oude tt vragen Flashcards

1
Q

Wat is chromosomale imbalance?

A

de situatie dat (delen van) chromosomen meer of minder dan normaal aanwezig zijn in de kernen van tumorcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij genoom-brede genexpressie analyse van Diffuse Large B Cell Lymphoma (DLBCL) werd gevonden dat de tumoren in twee grote groepen ingedeeld konden worden, die veel overeenkomsten vertoonden met twee ontwikkelingsstadia van normale B cellen. Waardoor wordt dit verschil veroorzaakt?

A

Het stadium waarin de differentiatie is geblokkeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom zijn BRCA-gemuteerde tumoren gevoelig voor POLQ-remmers?

A

POLQ-remmers verhinderen end-joining met gebruik van microhomologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat geldt in het algemeen als ‘verklaring’ voor het feit dat carcinoom cellen meestal als eerste lymfogeen metastaseren?

A

verhoogde weefseldruk in het carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het verschil tussen incisiebiopt en excisie biopt?

A

incisiebiopt betekent dat materiaal zonder marge wordt verwijderd, terwijl excisiebiopt altijd een marge van gezond weefsel heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Soms leidt een gemetastaseerd proces van vooral carcinomen tot verbreding van lymfbanen in de pleura of in de long.
Wat is de pathogenese (verklaring) van dit fenomeen?

A

Dit heet Pleuritis carcinomatosis of lymfangitis carcinomatosis maar hoeft niet geantwoord te worden. Het gaat om: ophoping van tumorcellen/verstopping door tumorcellen in/van de lymfbanen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is een echo abdomen zinvol in de follow up van een 54 jarige patiënt met een Non-Hodgkin lymfoom? (1p)

Beschrijf twee mogelijkheden wat je met de echo van het abdomen kunt opsporen en beschrijf ook tenminste één nadeel
van de echo

A
  1. Zinvol bij verdenking op localisatie van het lymfoom in de lever en/of milt of kliermetastasen intra-abdominaal (1p).
  2. Met de echo kunnen levermetastasen, hepatomegalie, splenomegalie, kliermetastasen, vrijvocht, eventueel hydronefrose van de nieren, vasculaire afwijkingen, dilatatie galwegen worden opgespoord (1p).
    Nadeel: echo is minder nauwkeurig dan CT; bij de aanwezigheid van levermetastasen kun je eventuele kliermetastasen minder goed zien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wanneer wordt antihormonale therapie ingezet?

A

antihormonale therapie wordt ingezet wanneer geen snelle antitumorrespons noodzakelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het BUB1 eiwit is nodig om het anafase checkpoint te handhaven. Je vindt een mutatie in het BUB1 gen in een colontumor.
Welke chromosomale afwijkingen zullen waarschijnlijk in deze tumor aanwezig zijn als gevolg van deze mutatie?

A

Deleties van chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het MLL gen is vaak betrokken bij translocaties die gevonden worden in leukemieën. Hierbij ontstaan nieuwe MLL fusie-eiwitten waarbij MLL
sommige van zijn normale functies behoudt?

A

binden aan specifieke target genen in het genoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welk twee evolutionaire voordelen biedt het hebben van een circadiane klok?

A

Zorgt er voor dat het lichaam anticipeert op dagelijkse veranderingen in de omgeving (gedrag, fysiologie en stofwisseling afgestemd op behoefte op het moment van de dag).
Geeft tijdstructuur aan ons lichaam (activiteit van organen op elkaar afgesteld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Graderen van tumoren berust op vaak op kenmerken die je microscopisch kunt vaststellen. Welk kenmerk is dit?

A

delingsactiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij diverse tumoren komen zogenaamde paraneoplastische syndromen voor die zich uiten als endocrinopathieën. Ze worden niet direct door tumor- of metastase-locatie verklaard.
Noem twee voorbeelden van dergelijke paraneoplastische syndromen en noem de factor die hierbij een pathogene rol
speelt.

A

Polycythaemia / erythropoetine
Hypoglycemie/ insuline
SIADH/ ADH-natriuretic hormone
Cushing/ acth of acth like
Hypercalciemie/ parathyroid-related of TGF-alf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een multimodale behandeling?

A

Bij een multimodale behandeling worden verschillende behandelmethoden met elkaar gecombineerd. Het gaat dus om een combi van behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is volgens de medisch-historici Le Fanu en Mukherjee één van de redenen waarom het veel moeilijker was om solide
tumoren succesvol met chemotherapie te behandelen dan ALL?

A

De verwachting dat met de aanpak die bij ALL had gewerkt met vergelijkbaar succes kon worden toegepast op solide tumoren was niet realistisch, omdat het ontstaan van solide tumoren, anders dan bij ALL, nauw is verweven met het biologische verouderingsproces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het aantal kankerdiagnoses is in de afgelopen 30 jaar nagenoeg verdubbeld in Nederland.
Wat is de meest belangrijke verklaring voor deze verdubbeling?

A

demografische veranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Het MLL gen is vaak betrokken bij translocaties die gevonden worden in leukemieën. Hierbij ontstaan nieuwe MLL fusie-eiwitten waarbij MLL
sommige van zijn normale functies behoudt.
Welke van de functie blijft behouden?

A

binden aan specifieke target genen in het genoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

kennis over MLL-gen
- welk chromosoom?
- wat gebeurd er bij een breuk in een MLL-gen?

A

ligt op chromosoom 11
Bij een breuk gaat het SET-domein verloren

19
Q

als MLL gen transloceert, welke functie BLIJFT?

A

binden aan specifieke target genen in het genoom

20
Q

als MLL transloceert, welke functie VERDWIJNT?

A

aanbrengen van epigenetische modificatie op histon 3 lysine 4 (H3K4)

21
Q

Wat is het gevolg van een mutanteiwit JAK2-V617F?

A

de activiteit van het pseudokinase domain (JH2) van JAK2 is verlaagd –> de activiteit van het kinase domain (JH1) van JAK2 is verhoogd

22
Q

Clonale hematopoiese wordt gekenmerkt door verworven mutaties in bloedvormende stam- en voorlopercellen. Dit komt in ~10% van ouderen voor, zonder dat er sprake is van klinische kenmerken van (voorstadia) van acute myeloide leukemie (AML).
Wat valt over deze mutaties te zeggen?

A

Het zijn vaak “driver” mutaties in AML, maar als geïsoleerde mutaties niet pathogeen.

Ze hebben voorspellende waarde voor het risico op AML

23
Q

Noem twee argumenten waarom het belangrijk is om een goede interpretatie van de morfologie van hematopoietische cellen te kunnen geven.

A
  • hiermee kunnen (1) differentiatielijn en (2) rijpingsstadium van hematopoietische cellen worden bepaald
  • bij ophoping van cellen met een specifieke morfologie in bloed en/of beenmerg is dit een indicatie van het type aandoening / leukemie
  • het type leukemie is bepalend voor de behandeling en de prognose van de patiënt
24
Q

Als DNA dicht is, noem je dit dan euchromatide of heterochromatide?

A

heterochromatide

25
Q

Als DNA open is, noem je dit dan euchromatide of heterochromatide?

A

euchromatide

26
Q

Wat verstaat men bij medicijngebruik onder “chronotherapie”?

A

het innemen van medicijnen op een vast moment van de dag

27
Q

Maligne tumorcellen kunnen lymfeklieren binnendringen via één structuur en de lymfklier weer verlaten via twee structuren.
Via welke twee structuren kunnen tumorcellen uit een lymfklier komen?

A

efferente vaten en venules

28
Q

Uitzaaiïngen van bronchuscarcinomen manifesteren zich meestal het eerste in lymfeklieren.
Wat is hierbij het frequentst aangedane station?

A

mediastinale lymfeklieren

29
Q

Welke twee rollen hebben matrix metalloproteinases bij tumorprogressie?

A

maakt groeifactoren vrij en breekt onoplosbare componenten af

30
Q

Bij tumoren van het lymfoide- of myeloide type gebruiken we meestal niet de term metastasering maar een andere term.
Welke term is dat?

A

disseminatie

31
Q

Bij een patiënt met het familiaire polyposis coli (FAP) syndroom kan de dikke darm duizenden poliepen bevatten.
Wat voor soort poliepen zijn dit?

A

neoplatische poliepen

32
Q

Noem vier aspecten die specifiek zijn voor palliatieve zorg.

A
  • stadium van de ziekte (levensbedreigend stadium)
  • kwaliteit van leven belangrijkste uitgangspunt
  • multi-dimensionele benadering
  • gericht op zowel patiënt als naasten
  • acceptatie van de dood als normaal proces
  • wens van de patiënt centraal
  • inclusief rouwbegeleiding
33
Q

precontemplatie fase

A

niet gemotiveerd om gedrag aan te passen

34
Q

contemplatie fase

A

bewust van slechte gedrag, maar heeft nog geen plan hoe ze dit gedrag wilt veranderen

35
Q

preparatie fase

A

vast plan maken om te veranderen

36
Q

Leg in maximaal 40 woorden uit hoe spectrale karyotypering (SKY) werkt.

A

Je gebruikt voor elk chromosoom specifieke probes (1p) met verschillende kleuren fluorescente markers (1p). Hiermee kleur je
een karyogram, zodat elk chromosoom een andere kleur krijgt, die je met een fluorescentie microscoop kunt waarnemen (1p).

37
Q

Waarom worden ‘genoom instabiliteit en mutaties’ en ‘tumor bevorderende ontsteking’ ook wel ‘enabling characteristics (tumorbevorderende karakteristieken) genoemd?

A

Genoom instabiliteit en mutaties bevordert het ontstaan van tumorcellen en tumorbevorderende ontsteking bevordert de groei van tumoren

38
Q

In de moleculaire diagnostiek van leukemieën kan men gebruik maken van next generation sequencing technieken om oncogene mutaties te vinden. Hoewel het mogelijk is om het complete genoom te sequencen, beperkt men zich om praktische redenen vaak tot de exonen van de genen (whole exome sequencing of WES).
Noem de belangrijkste reden om toch het hele genoom te sequencen in plaats van alleen maar de exonen.

A

Niet alle oncogene mutaties liggen in exonen. . Om mutaties/translocaties buiten exonen te vinden is sequencen van het hele
genoom de aangewezen weg.

39
Q

Noem vijf factoren die het toxisch effect van een stof beïnvloeden.

A

dosis
vorm (actief/inactief, metabole activering)
duur van de blootstelling (kort vs lang)
interindividuele verschillen in gevoeligheid (genetische heterogeniteit)
moment van de dag van blootstelling (chronotoxiciteit)

40
Q

welke eigenschappen zijn vereist voor microscopisch bewijs voor een plaveiselcelcarcinoom?

A

desmosomen en verhoorning

41
Q

Bij FAP (polyposis coli) is het dikke darmslijmvlies bezaaid met honderden poliepen.
Wat is de meest waarschijnlijke histopathologische diagnose van deze poliepen?

A

tubulair adenoom

42
Q

Welk van de onderstaande histologische kenmerken heeft een tubulair adenoom in het colon met laaggradige dysplasie?

A

pseudostratificatie van kernen

43
Q

Waarom wordt de marge tussen Clinical Target Volume en Planning Target Volume aangebracht?

A

positioneringsonnauwkeurigheid

44
Q
A