreken. (Griep is in alle landen dezelfde ziekte en symptomen)
2. Om alle ziekten wereldwijd in kaart te brengen, zodat vergelijking tussen landen mogelijk wordt en ziekte/gezondheid gemonitord kunnen worden.
3. Ondersteuning te bieden aan artsen bij het stellen van diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de drie classificatiesystemen die wereldwijd gebruikt worden voor ziekte?

A

-> ICD-10. International Classification of Diseases, versie 10
Ziekten met hun symptomen & letsels
->ICF. International Classification of functioning, disability and health.
Aanvulling op ICD-10, beschrijft hoe mensen in het algemeen omgaan met gezondheid. Betrekt sociale omstandigheden.
->DSM-5. The Diagnostic and statical Manual of mental Disorders, versie 5.
Betrekking op ziekten en symptomen in geestelijke gezondheidszorg. Was eerst Amerikaans handboek voor psychiaters. Wordt nu wereldwijd gebruikt om afstemming te houden met ICD-10, waarin ook psychopathologie is geclassificeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke twee methodes zijn er om zeker te weten of een behandeling effectief is en niet schadelijk?

A
  • evidence based practice (EBP)
  • practice based evidence (BPE)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q
A

EBP: Van theorie naar praktijk.
Welke theorie wordt gebruikt?
- onderzoeksresultaten (niet altijd wetenschappelijk)
- publicaties in vaktijdschriften
- kennis en ervaring van de beroepsoefenaar
- feedback van cliënten op behandeling en begeleiding
Nadeel; innovatie wordt bemoeilijkt. belemmering in het zoeken naar nieuwe methoden en technieken.

PBE: van praktijk naar theorie.
Kan oplossingen bieden voor nieuwe, onbekende problematiek. Mogelijk om vanuit de praktijk te kijken of bestaande inzichten ander bekeken kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn oorzaken waardoor ouderen vaker vallen?

A
  • slechte motoriek, stijve spieren
  • trage reflex: de val wordt niet goed gebroken
  • slecht zien, risico bij drempels stoepranden, medicijngebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Hoe voorkomen dat ouderen vallen volgens het NICE in Engeland?

A
  • ouder dan 65? neem een val - anamnese af
  • maak voor de oudere een risicoanalyse op vallen
  • neem maatregelen op basis van de anamnese en risico analyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is een val anamnese?

A

inventarisatie van hoe vaak iemand in een bepaalde periode is gevallen, oorzaak en omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Stoornis

A

Afwijking in je lichaam of geest of het functioneren ervan. (Bijvoorbeeld een geheugenstoornis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Beperking

A

Verminderd functioneren door gevolgen van een ziekte of aandoening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Acute ziekte

A
  1. Ontstaat plotseling en onverwachts.
  2. Kan snel weer verdwijnen.
  3. Wanneer de klachten lang blijven aanhouden kan het veranderen in een chronische ziekte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Chronische ziekte

A

Ontstaat geleidelijk en kan langdurige klachten veroorzaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Verkoudheid

A
  1. Veel voorkomende acute ziekte.
  2. Klachten: hoofdpijn, zere keel en hoesten, lichaam verzwakt, infecties in luchtwegen, ogen en keel.
  3. Oorzaak: verschillende besmettelijke virussen .
  4. Verdwijnt meestal binnen 7 dagen. Als dit niet zo is heb je waarschijnlijk griep of een allergische reactie. Het is goed om dan naar de huisarts te gaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Griep

A
  1. Verkoudheid samen met koorts en spierpijn.
  2. Besmettelijke virusziekte.
  3. Komt in Nederland vooral in de winter voor.
  4. Het kan je lichaam verzwakken en complicaties veroorzaken.
  5. Advies voor kwetsbare mensen is om een preventieve griepprik te nemen.
36
Q

Allergische reactie

A
  1. Een overgevoelige reactie van het lichaam op een allergeen (stof/prikkel zoals stuifmeel, chemische stoffen en voeding).
  2. Mensen reageren verschillend op allergenen.
  3. Symptomen: Roodheid, zwelling, pijn en jeuk. Histamine kan helpend zijn, het gaat de overgevoelige reactie van het lichaam tegen.
37
Q

Seksueel overdraagbare aandoening (soa):

A
  1. Besmetting: via seksueel contact, speeksel, voorvocht, vaginaal vocht, sperma en bloed. Of van moeder op kind tijdens de zwangerschap.
  2. Soa voorkomen door condoom te gebruiken.
38
Q

De vier meest voorkomende soa’s in Nederland (oorzaak, symptomen, behandeling)

A
  • Chlamydia.
  • Oorzaak: bacterie die zich nestelt in slijmvliezen.
  • Symptomen: ontstekingen in urinebuis, keel, anus, baarmoedermond en oogslijmvlies.
  • Medicijnen als behandeling
  • Genitale wratten.
  • Oorzaak: HPV virus.
  • Symptomen: wratten rondom vagina, penis of anus, onzichtbare wratten in vagina, jeuk, pijn en branderig gevoel. Ze horen spontaan te verdwijnen. Het verschilt per persoon hoe lang dit duurt.
  • Gonorroe.
  • Oorzaak: bacterie die zich in slijmvlies heeft genesteld.
  • Symptomen vrouw: meer vaginale afscheiding, bloedverlies tussen de menstruaties door, pusachtige geel, groene afscheiding uit plasbuis, pijn of irritatie bij plassen, irritatie rond anus, slijmerige afscheiding bij ontlasting, keelontsteking, opgezette klieren in hals en andere ontstekingen.
  • Symptomen man: pusachtige afscheiding uit plasbuis. (bijnaam: druiper). Injectie met antibioticum als behandeling
  • Herpes genitalis.
  • Wordt veroorzaakt door het Herpes genitalis virus.
  • Symptomen: jeuk, geïrriteerd, branderig, pijnlijk gevoel en rode plekjes op huid of slijmvliezen. Na drie weken drogen de blaasjes en zweertjes in.
  • Het virus blijft in het lichaam. Een nieuwe herpes aanval kan hierdoor ontstaan bij menstruatie, griep, slechte weerstand of stress.
39
Q

Cerebraal Vasculair Accident (CVA)

A
  • Betekent letterlijk ‘ongeluk in hersenen’ (bloedingen of stolsels in de bloedvaten veroorzaakt door slechte vaten, te dik bloed of te hoge bloeddruk). Het gevolg is een hersenbeschadiging.
40
Q

Herseninfarct

A
  1. Een CVA waarbij de doorbloeding van een bloedvat in de hersenen voor kortere of langere tijd wordt onderbroken door een bloedstolsel. Het bloedvatgedeelte achter het bloedstolsel krijgt geen zuurstof waardoor het hersenweefsel beschadigt.
  2. Klachten: de aansturing van spieren, horen, spreken, zien en ruiken kunnen verstoord. Welke functies verstoord raken, wordt bepaald door de plaats waar de hersenen beschadigd zijn.
41
Q

Hersenbloeding

A
  1. Opengebarsten bloedvat
  2. Gevolg: hersenen raken beschadigd door bloed dat op plaatsen komt waar het niet hoort. Vrijgekomen bloed kan gaan stollen en de druk in de hersenen kan te hoog worden.
  3. Oorzaak: zwakke plek in een bloedvat of door een ongeval.
  4. Symptomen zijn afhankelijk van de plek in de hersenen waar de beschadiging optreedt.
  5. Ziekten van uitscheidingsorgaan en darmen
  6. Functie van nieren: uitscheiden van afvalstoffen van het lichaam.
  7. Nieren, blaas en urinebuis zijn belangrijke uitscheidingsorganen.
42
Q

Nieren

A
  • Vervullen een belangrijke functie bij het uitscheiden van afvalstoffen van het lichamen.
  • Produceren hormonen die vochtbalans in lichaam regelen.
  • Als nieren helemaal niet functioneren, overlijd je, omdat er te veel afvalstoffen in je lichaam blijven.
  • Gevolg slecht functionerende nieren: afwijking in de samenstelling van je urine, vermoeid en verzwakt.
  • Behandeling slecht functionerende nieren: bloed spoelen (nierdialyse).
43
Q

Blaasontsteking

A
  • Ontsteking van de blaaswand.
  • Oorzaak: bacterie die via urinebuis in blaas komt en vervolgens de blaas infecteert.
  • Komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
  • Bij kinderen kan de ontsteking zich voordoen door een afwijking aan de urinewegen.
  • Oorzaak chronische blaasontsteking: beschadiging van het slijmvlies in de blaas.
  • Symptomen: vaak moeten plassen, brandende pijn tijdens het plassen, sterk ruikende urine, soms bloed in de urine en zeurende pijn in onderbuik.
  • Een acute blaasontsteking kan je goed behandelen met antibiotica.
44
Q

Motorische aandoeningen

A
  • Aandoening aan de delen van je lichaam waarmee je kunt bewegen, zoals gewrichten, kraakbeen, pezen of spieren.
45
Q

Neuromusculaire aandoeningen

A
  • Aandoening waarbij de zenuwen niet goed functioneren. Motorische problemen ontstaan doordat de spieren en gewrichten worden aangestuurd door zenuwen.
46
Q

Reuma

A
  • Chronische aandoening die in Nederland bij ongeveer 2 miljoen mensen voorkomt.
  • Verzamelnaam voor wel honderd verschillende aandoeningen van gewrichten, pezen en spieren die pijnlijke en stijve gewrichten veroorzaakt.
47
Q

Acute artritis

A
  • is een acute gewrichtsontsteking.
  • Dit kunnen ook jongeren hebben.
48
Q

Artrose

A
  • Vorm van reuma waarbij je steeds minder kraakbeen hebt. De gewrichten raken geïrriteerd en gezwollen.
  • De behandeling: vooral pijnbestrijding.
49
Q

Osteoporose

A
  • Botten ontkalken en worden daardoor broos. Botten breken hierdoor eerder, wat vraagt om specifieke maatregelen.
  • Kan zo ver gaan dat je alleen nog maar in bed mag liggen om de kans op botbreuken te verkleinen.
50
Q

Spieratrofie

A
  • Spieren nemen in volume af en worden zwakker. Spieren hebben beweging nodig om sterk te blijven. Langdurige inactiviteit door verlamming, bedlegerigheid en gips zijn bekende oorzaken van spieratrofie. Er kunnen ook andere ziekten zijn dit veroorzaken. Denk aan multiple sclerose of langdurig alcoholmisbruik.
51
Q

Spasme

A
  • Ongecontroleerde samentrekkingen van spieren. Kan pijnlijk zijn en hinderlijk bij bepaalde bewegingen.
  • Ontstaan bij het ontbreken van een remming op de spierspanning die je hersenen moeten regelen.
  • Hersenafwijking, die aangeboren kan zijn of later in je leven ontstaan zijn.
52
Q

Amputatie

A
  • De arts verwijdert operatief je ledematen (of delen ervan). Dit kan nodig zijn bij zeer ernstige aandoeningen van ledematen, bijvoorbeeld wanneer ze afsterven door suikerziekte of ongeval.
  • Bij amputatie van een arm of been zal de arts proberen je een kunstbeen of kunstarm te geven. Zo compenseert hij zoveel mogelijk het functieverlies dat door de amputatie is ontstaan.
53
Q

Blindheid

A
  • Zintuigelijke aandoening die aangeboren (vaak erfelijk bepaald) kan zijn. Kan ook later ontstaan door ouderdom of aandoening in hersenen.
  • Gezichtsvermogen is minder is dan %5.
  • Met extra hulpmiddelen als een blindenstok of een blindengeleidehond kan een blinde zich aanpassen en toch prima functioneren.
54
Q

Doofheid

A
  • Kan aangeboren zijn of later in het leven ontstaan.
  • Hoort niets (slechthorende wel)
  • Iemand met aangeboren doofheid heeft ook nooit goed leren praten. Bij slechthorendheid hoort iemand nog wel iets en is communiceren via geluid mogelijk. De arts zal dan een gehoortoestel voorschrijven, waardoor het gehoor sterk kan verbeteren. Bij sommige slechthorenden helpt een hoorapparaat onvoldoende. Dan is er nog de mogelijkheid om operatief een implantaat in te brengen. Dat neemt de werking van de beschadigde delen van het binnenoor over.
55
Q

Neurologische aandoening

A
  • Aandoening van het zenuwstelsel, bijvoorbeeld van de hersenen, het ruggenmerg en de overige zenuwbanen die door heel je lichaam lopen.
  • Gevolg: de meest uiteenlopende stoornissen, omdat het zenuwstelsel je totale functioneren aanstuurt.
56
Q

Spina bifida (open rug)

A
  • Aandoening van het ruggenmerg. Dit ligt in de wervelkolom: begint bij de eerste halswervel en eindigt bij de eerste/tweede lendenwervel.
  • Ontstaat in de eerste vier weken van de zwangerschap.
  • Een of meerdere wervels van het embryo ontwikkelen zich niet goed, waardoor ze niet volledig sluiten. Dat kan lichte tot ernstige verlamming en gevoelloosheid veroorzaken. Bijna alle kinderen met deze aandoening worden geboren met een waterhoofd. Het hoofd is dan te groot in verhouding tot de rest van het lichaam.
57
Q

Multiple sclerose (MS)

A
  • Aandoening van het centrale zenuwstelsel (hersenen, oogzenuwen, ruggenmerg).
  • Omhulsel van de zenuwen is ontstoken, waardoor je zenuwbanen niet goed meer functioneren.
  • Eerste symptomen: vermoeidheid, plotseling verminderd gezichtsvermogen, krachtverlies in de ledematen, gevoelsstoornissen en verminderde controle over de urineblaas.
  • Periode van herstel.
  • Na een paar maanden/paar jaar weer uitvalsverschijnselen. Uiteindelijk zal je niet meer herstellen.
  • Je kunt MS met medicijnen behandelen.
58
Q

Ziekte van Parkinson

A
  • Oorzaak: afsterven van hersencellen die dopamine (belangrijke chemische stof voor prikkeloverdracht) produceren.
  • Gevolg: problemen in de aansturing van je bewegingsapparaat.
  • Behandeling: Niet te genezen. Je lichaam gaat steeds slechter functioneren en uiteindelijk overlijd je. Wel kun je met medicijnen het dopaminetekort aanvullen. De ziekte van Parkinson uit zich bij iedereen anders.
  • Symptomen: trillende benen, handen, tong en kin, afname van controle van bewegingen, moeilijk kunnen starten en stoppen van bewegingen, stijver worden van spieren, verstoring van houding en evenwicht.
59
Q

Epilepsie

A
  • Aanvallen ontstaan door plotselinge en tijdelijke verstoring van de elektrische prikkeloverdracht in de hersenen.
  • Verschillende aanvallen, variërend van een korte afwezigheid tot langdurige aanvallen.
  • Tijdens deze aanvallen is er een tijdelijke verandering en/of verlies van het bewustzijn.
  • Tijdelijk verlies van de controle over bepaalde spieren. Bijvoorbeeld: armen en benen schokken en urineverlies.
  • Verloopt bij iedereen anders.
  • Met medicatie kan je het aantal aanvallen en de ernst van de aanval verminderen.
60
Q

Dwarslaesie

A
  • Breuk of beschadiging van de wervelkolom.
  • Gevolg: zenuwbanen en beschadigen en er vallen zenuwen uit die onder de breuk zitten.
  • Nauwelijks te behandelen.
  • Oorzaken: zwaar ongeval, infectie van ruggenmerg of tumor die drukt op ruggenmerg. Benen raken verlamd, bij grotere letsels ook armen en zelfs ademhalingsspieren.
  • Wanneer je grotendeels verlamd raakt kom je in een rolstoel terecht.
61
Q

Verstandelijke beperking

A
  • Beperking in leren, denken en communiceren.
  • Verschillende niveaus.
  • Syndroom van Down en het fragile X-syndroom gaan o.a. samen met een verstandelijke beperking.
  • Als meetinstrument is er het Intelligentie Quotiënt (IQ).
    (IQ van 70-85): moeilijk lerend, deze groep noem je niet verstandelijk beperkt.
    (IQ van 50-70): lichte verstandelijke beperkingen
    (IQ van 35-50): matige verstandelijke beperkingen
    (IQ van 20-35): ernstige verstandelijke beperkingen
    (IQ lager dan 20) diepe verstandelijke beperkingen.
62
Q

Syndroom van Down

A
  • Aangeboren aandoening.
  • Oorzaak: extra chromosoom in het DNA.
  • Vaak: verstandelijke beperking. (matig tot ernsit).
  • Ontwikkeling verloopt lichamelijk en geestelijk langzamer
  • Vaker gezondheidsproblemen.
  • Uiterlijke kenmerken: nauwere oogspleten, vlak achterhoofd, tong is in verhouding met de rest van het lichaam groter, de neus en oren zijn in verhouding juist kleiner, brede handen met daaraan kleine vingers en maar één handplooi.
  • Fragiele X-syndroom:
  • Zeldzaam & erfelijk
  • Jaarlijks in Nederland 15 meisjes & 20 jongens geboren
  • Oorzaak: mutatie in X-chromosoom.
  • Kenmerk: verstandelijke beperking & bepaalde gedragskenmerken (lijkt op autisme)
  • Kenmerken gezicht: relatief lang gezicht, grote oren en opvallende kin.
  • Lage spierspanning, waardoor ledematen makkelijk kunnen worden overstrekt. Ontwikkeling van grove en fijne motoriek verloopt langzamer, waardoor ze veel later leren lopen.
63
Q

Prader Willi-syndroom (PWS):

A
  • Aangeboren aandoening
  • Oorzaak: stukje DNA ontbreekt
  • Vaak verstandelijk beperkt. (gedrag- en leerproblemen)
  • Eerst geen eetlust daarna ontzettend veel ->
  • Kleiner van stuk
  • Geslachtsorganen meestal onderontwikkeld
  • Puberteit verloopt langzaam
  • Rett-syndroom:
  • Aangeboren ontwikkelingsstoornis.
  • Zeldzaam, vrijwel alleen bij meisjes
  • Zenuwstelsel is niet goed ontwikkeld.
  • Diagnose vaak gesteld wanneer het kind 6 – 18 maanden oud is.
  • Ontwikkeling vertraagt & verlies van motorische en communicatieve vaardigheid.
  • Ademhaling onregelmatiger.
  • Periode van stabiliteit, waarin scoliose (vergroeiing van de ruggengraat) & epilepsie opspelen.
  • Kunnen vaak niet lopen & praten
  • Verminderde handfunctie
  • Veel epileptische aanvallen.
64
Q

Infantiele encefalopathie

A
  • Aangeboren hersenfunctiestoornis.
  • Blijvende stoornis van houding en beweging.
  • Oorzaak: letsel van de jonge hersenen.
  • Gestoorde houding & beweging
  • Vaak schade aan intellect, karakter, spraak, gehoor en ogen.
  • Mogelijke oorzaken: infecties, röntgenstralen, medicatie tijdens de zwangerschap, zuurstoftekort bij de geboorte, hersenvliesontsteking, hersentrauma en hersentumoren.
  • Genezing niet mogelijk.
  • Belangrijk om de gezonde hersencellen optimaal te benutten door intensieve training. Zo kan het jonge kind toch functies aanleren.
65
Q

Niet-aangeboren hersenletsel (NAH)

A
  • Ontstaat na de geboorte.
  • Meestal functioneerden de hersenen daarvóór normaal.
  • Letsel door hersenziekten (bloedingen of tumoren), ongevallen of zuurstoftekort.
  • Klachten afhankelijk van het gebied dat getroffen is.
  • Na een hersenletsel vaak veranderingen in het gedrag.
  • Reden: gedrag wordt bepaald in meerdere grote gebieden in de hersenen.
66
Q

Astma

A
  • Aanhoudende ontsteking van de longen.
  • Functie van verkrampte luchtwegen: het doordringen van schaddelijke stoffen tegengaan
  • Gevolg: versmalde luchtwegen -> er kan minder lucht de longen in en uit.
  • Allergisch astma: meer klachten wanneer je in aanraking met allergenen komt (huisstofmijt & graspollen)
  • Niet-allergisch astma: meer klachten bij bepaalde weersomstandigheden of dampen. (benzinedamp & deodorant)
  • Inspanningsastma: meer klachten tijdens het sporten
  • Symptomen: moeilijk ademen, benauwdheid, piepende ademhaling, vermoeidheid & verminderd uithoudingsvermogen.
67
Q

Bronchitis

A
  • Ontsteking van grotere luchtwegen (tussen luchtpijp & longblaasjes).
  • De acute vorm ontstaat na een verkoudheid of griep.
  • Chronische bronchitis: wanneer de bronchitis terug blijft komen.
  • Mogelijke oorzaken: bacteriën, virussen en allergenen.
  • Symptomen: hoesten, benauwdheid, moeilijk ademhalen, kriebel in de keel, kriebel onder de kin, veel slijmproductie, soms bloedsmaak in de mond.
68
Q

Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD):

A
  • Chronische luchtwegaandoening.
  • Longen zijn chronisch aangetast, functioneren altijd beperkt. (Roken)
  • Klachten: chronische bronchitis en longemfyseem.
  • Niet te genezen
  • Diabetes (suikerziekte):
  • Meest voorkomende chronische ziekte
  • De suikers in voedsel worden niet afgebroken door het lichaam
  • Alvleesklier maakt te weinig insuline aan.
  • Suikergehalte blijft te hoog waardoor klachten ontstaan.
  • Symptomen te laag suikergehalte: veel dorst, veel plassen, erg vermoeid gewichtsverlies.
  • Mogelijk in coma door te hoog suikergehalte
  • Je moet insuline innemen via tabletten of injecties. (Zelfs dan kan je bloedsuikergehalte te laag worden)
69
Q

Diabetes type 1

A
  • Licham produceert geen insuline meer.
  • Oorzaak: niet bekend.
70
Q

Diabetes type 2

A
  • Lichaam heeft wel insuline maar lichaamscellen worden er minder gevoelig voor. Er ontstaat hierdoor een te hoog bloedsuikergehalte
  • Weinig lichaamsbeweging en overwicht vergroot de kans op diabetes.
  • Mogelijke gevolgen: afwijkingen aan ogen, hart, nieren en zenuwen. Problemen met bloedvaten: hoge bloeddruk, hartinfarct, beroerte. Afsterven van weefsel aan je voeten.
71
Q

Hepatitis

A
  • Infectieziekte van de lever.
  • Hepatitis B en C zijn de bekendste vormen.
  • Besmetting via lichaamsvocht (seksueel contact, bijten, spugen, vrijgekomen bloed bij injecties of medische ingrepen)
  • Welzijnswerkers kunnen aanraking kunnen komen met besmet bloed, daarom is het goed om in te enten tegen hepatitis.
  • Hepatitis B symptomen: Vermoeidheid, koorts, lusteloosheid, misselijkheid. Spier- en gewrichtspijn. Gewrichtsontstekingen. Huidafwijkingen. Pijn in de onderbuik. Geelzucht. Blijvende schade aan lever als je je niet laat behandelen. Behandeling: Acute hepatitis B gaat vaak binnen een halfjaar vanzelf over. Daarna is behandeling nodig. Gezonde voeding en rust zijn belangrijk voor het herstelproces.
  • Hepatitis C symptomen: Zelfde als bij hepatitis B, maar hepatitis C is een ernstigere vorm die vaak blijvend is. Behandeling: Medicijnen die het virus bestrijden en het
72
Q

Humaan immunodeficiëntievirus (HIV)

A
  • Verspreidt via bloed, sperma, voorvocht, vaginaal vocht en moedermelk.
  • Virus te sterk om door lichaam bestreden te worden.
  • HIV-remmers kunnen het virus wel remmen.
  • Ziekteverloop wanneer er niet wordt behandeld: 3 - 6 weken na besmetting lijkt het alsof je griep hebt. In de 6 maanden na besmetting is er een afwisseling tussen de aanvallen van het virus en de verdediging van het lichaam. Daarna een periode zonder lichamelijk klachten en verschijnselen. HIV gaat nu over in aids.
73
Q

Acquired immunodeficiency syndrome (AIDS)

A
  • Ernstige aantasting van menselijke afweersysteem
  • Oorzaak: HIV-virus
  • Aids kan niet genezen worden
  • Wel medicatie om het ziekteproces te remmen.
  • Symptomen; diarree, koorts, vermagering, moeheid, infecties en verschillende vormen van kanker.
  • Immuunsysteem begeeft het. Levensverwachting is een tot anderhalf jaar.
74
Q

Kanker

A
  • Ziekte waarbij ongeremde kwaadaardige deling van lichaamscellen plaatsvindt.
  • In Nederland krijgt 1/3 ooit in zijn leven kanker.
  • Het lichaam reageert niet op ongeremde celdeling met een specifiek reparatie-gen dat de celdeling onder controle brengt (normaal wel). Daardoor ontstaat een opeenhoping van cellen: een tumor.
  • Kwaadaardige tumor (kanker): kan in omliggende organen en weefsels groeien.
  • Goedaardige tumor: groeit niet door andere weefsels heen.
75
Q

Leukemie

A
  • Bloedkanker.
  • Witte bloedcellen delen ongeremd.
  • Verschillende soorten leukemie
  • Acute leukemie: de witte bloedcellen hebben niet meer de kans om te rijpen in het beenmerg.
  • Chronische leukemie: witte bloedcellen hebben niet hun normale eigenschappen en kunnen zo niet goed functioneren.
76
Q

Bof symptomen, oorzaak en behandeling

A
  • ontstoken speekselklieren en daardoor gezwollen wangen, oorpijn, mogelijke complicatie: hersenvliesontsteking
  • Het virus wordt door druppeltjes uit de luchtwegen die via hoesten, niezen en handen worden verspreid.
  • Niet te genezen. Gaat vanzelf over.
77
Q

kinkhoest symptomen, oorzaak en behandeling

A
  • Hoestbuien die drie maanden lang kan duren.
  • bacterie (moeder kan bron van besmetting zijn) Sinds 2006 meer kinderen besmet waardoor het gevaar voor besmetting toeneemt.
  • Antibiotica. Genezing gaat niet sneller maar besmettelijkheid neemt waarschijnlijk af.
78
Q

Mazelen symptomen, oorzaak en behandeling

A
  • begint met koorts, neusverkoudheid en oogontsteking. Na twee/vier dagen ontstaan rode blaasjes over het hele lichaam. Mogelijke complicaties: middenoorontsteking, longontsteking & hersenvliesontsteking.
  • besmettelijk virus. Verspreid door niezen hoesten en praten. In Nederland is regelmatig een mazelenepidemie.
  • Geen complicaties? Ziekte gaat na een week over. Bij complicaties volgt opname in ziekenhuis.
79
Q

Rodehond symptomen, oorzaak en behandeling

A
  • koorts, ontstoken speekselklieren, vlekjes op lichaam. Vooraf vaak verkoudheid. Mogelijke complicatie: gewrichtsontsteking.
  • Zeer besmettelijk virus wordt door druppeltjes uit de luchtwegen via hoesten niezen en handen verspreid.
    Gaat vanzelf over. Goed blijven drinken. Bij zwangerschap kan embryo aangetast worden waardoor afwijkingen kunnen ontstaan.
80
Q

Roodvonk symptomen, oorzaak en behandeling

A
  • Plotseling koorts, keelpijn, geen eetlust, rode ruwe uitslag op borst die zich uitbreid over hele lichaam. Tong word wit dan wit en bobbelig.
  • De bacterie streptokok wordt via hoesten of praten overgedragen. Niet erg besmettelijk
  • Gaat vanzelf over
81
Q

Waterpokken symptomen, oorzaak en behandeling

A
  • Vlekjes over het lichaam, gepaard met koorts, vlekjes worden korstjes, kind kan jeuken hebben en hangerig zijn.
  • Virus verspreid en besmet via hoesten en (indirect) lichaamscontact. (bijv. badwater).
  • Jeuk behandelen met lotion. Infecties voorkomen door niet te krabben. Gaat vanzelf over.
82
Q

Vijfde ziekte symptomen, oorzaak en behandeling

A
  • over hele lichaam vlekjes die samenvloeien tot grote vlekken. Rode wangen met grillige vlekken met lichte koorts.
  • Virus verspreid en besmet via hoesten
  • Jeuk behandelen met mentholpoeder. Ziekte gaat vanzelf over.
83
Q

Zesde ziekte symptomen, oorzaak en behandeling

A

-plotseling hoge koorts, vlekjes in gezicht en romp. Bij kinderen van 6 maanden tot twee jaar.
- Verspreiding en besmetting van virus via hoesten

84
Q

Hersenvliesontsteking

A

Complicatie bij mazelen & bof. Of veroorzaakt door andere virussen, bacteriën en schimmels. Ontsteking van de beschermende laag van de hersenen. Risico; ontsteking in de hersenen zelf, dit is levensbedreigend. Symptomen zuigelingen: gebolde fontanellen, pijnlijke benen en armen/benen die koud aanvoelen. Trage reactie op prikkels. Symptomen volwassenen: stijfheid nek, hoge koorts, bewustzijnsverlies, overgevoeligheid voor licht en geluid. Knieën buigen niet volledig. Bij voorover buigen van hoofd, knieën buigen onwillekeurig

85
Q

Inenting programma

A

Planning van vaccinaties voor kinderen. Waarbij meerdere vaccins tegelijk worden per injectie ingebracht. Zorgt ervoor dat lichaam antistoffen aanmaakt, zodat kind de ziekte niet krijgt. Vanwege religieuze overtuigingen/principiële overtuigingen kiezen ouder soms niet voor vaccinatie.

86
Q
A