Orthopedie en reumatologie Flashcards

1
Q

Welke anatomische indeling wordt er gemaakt binnen het bewegingsapparaat?

A
  • intrinsieke klachten: structuren binnen schoudergordel
    • gewrichten (gleno-
      humeraal, acromio-
      claviculair, sterno-
      claviculair)
    • peri-articulaire
      structuren (cuffspieren,
      bursa, skelet)
  • extrinsieke klachten: structuren buiten schoudergordel
    • cervicale wervelkolom
    • thorax (wand)
    • abdomen
      (diafragmaprikkeling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nosologische kennis (welke aandoeningen horen bij de volgende beschrijvingen):

  • acute pijn met zwelling en roodheid van het basisgewricht van de grote teen is typisch voor…
  • … van de hand manifesteert zich vooral in CMC-1 en DIP gewrichten
  • symmetrische gewrichtsontstekingen van meerdere gewrichten past bij…
A
  • jicht
  • artrose
  • reumatoïde artritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is heupdysplasie?

A

Bij heupdysplasie (wat letterlijk ‘slecht gevormde heup’ betekent) wordt de heupkop onvoldoende overdekt door de heupkom, ook wel het acetabulum. De kop zit meestal wel op de juiste plaats in de kom, maar de kom (en soms ook de kop) is onvoldoende ontwikkeld, waardoor het heupgewricht niet goed werkt. Bij ernstige gevallen staat de heupkop daarbij zelfs bijna of helemaal uit de kom. Dit wordt heupluxatie genoemd.

Feitjes:

  • 1-4% ontwikkelt heupdysplasie
  • 20% is dubbelzijdig
  • 2,5-3,8 keer vaker meisjes
  • van alle zuigelingen met heupdysplasie heeft slechts 10-27% een of meer risicofactoren anders dan het vrouwelijks geslacht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn risicofactoren voor heupdysplasie?

A
  • belaste familieanamnese (heupdysplasie en/of coxartrose voor de leeftijd van 50 jaar bij eerste of tweedegraads familieleden)
  • stuitligging vastgesteld na week 32 van zwangerschap
  • stuitligging bij bevalling
  • strak inbakeren van onderlichaam met heupen en knieën gestrekt

Ook verhoogd risico bij:

  • syndroom van Down
  • syndroom van Ehlers-Danlos
  • arthrogryposis
  • neuromusculaire stoornis, gekenmerkt door spierzwakte of spasticiteit (bijv. spina bifida en cerebrale parese)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk lichamelijk onderzoek doe je bij verdenking op heupdysplasie?

A

Met de Barlow en Ortolani manoeuvres.

Barlow: De onderzoeker adducteert de heup terwijl hij een posterieure kracht op de knie uitoefent om dislocatie te bevorderen.

Ortolani: De examinator abduceert de heup terwijl hij een voorwaartse kracht op het dijbeen uitoefent om de heupdislocatie te verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de meest voorkomende gewrichten waarin radiologische artrose ontstaat?

A
  • wervelkolom (facetgewrichten): meest voorkomend, maar zorgen vaak niet voor de meeste klachten
  • handen
    • DIP gewrichten
      (veel
      voorkomend)
    • CMC-1
      gewrichten
    • PIP gewrichten
  • knie
  • heup
  • voeten
  • MTP 1 gewricht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn radiologische kenmerken van artrose?

A
  • gewrichtsspleet versmalling
  • sclerosering
  • osteofyten
  • subchondrale cysten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn orthopedisch chirurgische behandeltechnieken?

A
  • plaatsen gewrichtsprothese: heup, knie en elleboog
  • arthroscopie: kijkoperatie; veel toegepast in het kniegewricht, je kan kijken in het gewricht en gelijk de klachten verhelpen
  • gewrichtsreconstructie: o.a. ligamenten: spanning van ligamenten herstellen bijvoorbeeld
  • osteotomie: orthopedische chirurgische ingreep waarbij een stuk bot wordt doorgenomen. Bij de knie is het een correctie van de kniestand. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan bij varus en valgus
  • artrodese: een operatie waarbij de normale beweeglijkheid van een gewricht wordt opgeheven, zodat het gewricht verder stijf is
  • resectie orthroplastiek: resectie staat voor wegnemen en arthroplastiek voor het vervangen met siliconen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tussen welke twee heupprotheses wordt onderscheid gemaakt?

A

Totale heupprothese en kophalsprothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 4 soorten fixaties bestaan er voor een totale heupprothese?

A
  • ongecementeerd: 64%
  • gecementeerd: 26%
  • hybride: 5%
  • omgekeerd hybride: 5%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke 3 componenten bestaat een totale knie prothese?

A
  • metalen femorale component
  • plastic (polyethylene) component
  • metalen tibiale component
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 soorten primaire knieprothesen zijn er?

A
  • totale knieprothese (TKP)
  • unicondylaire knieprothese
  • patellofemorale knieprothese
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 3 soorten fixaties bestaan er voor een totale knieprothese

A
  • gecementeerd: 92%
  • ongecementeerd: 4%
  • hybride: 4%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een zeldzame gewrichtsprothese? En voor welke patiëntengroep is deze prothese?

A

Een elleboogprothese voor patiënten met reumatoïde artritis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is simpel gezegd de oorzaak van reuma?

A

Genetische factoren + omgevingsfactoren –> immuun-regulatie = auto-immuniteit en auto-inflammatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kan auto-immuniteit in worden gedeeld?

A
  • orgaan-specifiek:
    • schildklier: Hashimoto
      thyreoïditis
  • systemisch:
    • SLE (systemische lupus
      erythematosus)
    • in principe kunnen alle
      orgaansystemen
      meedoen
    • autoantistoffen, o.a. ANA
      en ENA
17
Q

Wat zijn klachten passend bij inflammatoire gewrichtsklachten?

A
  • pijn in de nacht en in de ochtend die verbetert bij bewegen
  • langdurige ochtend stijfheid: 30-60 min
  • zwelling van gewrichten
  • roodheid kan maar hoeft niet
  • functiebeperking kan maar differentieert niet
18
Q

Wat zegt zwelling over gewrichten?

A
  • artritis: elastische zwelling +
  • artrose: zwelling +/-
    • benigne verbreding
    • soms toch ook iets van
      inflammatie
  • artralgie: zwelling -
19
Q

Hoe is het aantal en de verdeling van betrokken gewrichten betrokken in de differentiaal diagnose van artritis?

A
  • mono-articulair: 1 gewricht
  • oligo-articulair: 2-4 gewrichten
  • poly-articulair: >4 gewrichten
  • grote of kleine gewrichten?
  • axiaal of perifeer?
  • symmetrisch of asymmetrisch?

Eerst wordt er onderscheid gemaakt tussen mono-artritis en oligo/polyartritis.
- monoartritis: jicht/pseudojicht, bacteriële artritis, spondylo artritis, Lyme-artritis, itis bij artrose

Vervolgens maak je in de categorie oligo/polyartritis onderscheid tussen asymmetrisch en symmetrisch.

  • asymmetrisch: spondylo artritis, reactieve artritis, artritis psoriatica, spondylitis ankylopoetica, artritis bij IBD
  • symmetrisch: reumatoïde artritis, systeemziekte als SLE
20
Q

Welke aanvullende onderzoeken zijn van belang bij artritis?

A
  • synoviaal vocht
  • lab onderzoek
  • beeldvorming
21
Q

Waar let je op bij de analyse van synoviaal vocht?

A
  • aantal leukocyten
  • kristallen
  • bacteriën
  • PCR bacteriële/virale verwekkers –> ziekte van Lyme, tuberculose
22
Q

Wat is de plaats van auto-immuun serologie bij onderzoek naar artritis?

A
  • kliniek staat voorop, vraag alleen gericht aan
  • autoantistof maakt nog geen auto-immuunziekte
  • ontbreken van autoantistof sluit auto-immuunziekte niet uit

Dit wordt alleen gedaan bij sterke verdenking!

23
Q

Wat zijn onderdelen van auto-immuun serologie bij onderzoek naar artritis?

A
  • IgM RF –> bij reuma, slechtere prognose
  • Anti ccp –> bij reuma, slechtere prognose
  • ANA –> veel auto-immuun aandoeningen
  • ENA –> veel auto-immuun aandoeningen, stap 2 na ANA
  • Anti ds DNA –> stap 2 na ANA

ANA –> ENA –> anti ds DNA

24
Q

Weke beeldvorming wordt gedaan bij onderzoek naar artritis?

A
  • echografie –> synovium, pezen en synovitis
  • röntgen –> beschadigingen van de gewrichten
  • CT –> botten
  • MRI –> synovium
25
Q

Welk medicijn heeft voor een omslag gezorgd in de behandeling van artritis?

A

Methotrexaat

26
Q

Welke therapieën zijn er voor artritis?

A
  • NSAID’s
  • Prednison –> kortdurend, snel klachten verminderen
  • Disease modifying drugs (DMARD’s) –> eerste keus behandeling –> immuunsysteem onderdrukken (meest gebruikte middel is methotrexaat)
  • biologicals –> doelgericht
27
Q

Waar grijpen de medicijnen in bij de therapie van artritis?

A

Er is nog geen medicijn dat ingrijpt op de oorzaak. De DMARD’s en biologicals grijpen in op het ziekteproces. Pijnstillers grijpen in op huidige klachten en het verbeteren van kwaliteit van leven.

28
Q

Wat zijn de meest voorkomende artritis aandoeningen?

A
  • reumatoïde artritis
  • kristalarthropathie
  • spondylo artritis
29
Q

Wat zijn de kenmerken van reumatoïde atritis

A
  • symmetrische poly-artritis van de kleine gewrichten
  • maar eigenlijk elk gewricht kan aangedaan zijn
  • systemische klachten komen voor
30
Q

Wat zijn kenmerken van kristalartropathie?

A

Jicht:

  • vaak mono-artritis (soms oligo- of poly-artritis
  • uraat-kristallen
  • voorkeur voor MTP-1 (podagra)

Tophi: ophoping van urinezuurkristallen

Pseudojicht (CPP-artritis)

  • meestal oligo-artritis (soms poly-atritis)
  • calciumpyrophosphaat kristallen
  • vaker bij degeneratieve gewrichtsklachten zoals chrondrocalcinosis (calcificaties van gewrichtskraakbeen)
  • voorkeur voor knie, pols
31
Q

Wat zijn de kenmerken van spondylo artritis?

A
  • M. Bechterew = spondylo ankylopoetica
  • artritis psoriatica reactieve artritis (PsA)
  • reactieve artritis (ReA, bijvoorbeeld M. Reiter)
  • artritis bij IBD: M. crohn/colitis ulcerosa
  • HLA-B27 geassocieerde uveïtis
  • niet radiologische spondylo artritis

Axiale betrokkenheid: inflammatoire rugpijn en sacroiliïtis

Perifere artritis: meestal oligo- tot poly-artriculair, grote gewrichten en meestal asymmetrisch

Enthesitis: ontsteking van de achillespees

Extra-articulaire verschijnselen, o,a, huid, darmen, ogen (uveïtis)

Genetische achtergrond: familiegeschiedenis en HLA-B27

32
Q

Inflammatoire rugpijn versus mechanische rugpijn…

A

Inflammatoir:

  • pijn/stijfheid: duur > 30-60 min. in de ochtend; verbetering in de loop van de dag
  • activiteit: verbetering symptomen
  • aanvang klachten: veelal <40e jaar
  • radiologische bevindingen: sacro iliïtis syndesmofyten

Mechanisch:

  • pijn/stijfheid: duur < 30 min. in de ochtend; verslechtering in de loop van de dag
  • activiteit: verslechtering symptomen
  • aanvang klachten: veelal >40e jaar
  • radiologische bevindingen: vernauwing tussenwervelschijven en osteofyten