Parlons : J’ai quelque chose à te dire … J’ai quelque chose à te demander … Flashcards

1
Q

Tu es libre samedi?

A

Ben je vrij zaterdag?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Qu’est-ce que tu fais ce soir?

A

Wat doe je vanavond?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tu fais quelque chose de spécial jeudi?

A

Doe je donderdag iets speciaals?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Si tu es libre mercredi après-midi, on pourrait faire quelque chose ensemble?

A

Als je woensdagnamiddag vrij bent, zouden wie iets samen kunnen doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

En principe, je sors avec une copine/ un copain, mais ce n’est pas sûr.

A

Eigenlijk ga ik weg met een vriendin/vriend, maar het is niet zeker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Qu’est-ce que tu proposes

A

Wat stel je voor?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

On va prendre un verre?

A

Zullen we iets gaan drinken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tu veux venir dîner chez nous?

A

Wil je komen eten bij ons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tu aimerais aller danser

A

Zou je graag gaan dansen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ça te dirait d’aller voir un film?

A

Zegt het je iets om naar een film te gaan kijken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Tu as envie de venir voir ma nouvelle chambre?

A

Heb je zin om naar mijn nieuwe kamer te komen kijken?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tu m’accompagnes à la patinoire?

A

Vergezel je mij naar de schaatsbaan?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

On pourrait aller au bowling …

A

We zouden naar de bowling kunnen gaan?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Si on allait à la soirée karaoké à l’école?

A

Als we nu eens naar de karaokeavond op school gingen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

D’accord, on y va?

A

Akkoord, gaan we?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Allons-y: ce sera chouette

A

Laten we gaan: het zal leuk zijn!

17
Q

Tiens! C’est une bonne idée.

A

Ja! Het is een goed idee.

18
Q

Euh, je ne sais pas encore …

A

Ik weet het nog niet…

19
Q

Tu veux m’inviter, c’est ça?

A

Wil je me uitnodigen, is het dat?

20
Q

Je t’invite au Quick?

A

Ik nodig je uit naar de Quick.

21
Q

Pouquoi pas?

A

Waarom niet?

22
Q

Excellente idée! Je t’accompagne

A

Prachtidee! Ik kom je vergezellen/Ik vergezel je.

23
Q

Oh oui, avec plaisir.

A

Ah ja, met plezier!

24
Q

Chic! Ce sera sympa!

A

Chic! Dat wordt leuk!

25
Q

C’est gentil, mais ça n’ira pas

A

Het is vriendelijk, maar dat zal niet gaan.

26
Q

Je suis vraiment désolé(e), mais je ne peux pas.

A

Ik vind het erg spijtig, maar ik kan niet.

27
Q

Je regrette, mais ce n’est pas possible.

A

Het spijt me, maar het is niet mogelijk.

28
Q

Merci, mais cela ne me dit rien.

A

Dankjewel, maar dat zegt me niets.

29
Q

Non, je n’ai pas envie.

A

Nee, ik heb geen zin.

30
Q

Ce sera un peu difficile aujourd’hui

A

Het zal een beetje moeilijk worden vandaag.

31
Q

Une autre fois peut-être

A

Een andere keer misschien.