PART ONE Flashcards

1
Q

Bij wie gaat u wonen in nederland?

A

bij mijn partner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe bent u hier gekomen?

A

met een auto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoe gaat het met u?

A

goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe gaat u naar uw werk?

A

met een auto

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe laat begint u met werken?

A

tien uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe laat gaat u’s avonds naar bed?

A

tien uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe laat is het nu

A

______

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe laat stopt u met werken?

A

vijf uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe laat wordt u’s ochtends wakker?

A

zeven uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe vaak bent u al in nederland geweest?

A

tweer ker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe vaak kijk u tv

A

elke dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe vaak luistert u naar de radio?

A

elke dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe veel broerd en zussen hebt u

A

een broer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe veel dagen in de week werkt u

A

vijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoeveel jaar school hebt u gehad?

A

twintig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoeveel kinderen heeft u?

A

nul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoeveel talen spreekt u?

A

twee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

in wat voor huis gaat u wonen in Nederland

A

mooi huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

in welk land bent u geboren?

A

mexico

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

in welke plaats gaat u wonen in nederland?

A

groningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

moet hoeveel mensen werkt u?

A

tien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

naar welke muziek luistert u graag?

A

pop muziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

op welke dagen werkt u?

A

mandag tot vrijdag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

van welke muziek houdt u?

A

pop muziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

waar bent u geboren?

A

mexico

26
Q

waar heeft u nederlands geleerd?

A

thuis

where did you learn dutch?

27
Q

waar woont u?

A

mexico

28
Q

waar woont uw familie?

A

mexico

29
Q

waaron wilt u naar nederland?

A

nederland is mooi

30
Q

wanner bent u geboren?

A

op een augustus negentien zevenenegentig

31
Q

wanner wilt u naar nederland gaan?

A

over drie maanden

32
Q

wat doet u graag met uw familie?

A

eten

33
Q

wat doet u graag met uw vrienden?

A

drinken

34
Q

wat doet u in het weekend?

A

speel

35
Q

wat doet u in uw vrije tijd

A

eten

36
Q

wat doet u op een feestdag?

A

televisie kijken

37
Q

wat drink u graag

A

koffie

38
Q

wat eet u’s avonds?

A

rijst

39
Q

wat eet u’s ochtends?

A

brood

40
Q

wat gaat u morgen doen?

A

werken

41
Q

wat hebt u ge leerd op school?

A

engels

42
Q

wat hebt u gisteren gedaan?

A

werken

what did you do yesterday?

43
Q

wat hebt u gisteren gegeten?

A

pasta

44
Q

wat is uw adress

A

genaro estrada zeven

45
Q

wat is u telefoonnummer?

A

vijf ses elf ses fier nul vijf drie nul

46
Q

wat is kookt u graag?

A

rijst

47
Q

wat vindt u van nederlandse taal?

A

moeilijk

48
Q

wat vindt u van nederland?

A

mooi land

49
Q

wat vindt u van nederlandse mensen?

A

interessant mensen

50
Q

wat voor lkeren draagt u vaak?

A

t-shirt

51
Q

wat voor kleren vindt u mooi?

A

jas

52
Q

wat voor werk wilt u doen?

A

administratie

53
Q

wat wilt u graag leren in nederland?

A

nederlandse taal

54
Q

welke dag is het vandaag

A

dinsdag

55
Q

welke dieren vindt u leuk?

A

tijgers

which animals do you like?

56
Q

welke kleur vindt u mooi?

A

wit

57
Q

welke maand is het nu?

A

oktober

58
Q

welke talen spreekt u?

A

spaans

59
Q

wie helpt u met nederlands leren?

A

mijn partner

60
Q

wie wonen bij u in huis?

A

mijn mouder