Palliatief Flashcards

1
Q

Wat is het doel van palliatieve zorg?

A

NIET het genezen van de patiënt, maar behoud / verbetering van de kwaliteit van leven (lichamelijk en psychisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Triggerpunten delier (2)

A
  • Niet eten en drinken (met name het drinken dus dehydratie)
  • Hoge dosis morfine.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschil palliatieve zorg en palliatieve behandeling

A

De palliatieve zorg is NIET tumorgericht (symptoombestrijding), terwijl de palliatieve behandeling WEL tumorgericht is (antitumorbehandeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke factoren spelen een rol in de achteruitgang van ziekte (2)

A
  • Ziekte
  • Patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke patient parameter neemt je mee in je overwegingen bij de behandeling? + definitie

A

Performance score; conditie van de patiënt (mate van bedlederigheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke CI heb je bij chemotherapie en waarom?

A

Een performance score van 2-5, aangezien er weinig winst te behalen is voor deze patiënten, terwijl de negatieve impact van de chemo vrij groot is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Taken van de apotheker in de palliatieve zorg (3)

A
  • Medicatiebeheer
  • Interacties te monitoren
  • Patiënten van comedicatie te voorzien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Veelvoorkomende symptomen (5)

A
  • Vermoeidheid
  • Pijn
  • Somberheid (depressie)
  • Kortademigheid (dyspneu)
  • Misselijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer behandel je toch nog met chemo of bestraling of chirurgische ingreep?

A

Als de grote van de tumor extra klachten geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kun je doen met de medicatielijst van iemand in de palliatieve fase?

A

Deprescriben, alle middelen die hun effect sorteren op de lange termijn kunnen gestopt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom depresribing lastig is

A

De patient is kwetsbaar waardoor men niks durft te veranderen aan de medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk symptoom zie je veel bij patienten in de palliatieve fase?

A

Neuropathische + nociceptieve pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Definitie nociceptieve pijn

A

Pijn veroorzaakt door beschadiging van weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Definitie neuropatische pijn

A

Vorm van zenuwpijn die ontstaat door beschadiging van de zenuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stap 1 nociceptieve pijn (2)

A

Paracetamol en/of NSAID

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stap 2 nociceptieve pijn (2)

A

Morfine slow release of fentanyl-pleister

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Stap 3 nociceptieve pijn (2)

A

Opioid-rotatie: van het één naar het andere opioïd en kijken wat goed werkt voor de patiënt.
Bovendien kan er gekozen worden om de opioïd-dosering te verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Stap 1 neuropatische pijn

A

Opioiden (ook tramadol maar wordt vaak overgeslagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Stap 2 neuropatische pijn (4)

A

– Amitriptyline, nortriptyline
– Gabapentine
– Pregabaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Stap 3 neuropatische pijn

A

Esketamine oraal, s.c., i.v. (meestal in combinatie met opioïd)

21
Q

Hoe vaak doorbraakpijn is normaal en hoeveel niet?

A

1-2 keer per dag is normaal, bij 6 keer per dag moet je de therapie veranderen

22
Q

Wat is een veelvoorkomend probleem in de palliatieve fase + gevolg voor medicatie?

A

Levercirrose, de lever heeft wel een grote restcapaciteit, maar er zal een drempel zijn waarna de dosering zou moeten worden aangepast / levercirrose als contra-indicatie voor bepaalde geneesmiddelen gaat gelden.

23
Q

Wat gebeurd er: levercirrose + opioiden

A

Verminderde enzymatische omzetting leidt tot een verhoogde blootstelling van opioiden

24
Q

Welke stap voor farmacotherapie bij misselijkheid en braken?

A

Leefregels en voedingsadviezen

25
Stap 1 farmacotherapie misselijkheid en braken (2+alternatief)
Metoclopramide Domperidon Alternatief: haloperidol
26
Gevaar bij haloperidol
Kan delier geven
27
Stap 2 farmacotherapie misselijkheid en braken (+ 4 gunstige effecten)
Dexamethason (euforie, ontstekingsremmend, anti-emeticum en verlaagt intracraniële druk)
28
Stap 3 farmacotherapie misselijkheid en braken (3)
– Levomepromazine – Serontonine (5HT3) antagonisten: ondansetron, granisetron, tropisetron in combinatie met dexamethason – Olanzapine (als monotherapie)
29
Waarom geeft metoclopramide een verhoogd risico op een delier (en domperidon niet)?
Passeert de bloed-hersen barriere
30
Definitie dyspneu
Patiënten beschrijven het: – kortademigheid of benauwdheid – ‘het gevoel lucht te kort te komen', – ‘honger naar lucht', – ‘moeite met ademen' – ‘een zwaar gevoel op de borst'.
31
Symptomatiche behandeling dyspneu (3 niet medicamenteus, 1 medicamenteus)
– Houding, ademhalingstechniek, zuurstof (vooral COPD pat) – Morfine (intermitterend/slow release/continu) in combinatie met kortwerkend voor “doorbraak-dyspnoe
32
Wat doe je bij refractaire (reageert niet op behandeling) dyspneu?
Palliatieve sedatie
33
Aanvullende behandeling bij dyspneu (2)
- Benzodiazepinen - Corticosteroiden
34
Waarom is morfine paradoxaal bij dyspneu?
Morfine geeft wat ademhalingsdepressie maar het maakt de patiënt rustig en maakt vooral de subjectieve component minder.
35
Waarvan is depressie behandeling in de palliatieve fase afhankelijk?
De tijd, antidepressiva duurt 4-6 weken voordat het effect heeft
36
Alternatief depressie als je niet 4 weken op effect kan wachten
Probeer 4 dagen methylfenidaat 2dd
37
Definitie palliatieve sedatie
Het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase
38
Doel palliatieve sedatie
Verlichten van het lijden van de patiënt (niet om de levensduur te verkorten!!!)
39
Wat is de indicatie en de belangrijkste voorwaarde voor het uitvoeren van palliatieve sedatie?
Indicatie: 1 of meer refractaire symptomen die ondraagelijk lijden veroorzaken Voorwaarde: Levensverwachting van 1-2 weken (anders kom je niet uit met de medicatie)
40
Stap 1 palliatieve sedatie
Midazolam (bolus + continu)
41
Voordeel van midazolam
Is heel erg goed stuurbaar door de korte halfwaarde tijd
42
Wat doe je bij een onvoldoende effect van stap 1 midazolam?
Na minimaal 4 uur dosis met 50% verhogen
43
Wat doe je bij risicofactoren (patienten >60 jaar, gewicht < 60 kg, nier leverfunctiestoornissen, co-medicatie) (2)
- Dosis verlagen - Langer interval voordat onderhoudsdosering verhoogd wordt
44
Stap 2 palliatieve sedatie
Levomepromazine, s.c./i.v.
45
Stap 3 palliatieve sedatie
Fenobarbital
46
Wat wordt er zelden gebruikt bij palliatieve sedatie
Propofol
47
Wat is een probleem met fenobarbital?
Het slaat neer in je lijn en dan komt het niet in je patiënt
48
Wanneer doe je GEEN continu toediening met midazolam? (2)
– Acute situaties: frequent bolus midazolam – Zeer korte levensverwachting (geen pomp beschikbaar)
49
Alternatieven als je geen continu midazolam kunt gebruiken (vooral thuis) (2)
* diazepam (rectaal) * lorazepam, clonazepam (sublinguaal)