Pathologie Flashcards

1
Q

Pathologie

A

ziekteleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Orthopedie

A

leer van de aandoeningen van het bewegingsapparaat

Thim definitie: Het onderdeel van de heelkunde dat zich bezighoudt met voorkoming en behandeling van ziekelijke vorm- en functieveranderingen van het actieve en passieve bewegingsapparaat.

Preventie –> primair, secundair, tertiair
Curatie –> behandeling gericht op genezing
Palliatie –> behandeing gericht op het verminderen van de lasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Congenitaal

A

aangeboren

lokalisatie:
gegeneraliseerd
regiospecifiek/lokaal

ontstaanswijze:
erfelijk (bijv. achondroplasie lilliputter)
niet-erfelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verworven

A

trauma, surmenage, idiopathisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Trauma (FROLN)

A

FROLN
fracturen (bijv. na ongeval)
rupturen (spier-, pees-, ligament-, labrum-, etc.)
ontstekingen (tendinitis, bursitis, etc.)
luxaties (schouder-, radius-, AC-, SC-, patella-, etc.)
neuropathie (bijv. na schouderluxatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Surmenage

A

Surmenage, oftewel overbelasting, betekent dat u uw botten, spieren of pezen zwaarder heeft belast dan ze aankunnen

tendinopathie (bijv. tenniselleboog)
fracturen (bij. stressfracturen)
bursitis (bijv. subacromiaal na bovenhands werk)
artritis 
neuropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Idiopathisch (onbekende oorzaak)

A

primaire artrose

primaire frozen shoulder

osteochondrose is een groep van aandoeningen waarbij zich in bot, veelal onder een laag kraakbeen, groeistoornissen voordoen

osteonecrose (avasculaire necrose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Incidentie

A

aantal nieuwe gevallen/tijd/aantal mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Prevalentie

A

aantal gevallen/aantal mensen op een specifiek moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Etiologie

A

onstaanswijze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

risicofactoren intern

A

factoren die aan de patiënt gekoppeld zijn (osteoporose, laxiteit, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

risicofactoren extern

A

factoren buiten de patiënt (Schoeisel, veld, toetsenbord,etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pathofysiologie

A

bestuderen van effecten van aandoeningen op het functioneren van organen en stelsels, oftewel begrijpen wat er fout is gegaan en hoe los je dit op.

cellen, matrix verandering, functieverandering, weefsel, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Symptomatologie: klinisch beeld

A

objectieve/subjectieve ziekteverschijnselen van de patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly