p. 70-92 Flashcards

1
Q

basisvoedsel (voor wie)

A

gemiddeld inkomen laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

producten uit intensieve landbouw en veeteelt (+waarom)

A

duur, inbreng van arbeid, kennis, technologie, kapitaal (voor meststoffen, uitrusting) groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoog inkomen

A

genoeg en gevarieerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

basisvoedsel: graan (waarom)

A

goedkoop, gemakkelijk te telen, veel verwerkingsmogelijkheden, voedzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

basisvoedsel: gematigde streken

A

tarwe en maïs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

basisvoedsel: vochtige gebiede, van Zuidoost-Azië

A

rijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

basisvoedsel: warmere, drogere gebieden van Afrika

A

gierst, sorghum, wortel- en knolgewassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

koolhydraten (wat + vb)

A

belangrijke energieleverancier

vb. granen, rijst en graanproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat als er geen graan kan worden gekweekt?

A

aardappelen, maniok of cassave

–> wortel- en knolgewassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

intensieve landbouw

A

kleine bedrijfsoppervlakte met hoge opbrengst per hectare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

seizoensarbeider

A

arbeider die slechts enkele maanden per jaar wordt ingeschakeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

moesson

A

windensysteem, in de winter van land naar oceaan: droogseizoen, in de zomer van oceaan naar land: vochtig, regenseizoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

afzetmarkt

A

gebied waar men koopwaren kan verkopen.

de klanten van jouw product

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

groene revolutie

A

landbouwsysteem in Moesson-Azië om een zo groot mogelijk opbrengst te krijgen (zaadselectie, irrigatie, teeltafwisseling en kunstmest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

multinationale onderneming

A

onderneming met vestigingen in verschillende landen, het hoofdbedrijf bevindt zich in het moederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

plantage

A

grote landbouwoppervlakte met één subtropisch gewas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

agro-industriële onderneming

A

onderneming die via filialen een rol speelt in de toelevering, productie, verwerking en distributie van landbouwproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

commerciële landbouw

A

landbouw gericht op verkoop (vooral export)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hakbouw

A

primitief bewerken van de grond met een hak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

extensieve landbouw

A

grote bedrijfsoppervlakte met lage opbrengst per hectare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

brandcultuur

A

afbranden van aanwezige vegetatie en de as gebruiken als meststof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

zelfvoorzienende landbouw

A

landbouw (voedingsgewassen) voor eigen gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

teeltafwisseling

A

afwisseling van teelt op eenzelfde bodem om uitputting van de grond te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

terrasbouw

A

afgevlakte stukjes grond in een heuvelachtig gebied ifv landbouw, meestal vind je veel dergelijke terrassen naast elkaar die samen een getrapt uitzicht geven aan het landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

braak

A

een akker voor een bepaalde periode niet gebruiken, zo komen er na verloop van tijd terug voldoende voedingsstoffen in de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

zaadselectie

A

het telkens opnieuw verder uitkiezen van zaden die het bij telen ervan meer zullen opbrengen en/of beter bestand zullen zijn tegen ziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

kapitaal

A

bedrag dat een (landbouw)bedrijf of maatschappij waard is of ter beschikking heeft

28
Q

mechanisering

A

het werk dat mensen of dieren deden, door machines wordt ingeschakeld

29
Q

Latijns-Amerika: soort landbouw

A

1 oogst per jaar, seizoensarbeider of handenarbeider, multinationale onderneming, moderne plantage landbouw

30
Q

Latijns-Amerika: fysische omstandigheden

A

warm klimaat met natseizoen, tropische bodem

31
Q

Latijns-Amerika: proces

A

plantagelandbouw (bananen, koffie, suiker) gericht op verkoop of export

32
Q

Sub-Sahara-Afrika: soort landbouw

A

hakbouw, brandcultuur, teeltafwisseling met braakperiode, traditioneel akkerbouwsysteem

33
Q

Sub-Sahara-Afrika: fysische omstandigheden

A

wormklimaat met natseizoen, savane, licht golvende plateaus, arme bodems

34
Q

Sub-Sahara-Afrika: proces

A

traditionele akkerbouw (graan, triest, sorghum, maniok, groenten) zelfvoorzienend

35
Q

Moessson-Azië: soort landbouw

A

intensieve handenarbeid, Groene Revolutie (zaadselectie, kunstmest, zaaien, bemesten, sproeien, oogsten) terrasbouw of irrigatie-akkerbouw

36
Q

Moessson-Azië: fysische omstandigheden

A

warm klimaat met lang nat seizoen, moesson, laagland, alluviale bodems

37
Q

Moessson-Azië: proces

A

traditionele irrigatielandbouw (rijst) zelfvoorzienend

38
Q

Angel-saksisch Amerika: soort landbouw

A

sterk gemechaniseerd (bewerken, zaaien, bemesten, sproeien, oogsten) moderne bedrijven, agro-industrie

39
Q

Angel-saksisch Amerika: fysische omstandigheden

A

koelgematigd klimaat met strenge winter, zacht golvende plateaus, vruchtbare leemgrond

40
Q

Angel-saksisch Amerika: proces

A

moderne commerciële landbouw, gericht op verkoop of export

41
Q

Oceanië: soort landbouw

A

seizoensarbeider, moderne transport- en verwerkingssystemen, moderne extensieve veeteelt

42
Q

Oceanië: fysieke omstandigheden

A

gematigd (altijd) droog klimaat en warmgematigd klimaat met natte winter, steppe en hardbladige vegetatie, grotendeels laagland, arme ijzerhoudende bodems

43
Q

Oceanië: proces

A

extensieve veeteelt, gericht oeverkoop of export

44
Q

traditionele akkerbouw komt vooral voor in

A

ontwikkelingslanden

45
Q

extensieve zelfvoorzienende akkerbouw in …………………

A

Afrika

46
Q

intensieve irrigatielandbouw in ………………………………………………………..

A

Zuidoost-Azië, Moesson-Azië..

47
Q

commerciële landbouw komt vooral voor in ……………………………………………………………………..

A

industrielanden, welvarende landen..

48
Q

intensieve akkerbouw in

A

dichtbevolkte zones, zoals groot deel van West-Europa…

49
Q

extensieve akkerbouw in

A

dunner bevolkte zones, zoals grote delen van de VS..

50
Q

plantages van speciefeke tropische gewassen, zoals cacao, koffie of rubber komen daarnaast ook voor in

A

de warme klimaatzone (bv. Ivoorkust)

51
Q

veeteelt komt vooral voor in ………………………………..

A

droge gebieden

52
Q

nomadische veeteelt komt voor in …………………………………………………………………………………………………………………………………

A

droge, armere gebieden (bv. Sahellanden)…

53
Q

extensieve veeteelt in ……………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

A

droge, rijkere gebieden (bv. Australië, VS)…

54
Q

dichtbevolkte gebieden of in de nabijheid van grote steden (bv. varkensteelt in
intensieve veeteelt in ……………………………………………………………………………………………………………………………………..

A

dichtbevolkte gebieden of in de nabijheid van grote steden (bv. Vlaanderen, rundervetmestbedrijven rondom Chicago…)…

55
Q

Duurzaam: energie

A

A
1. Zonnepanelen op het dak van de stal.
A
2. Een pocketvergister. Met de gassen van de mest produceert deze machine elektriciteit en warmte.

56
Q

Duurzaam: dierenwelzijn

A

B
3. Varkens lopen rond in open stallen, krijgen speeltjes, zoals kettingen, buizen, blokken hout …
B
7. Varkensstallen voorzien van stro in plaats van harde beton.

57
Q

Duurzaam: biodiversiteit

A

C
19. Hagen en heggen planten als thuishaven voor tal van diersoorten en streekeigen kruiden.
C
10. Hommeldozen en bijenkasten plaatsen om de planten te bevruchten.

58
Q

Duurzaam: bodemkwaliteit

A

D
13. Zaaien van groenbedekker, zodat de vruchtbare grond niet wegspoelt na een regenbui.
D
14. Lagedrukbanden gebruiken om de bodem minder in te drukken.

59
Q

Duurzaam: luchtkwaliteit

A

E

18. Luchtwassers plaatsen om de uitstoot van ammoniak te beperken.

60
Q

Duurzaam: bemesting

A

F

15. Bemestingsadvies vragen om op een verantwoorde manier te bemesten.

61
Q

Duurzaam: water

A

H
4. Druppelirrigatie, door vlakbij de plant te druppelen gaat er een minimum aan water verloren.
H
5. Opvangen van regenwater om planten te besproeien.
H
12. Een eigen waterzuiveringsinstallatie plaatsen.

62
Q

Duurzaam: landschap

A

G
16. Streekeigen beplanting gebruiken rond de boerderij.
G
17. Passende materialen gebruiken om stallen en loodsen te bouwen, zodat ze minder opvallen en storen in het landschap.

63
Q

Duurzaam: gewassen en hormonen

A

J
8. Een spuitrobot bespuit plantje per plantje. De wind kan de sproeistoffen niet meevoeren naar andere gebieden.
J
9. Natuurlijke vijanden inzetten bij het bestrijden van schadelijke insecten, zoals lieveheersbeestjes die mijten opeten in serres.

64
Q

Duurzaam: relatie met de maatschappij

A

I
6. Thuisverkoop van eigen producten zorgt voor een korte keten. Geen dure prijzen voor vervoerskosten en tussenverkoop. De boer zelf krijgt een eerlijke prijs.
I
11. Boerderijklassen organiseren om kinderen te laten zien hoe het voedsel op hun bord komt.

65
Q

Waarom moeten we aan duurzame landbouw gaan doen, we hebben hier toch voedsel genoeg?

A

Duurzame landbouw helpt ons meewerken aan een betere wereld In ons land wordt vrij intensief aan landbouw gedaan Heel veelvan onze gewassen, vlees wordt geëxporteerd Daar haalt de landbouwer zijn inkomsten uit Als er niet duurzaam gewerkt wordt, gaat de bodemkwaliteit, de luchtkwaliteit, de biodiversiteit achteruit Als gevolg daarvan is er minder opbrengst en moet er nog meer bemest, gespoten… worden.

66
Q

Waarom is het wereldecosysteem zo afhankelijk van bijen?

A

De planten worden niet meer bestoven en ontwikkelen zo geen vruchten. Dit zal leiden tot een voedsel te kort.

67
Q

Wat zou er gebeuren als er geen bijen meer waren?

A

Er zouden heel wat producten niet meer bestaan.