p17/18 Flashcards
Fr->Nl
1
Q
à deux
A
per twee
2
Q
ajoute
A
voeg toe
3
Q
attention (à)
A
let op (voor)
4
Q
change de
A
wissel van
5
Q
cherche sur Internet
A
zoek op het internet
6
Q
choisis
A
kies
7
Q
coche la bonne réponse
A
vink het juiste antwoord aan
8
Q
combine (avec)
A
combineer (met)
9
Q
complète le cadre /la grille /la carte mentale
A
vul het kader/ het rooster/ de mindmap aan
10
Q
connjugue mes verbes (à)
A
vervoeg de werkwoorden (in)
11
Q
copie (l’article, le sujet, la phrase)
A
schrijf (het lidwoord, het onderwerp, de zin) over
12
Q
crée
A
maak
13
Q
décris
A
beschrijf
14
Q
demande de
A
vraag om
15
Q
devine
A
raad
16
Q
discutez en classe
A
bespreek klassikaal
17
Q
donne le contraire
A
geef het tegenovergestelde
18
Q
donne un argument
A
geef een argument
19
Q
donne un synonyme
A
geef een synoniem
20
Q
écoute
A
luister (naar)
21
Q
écris
A
schrijf