paginajnkjnfksbjdfskfd 261 - 276 Flashcards

1
Q

In driehoek Abc is/zijn [AB], [BC] en [CA]…

A

de zijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In driehoek Abc is/zijn A, B en C

A

de hoekpunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In driehoek Abc is/zijn ÂB^Ĉ

A

de hoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In driehoek ABC is/zijn Â

A

de overstaande hoek van [BC]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In driehoek ABC is/zijn Â

A

de ingesloten hoek van zijden [AB] en [CA]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

In driehoek ABC is/zijn B^ en C^

A

de aanliggende hoeken van [BC]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In driehoek ABC is/zijn [AB]

A

de overstaande hoek van C^

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In driehoek ABC is/zijn [AB] en [BC]

A

de aanliggende zijden van B^

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

∆ABC

A

driehoek ABC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De som van de hoeken van een driehoek is altijd …º

A

180º

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef de definitie van een gelijkzijdige driehoek.

A

Een driehoek met drie even lange zijden is een gelijkzijdige driehoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef de definitie van een gelijkbenige driehoek.

A

Een driehoek met minstens twee even lange zijden is een gelijkbenige driehoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de definitie van een ongelijkbenige driehoek.

A

Een driehoek waarbij de drie zijden een verschillende lengte hebben, is een ongelijkbenige driehoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef de definitie van een rechthoekige driehoek.

A

Een driehoek met een rechte hoek is een rechthoekige driehoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef de definitie van een stomphoekige driehoek.

A

Een driehoek met een stompe hoek is een stomphoekige driehoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef de definitie van een scherphoekige driehoek.

A

Een driehoek met drie scherpe hoeken is een scherphoekige driehoek.

17
Q

Leg uit wat driehoeksongelijkheid is.

A

In een driehoek is de lengte kleiner dan de som van de lengten van de andere zijden. Dat noem je de driehoeksongelijkheid.

18
Q

Geef de eigenschap van een gelijkbenige driehoek.

A

Een driehoek is gelijkbenig als en slechts als twee hoeken even groot zijn.

19
Q

Geef de eigenschap van de drie middelloodlijn van een driehoek.

A

De drie middelloodlijnen van een driehoek snijden elkaar in een punt.
Dat is het middelpunt van de omgeschreven cirkel. Dat punt ligt even ver van de hoekpunten.

20
Q

Geef de eigenschap van de drie bissectrices van een driehoek.

A

De drie bissectrices van een driehoek snijden elkaar in een punt. Dat is het middelpunt van de ingeschreven cirkel. Dat punt ligt even ver van de zijden.

21
Q

Geef de definitie van een hoogtelijn.

A

Een hoogtelijn is een rechte door een hoekpunt die loodrecht op de overstaande zijde staat.

22
Q

Geef de eigenschap van de drie hoogtelijnen van een driehoek.

A

De drie hoogtelijnen van een driehoek snijden elkaar in een punt. Dat noemen we een hoogtepunt.

23
Q

Geef de definitie van een zwaartelijn.

A

Een zwaartelijn is een rechte door een hoekpunt en het midden van de overstaande zijde.

24
Q

Geef de eigenschap van de drie zwaartelijnen van een driehoek.

A

De drie zwaartelijnen van een dreihoek snijden elkaar in een punt. Dat noemen we het zwaartepunt.

25
Geef de eigenschap van een gelijkzijdige driehoek.
Een driehoek is gelijkzijdig als en slechts alds elke hoek 60° meet.