Over wondere feiten Flashcards

1
Q

Welk vermogen van de mens is uniek?

A

Het vermogen om je te verwonderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het gevolg van je verwonderen?

A

Je kijkt anders naar de wereld om je heen, waardoor je meer ziet dan het gewone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kunnen mesen dankzij taal?

A

Aan anderen duidelijk maken wat je denkt of voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Tot wat kan de mens zich ontwikkelen dankzij taal?

A

Een cultuurscheppend wezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de drie levensvragen?

A
  1. Waar kom ik vandaan?
  2. Wie ben ik?
  3. Waar ga ik heen?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn twee vormen van taalgebruik?

A

Letterlijke taal van feiten

Figuurlijke taal van verbeelding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarvoor wordt de letterlijke taal van feiten gebruikt?

A

Het weergeven van controleerbare feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is de letterlijke taal van feiten cruciaal?

A

Omdat in de hedendaagse wereld de wetenschap een grote rol speelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor wordt de figuurlijke taal van verbeelding gebruikt?

A

Voor het uiten van emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt de figuurlijke taal van verbeelding ook wel genoemd?

A

De taal van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar wordt vaak gebruik van gemaakt binnen de figuurlijke taal van verbeelding?

A

Beeldspraak
Metaforen
Symbolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de invloed van de context op een woord of uitspraak?

A

Hij kan de betekenis van een woord of uitspraak sterk veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is het belangrijk om te weten of je te maken hebt met letterlijke of figuurlijke taal?

A

Omdat de context de betekenis van een woord of uitspraak sterk kan veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor gebruiken mensen in religieuze context soms een ‘andere taal’?

A

Meestal voor het aanduiden van concrete verschijnselen of feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurd er als in religieuze context een andere taal wordt gebruikt?

A

Er wordt niet perse een wetenschappelijke redenering onwaar verklaard, maar meestal wordt er een God aan verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werden prehistorische mensen begraven?

A

In een bepaalde houding met bepaalde voorwerpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat kun je zeggen op basis van het feit dat prehistorische mensen in een bepaalde houding met bepaalde voorwerpen werden begraven?

A

Dat er waarschijnlijk voorstellingen zijn geweest van leven na de dood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat bracht het geloof in een hiernamaals de prehistorische mens?

A

Troost en vertrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat werd opgedragen aan een god door de prehistorische mens?

A

Al het onverklaarbare

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Aan wat voor god werd al het onverklaarbare opgedragen

A

Een god uit de onder- of bovenwereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke god werd het meest vereerd?

A

De zonnegod

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarom werd de zonnegod het meest vereerd?

A

Prehistorische mensen wisten toen al dat de zon essentieel was voor leven op aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gebeurde er in 270 c.j.

A

De religie van Sol Invictus werd de officiële staatsgodsdienst van Rome

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is dezelfde dag als de geboortedag van Sol Invictus?

A

Geboortedag Jezus Christus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wie verklaarde het christendom tot de officiële staatsgodsdienst van Rome?

A

Keizer Constantijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wanneer verklaarde keizer Constantijn het christendom tot officiële staatsgodsdienst van Rome?

A

313 c.j.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

op welke datum valt de dag van de zonnewende?

A

21 december

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

wanneer waren de eerste filosofen die met logisch verstand de wereld probeerden te begrijpen?

A

600 v.c.j.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

wie was de eerste rationeel denkende filosoof

A

theles van milete

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat was de hoofdvraag die Thales van Milete zich afvroeg

A

Waar is alles uit ontstaan?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waaruit is alles ontstaan volgens Thales van Milete?

A

Uit 1 oerstof, water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waarom kwam volgens Thales van Milete alles voort uit water?

A

omdat alles wat leeft water nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat was volgens Empedokles de basis voor alle leven

A

de vier elementen

lucht, water, vuur en aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

welke vragen stelde Socrates

A

wat is waarheid?

wat is rechtvaardigheid?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat zijn Socrates zijn opvatting over de mens?

A

de mens is een wezen met eigen wil en verstand, geen speelbal van de goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Waardoor moet de mens zich laten leiden volgens Socrates?

A

door zuiverheden van het geweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

waardoor moest de mens zich niet laten leiden volgens Socrates

A

onderwerping aan wetten of goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wie was een leerling van Socrates

A

plato

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

wat was de vraag waar Plato zich mee bezig hield

A

wat is het wezen van de waarheid, rechtvaardigheid, moed, wijsheid en schoonheid?

40
Q

wat is het wezen van de waarheid, rechtvaardigheid, moed, wijsheid en schoonheid? volgens Plato

A

alle dingen in ons aardse bestaan zijn tijdelijke afbeeldingen van eeuwige ‘essenties’ die eraan te grondslag liggen

41
Q

wat was elke ziel voor de geboorte volgens Plato

A

een deel van de geestelijke wereld der Ideeën

42
Q

Wat gebeurd er na de geboorte met de ideeën uit de wereld der ideeën volgens Plato

A

ze worden niet vergeten, maar aan de hand daarvan wordt het verstand van kennis voorzien

43
Q

wie was een leerling van Plato

A

Aristoteles

44
Q

Hoe kon de mens alleen kennis verwerven volgens Aristoteles?

A

door gebruik te maken van zijn zintuigen

45
Q

wat werd Aristoteles met zijn gedachte over de manier van kennis verwerven

A

grondlegger van de huidige wetenschap

46
Q

vanaf wanneer was het christelijke wereldbeeld heersend

A

vanaf de 4e eeuw

47
Q

wanneer veranderde het christelijke wereldbeeld langzaam

A

begin van de 16e eeuw

48
Q

wie verkondigden revolutionaire ideeën over ons zonnestelsel

A

copernicus en galilei

49
Q

waardoor kreeg het loskomen van filosofie en wetenschap van mythische verhalen een boost

A

door het rationalisme en de verlichting

50
Q

Wat was het motto van de verlichting

A

durf te denken!

51
Q

wat was Descartes

A

wiskundige en filosoof

52
Q

wat voor denken was Descartes

A

vooruitstrevend katholiek denken

53
Q

binnen welke stroming paste Descartes

A

rationalisme

54
Q

rationalisme is

A

een filosofische stroming waarbij het wiskundig en logischdenkend verstand betrouwbaarder is dan de zintuigelijke waarneming

55
Q

wat is volgens Descartes noodzakelijk voor het vergaren van kennis

A

twijfelen

56
Q

hoe wist Descartes dat hij bestond

A

ik denk, dus ik ben

57
Q

wat was Descartes zijn godsbewijs

A

een onvolmaakt mens kan geen volmaakt idee voortbrengen

58
Q

hoe wist Descartes dat de materiële wereld bestaat

A

god bestaat, dus ik kan god vertrouwen

god schiep de materiële wereld, dus die bestaat

59
Q

wat vond spinoza van de bijbel

A

die was te menselijk van aard om door God geschreven te zijn

60
Q

wat beschreef spinoza in Tractatus theologico-politicus

A

een kritisch onderzoek naar de bijbel

61
Q

wat beschreef spinoza in ethica

A

het heelal en de plaats van de mens daarbinnen

62
Q

waarop moest wetenschappelijke kennis volgens spinoza en Descartes gebaseerd worden

A

absoluut zekere uitgangspunten

63
Q

waar bevindt god zich volgens spinoza

A

god bevindt zich nergens, maar is in essentie het heelal zelf

64
Q

hoe zag volgens Girodano Bruno het heelal eruit

A

het heelal is oneindig

65
Q

wat vond Girodano Bruno van Jezus

A

Jezus is geen goddelijk persoon

66
Q

wat zou er volgens Girodano niet komen?

A

een laatste oordeel

67
Q

waarvoor werd Girodano bijna aangeklaagd

A

ketterij

68
Q

waarom vluchtte Bruno uit Italië

A

om een uiteindelijk conflict te voorkomen

69
Q

wanneer kwam Bruno weer terug in Italië

A

1590

70
Q

wanneer werd Bruno alsnog voor ketterij gearresteerd

A

1592

71
Q

hoe en wanneer eindigde het leven van Bruno

A

op de brandstapel in 1600

72
Q

wat hield de copernicaanse revolutie in

A

Copernicus schreef in zijn boek dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt van het heelal was

73
Q

wanneer werd het boek van Copernicus uitgegeven

A

1543, het sterfjaar van Copernicus

74
Q

wat ontdekte Galilei over de maan

A

niet volledig rond, maar kraters

75
Q

wat ontdekte Galilei over de zon

A

vertoont soms vlekken

76
Q

wat ontdekte Galilei over Jupiter

A

heeft 4 manen

77
Q

wat ontdekte Galilei over Saturnus

A

heeft een ring

78
Q

in welk boek vertelde Galilei over zijn ontdekkingen

A

de sterrenbode

79
Q

wat bewees Galilei in de sterrenbode

A

de theorie van copernicus

80
Q

waarvoor is Galilei in 1615 aangeklaagd

A

kerkelijke inquisitie

81
Q

waarvoor is Galilei in 1633 veroordeeld

A

hevige ketterij

82
Q

waar draaide het in 1632 verschenen boek door Galilei om

A

een discussie tussen voor en tegenstander van copernicaans beeld

83
Q

waarom ging het over het algemeen mis met nieuwe ideeën

A

omdat de maatschappij, vooral de kerk, aan oude ideeën vast wilde houden

84
Q

wat zijn wisselingen van paradigma’s

A

omwentelingen van bestaande theorieën

85
Q

wat is kosmologie

A

de wetenschap die zie bezighoud met de vraag naar het ontstaan van het heelal

86
Q

wat stelt de oerknaltheorie

A

er was niets in het begin

het ontstaan van het heelal was het begin van materie tijd en ruimte

87
Q

wat laat evolutie ons zien

A

wat onze plaats is in het geheel van de ongelofelijke veelvorming van het leven

88
Q

in 1859 verscheen een boek van Darwin, welke

A

over het ontstaan der soorten door middel van natuurlijke selectie

89
Q

wat stond er in over het ontstaan der soorten door middel van natuurlijke selectie

A

Darwin zijn ontdekkingen wat betreft evolutietheorie gebaseerd op zijn vinkenonderzoek

90
Q

in 1871 verscheen een boek van Darwin, welke

A

de afstamming van de mens

91
Q

wat stond er in de afstamming van de mens

A

alle diersoorten zouden uiteindelijk uit een voorondersoort tot omwikkeling zijn gekomen, ook de mens

92
Q

wat maakte de paradigmawisseling door Darwin lastig

A

als zijn evolutietheorie waar is, is god niet de schepper van alles
als de mens van een dier afstamt, wat maakt hem dan uniek

93
Q

creationisme =

A

alles is ontstaan door de hand van god (geloofsuitspraak)

94
Q

pseudo-wetenschap =

A

geen onderscheid maken tussen geloofsuitspraak en wetenschappelijke bewering

95
Q

intelligent design =

A

de mens is te complex om via geleidelijke ontwikkeling te ontstaan

96
Q

wat is de natuurlijke selectie tweetrap motor?

A
  1. Alles wat leeft maakt deel uit van een constant voortplantingsproces waarbij erfelijke eigenschappen van generatie op generatie worden overgegeven. Mutaties zorgen voor biologische afwijkingen die positief of negatief kunnen uitpakken.
  2. Individuen met een goede eigenschap hebben een betere overlevingskans en zullen zich ook meer en beter voortplanten, hierdoor ontstaat uiteindelijk een sterkere soort.