Paragraaf 1 Flashcards
Omzet, Kosten en Winst
1
Q
Bedrijfskosten
A
De kosten van een bedrijf (exclusief de inkoopwaarde van de omzet).
2
Q
Bedrijfsresultaat
A
De nettowinst.
3
Q
Break-evenafzet
A
De afzet waarbij de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten.
4
Q
Break-evenomzet
A
De omzet waarbij de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten.
5
Q
Consumentenprijs
A
De verkoopprijs inclusief btw.
6
Q
Kosten per eenheid product
A
De totale kosten gedeeld door het aantal stuks.
7
Q
Proportioneel variable kosten
A
De variabele kosten stijgen evenredig mee met de productie.
8
Q
Verlies
A
De kosten zijn hoger dan de opbrengsten.