paginajnkjnfksbjdfskfd 261 - 276 Flashcards
In driehoek Abc is/zijn [AB], [BC] en [CA]…
de zijden.
In driehoek Abc is/zijn A, B en C
de hoekpunten
In driehoek Abc is/zijn ÂB^Ĉ
de hoeken
In driehoek ABC is/zijn Â
de overstaande hoek van [BC]
In driehoek ABC is/zijn Â
de ingesloten hoek van zijden [AB] en [CA]
In driehoek ABC is/zijn B^ en C^
de aanliggende hoeken van [BC]
In driehoek ABC is/zijn [AB]
de overstaande hoek van C^
In driehoek ABC is/zijn [AB] en [BC]
de aanliggende zijden van B^
∆ABC
driehoek ABC
De som van de hoeken van een driehoek is altijd …º
180º
Geef de definitie van een gelijkzijdige driehoek.
Een driehoek met drie even lange zijden is een gelijkzijdige driehoek.
Geef de definitie van een gelijkbenige driehoek.
Een driehoek met minstens twee even lange zijden is een gelijkbenige driehoek.
Geef de definitie van een ongelijkbenige driehoek.
Een driehoek waarbij de drie zijden een verschillende lengte hebben, is een ongelijkbenige driehoek.
Geef de definitie van een rechthoekige driehoek.
Een driehoek met een rechte hoek is een rechthoekige driehoek.
Geef de definitie van een stomphoekige driehoek.
Een driehoek met een stompe hoek is een stomphoekige driehoek.