Page 298 Flashcards
Aanbieden
Aangeboden
Aandoen
Aangedaan
Aangeven
Aangegeven
Aanhebben
Aangehad
Aankomen
Aangekomen
Aannemen
Aangenomen
Aanspreken
Aangesproken
Aanstaan
Aangestaan
Aantrekken
Aangetrokken
Achterlaten
Achtergelaten
Achteruitgaan
Achteruitgegaan
Aflopen
Afgelopen
Afsluiten
Afgesloten
Afspreken
Afgesproken
Afstaan
Afgestaan
Afvragen (zich)
Afgevraagd
Afwassen
Afgewassen
Bakken
Gebakken
Beginnen
Begonnen
Begraven
Begraven
Begrijpen
Begrepen
Bekijken
Bekeken
Beschrijven
Beschreven
Besluiten
Besloten
Bespreken
Besproken
Bestaan
Bestaan
Bewegen
Bewogen
Bezoeken
Bezocht
Bidden
Gebeden
Bieden
Geboden
Binnengaan
Binnengegaan, binnengeweest
Binnenkomen
Binnengekomen
Binnenlaten
Binnengelaten
Binnenlopen
Binnengelopen
Binnenrijden
Binnengereden
Blijken
Gebleken (is)
Binnenroepen (to call in)
Binnengeroepen
Blijven
Gebleven
Breken
Gebroken
Brengen (to bring)
Gebracht
Buigen (to bow)
Gebogen
Buitengaan
Buitengegaan, buitengeweest
Buitenkomen
Buitengekomen
Buitenreden
Buitengereden
Denken
Gedacht
Dichtdoen
Dichtgedaan
Doen
Gedaan
Doorkijken(to look through)
Doorgekeken
Doorlopen (to run through)
Doorgelopen