Pasen frans - D3 Voc Flashcards
1
Q
Een jaarmarkt
A
Une braderie
2
Q
Een kathedraal
A
Une cathédrale
3
Q
Een citytrip
A
Un citytrip
4
Q
De grote markt
A
La grande-place
5
Q
Een museum
A
Un musée
6
Q
Een paleis
A
Un palais
7
Q
Een park
A
Un parc
8
Q
Een stadion
A
Un stade
9
Q
Een standbeeld
A
Une statue
10
Q
Een zicht
A
Une vue
11
Q
Teleurgesteld
A
Deçu(e)
12
Q
Enthousiast
A
Enthousiaste (Altijd met e)
13
Q
Niet te missen
A
Incontournable
14
Q
Negatief
A
Négatif / Négative
15
Q
Positief
A
Positif / Positive
16
Q
Verrasend
A
Surprenant(e)
17
Q
Slenteren
A
Flâner
18
Q
Bezoeken
A
Visiter
19
Q
Geen enkel(e)
A
Aucun(e) ne / n’
20
Q
Sommige
A
Certain(e)s
21
Q
Elk
A
Chacun(e)
22
Q
Meerdere
A
Plusieurs
23
Q
Enkele
A
Quelques-un(e)s
24
Q
Alle
A
Tous/Toutes
25
Alles
Tout
26
Een citytrip maken
Faire un citytrip
27
Warm, hartelijk
Chaleureux/euse
28
Gezellig
Convivial
29
Ijsberen door
Arpenter
30
Het café
L'estaminet (masc.)
31
Verzoenen
Réconcilier
32
Lezen
Bouquiner
33
Ongebruikelijk
Insolite
34
De bibliotheek
La bibliothèque
35
De brug
Le pont
36
Het belfort
Le beffroi
37
Het gemeentehuis
La mairie
38
Het stadhuis
L'hôtel de ville
39
Aandoen
Revêtir
40
De tas
Le besace
41
Overdonderen, overvallen
épâter
42
Omliggend
Adjacent(e)
43
Niettemin
Néanmoins
44
De bisschop
L'évêque (masc.)
45
De toevloed, de mensenmassa
L'affluence (fem.)
46
Een boete
Une amende
47
Een appartement
Un appartement
48
Een halte
Un arrêt
49
Een jeugdherberg
Une auberge de jeunesse
50
Een camping
Un camping
51
Een caravan
Une caravane
52
Een bed and breakfast
Une chambre d'hôtes
53
Een controleur
Un contrôleur
54
Een aansluiting
Une correspondance
55
Een richting
Une direction
56
Een pijl
Une flèche
57
Een station (trein)
Une gare
58
Een daluur
Une heure cruese
59
Een spitsuur
Une heure de pointe
60
Een hotel
Un hôtel
61
Een reisweg
Un itinéraire
62
Een lijn
Une ligne
63
Een (vakantie)huis [lang]
Une maison (de vacances)
64
Een vakantie huis [kort]
Un gîte
65
Een mobilhome
Un mobile home
66
Een panneel, een plaat
Un panneau
67
Een plan
Un plan
68
Een verblijf
Un séjour
69
Een station (metro)
Une station
70
Een tent
Une tente
71
Een eindstation
Un terminus
72
Een traject
Un trajet
73
Goedkoop
Bon marché (invariable)
74
Duur
Cher / chère
75
Efficiënt
Efficace
76
Goedkoper
Meilleur marché (invariable)
77
Afstappen
Descendre
78
Opstappen
Monter
79
Missen
Rater
80
Doorlopen, doorkruisen
Traverser
81
In overtreding zijn
être en fraude
