Parlons : J’ai quelque chose à te dire … J’ai quelque chose à te demander … Flashcards
Tu es libre samedi?
Ben je vrij zaterdag?
Qu’est-ce que tu fais ce soir?
Wat doe je vanavond?
Tu fais quelque chose de spécial jeudi?
Doe je donderdag iets speciaals?
Si tu es libre mercredi après-midi, on pourrait faire quelque chose ensemble?
Als je woensdagnamiddag vrij bent, zouden wie iets samen kunnen doen.
En principe, je sors avec une copine/ un copain, mais ce n’est pas sûr.
Eigenlijk ga ik weg met een vriendin/vriend, maar het is niet zeker.
Qu’est-ce que tu proposes
Wat stel je voor?
On va prendre un verre?
Zullen we iets gaan drinken?
Tu veux venir dîner chez nous?
Wil je komen eten bij ons.
Tu aimerais aller danser
Zou je graag gaan dansen?
Ça te dirait d’aller voir un film?
Zegt het je iets om naar een film te gaan kijken?
Tu as envie de venir voir ma nouvelle chambre?
Heb je zin om naar mijn nieuwe kamer te komen kijken?
Tu m’accompagnes à la patinoire?
Vergezel je mij naar de schaatsbaan?
On pourrait aller au bowling …
We zouden naar de bowling kunnen gaan?
Si on allait à la soirée karaoké à l’école?
Als we nu eens naar de karaokeavond op school gingen?
D’accord, on y va?
Akkoord, gaan we?