Origo, Insertie, Functie Flashcards

1
Q

m. (ischio)coccygeus (spier vh diafragma pelvis)

A

Origo:
spina ischiadica en lig sacrospinale

Insertie:
os sacrum (onderste gedeelte lateraal) en os sacrum (bovenste gedeelte)

Functie: /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

m. pubococcygeus (deel van de levator ani)

A

Origo:
os pubis (corpus) en arcus tendineus
m. levatoris ani (anterior)

Insertie:
mediale vezels gaan naar prostaat (m. levator prostatae) en wand van de vagina (m. pubovaginalis) of omgeven de urethra en vagina (m. sphincter urethra) of gaan naar het centrum tendineum perinei

laterale vezels gaan naar het os coccygis of het lig anococcygeum

Functie: /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

m. iliococcygeus (deel van de levator ani)

A

Origo: arcus tendineus levatoris ani (posterior)

Insertie: os coccygis (in het puntje) en lig anococcygeum

Functie: /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

m. puborectalis (deel van de levator ani)

A

Origo: os pubis (corpus, binnenzijde en lateraal van symhphysis pubis)

Insertie: ook os pubis maar contralateraal (~)

Functie: /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

m. transversus perinei profundus

A

Origo: ramus ossis ischii en ramus inferior ossis pubis

Insertie: centrum tendineum perinei

Functie: /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

m. sphincter urethrae (kringspier)

A

Origo: lig. transversus perinei

Insertie: bindweefsel rond de urethra en de vaginale wand

Functie: /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

m. tranversus perinei superficialis

A

Origo: tuber ischiadicum

Insertie: centrum tendineum perinei

Functie: /

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lig. iliofemorale (ventrale zijde gewrichtskapsel heup)

A

Origo: SIAI

Insertie: linea intertrochanterica

Functie: pars lateralis remt adductie en exorotatie en pars medialis remt extensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

lig. pubofemorale (ventrale zijde gewrichtskapsel heup)

A

Origo: ramus superior ossis pubis (laterale zijde)

Insertie: collum femoris (mediale zijde)

Functie: remt extensie, abductie en exorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lig. ischiofemorale (dorsale zijde gewrichtskapsel heup)

A

Origo: corpus ossis ischii (inferior en posterior van het acetabulum)

Insertie: bovenste vezels naar lig. iliofemorale pars lateralis en onderste vezels naar trochanter major

Functie: bovenste vezels remmen extensie, endorotatie en adductie, onderste vezels remmen extensie, endorotatie en abductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

m. iliacus (deel m. iliopsoas en ventrale heupspier)

A

Origo: fossa iliaca (bovenste 2 derde)

Insertie: trochanter minor

Functie: De m. iliopsoas in zijn geheel zorgt voor FLEXIE en exorotatie (vanuit endorotatie positie) in het bovenbeen en anterior tilt in het bekken om de lumbale lordose te vergroten.

Innervatie: plexus lumbalis –> n. femoralis (L1-L2-L3-L4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

m. psoas major (deel m. iliopsoas en ventrale heupspier)

A

Origo: ventraal wervellichamen T12-L5 en tussengelegen disci intervertebrales en dorsaal (diep) de processus costales L1-4

Insertie: trochanter minor

Functie: De m. iliopsoas in zijn geheel zorgt voor FLEXIE en exorotatie (vanuit endorotatie positie) in het bovenbeen en anterior tilt in het bekken om de lumbale lordose te vergroten.

de m. psoas major zelf zorgt in de lumbale wervelkolom nog voor een homolaterale lateroflexie en flexie;

Innervatie: zowel de m. psoas major en minor worden geënerveerd door de rami anteriorer (L1-L2-L3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

m. psoas minor (deel m. iliopsoas en ventrale heupspier)

A

Origo: wervellichamen (antero-lateraal) T12 en L1 en tussengelegen disci intervertebrales

Insertie: eminentia iliopubica en straalt uit in de arcus iliopectineus (tussenschot tussen lacuna vasorum en lacuna musculorum)

Functie: De m. iliopsoas in zijn geheel zorgt voor FLEXIE en exorotatie (vanuit endorotatie positie) in het bovenbeen en anterior tilt in het bekken om de lumbale lordose te vergroten.

Innervatie: zowel de m. psoas major en minor worden geënerveerd door de rami anteriorer (L1-L2-L3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

m. gluteus maximus (krachtige extensor tijdens het lopen en oppervlakkige dorsale heupspier)

A

Origo: pars proximalis:
crista iliaca
SIPS
fascia thoracolumbalis
os sacrum
os coccygis

pars distalis (diep):
facies glutea van de ala ossis ilii
lig. sacrotuberale
fascia van de m. gluteus medius

Insertie:
pars proximalis: tractus iliotibialis
pars distalis: tuberositas glutea

Functie:
Heup:
De volledige spier zorgt voor exorotatie en extensie van het bovenbeen als primaire functie.
pars proximalis: abductie bovenbeen
pars distalis: adductie bovenbeen

Bekken: belet anteversie (voor kantelen)
Knie: helpt om knie in extensie te houden via de tractus iliotibialis

Innervatie: plexus sacralis –> n . gluteus inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

m. gluteus medius (belangrijkste laterale stabilisator die belangrijke rol bij stappen speelt en oppervlakkige dorsale heupspier)

A

Origo: facies glutea van de ala ossis ilii

Insertie: trochanter major (supero-lateraal oppervlak)

Functie:
Heup:
volledige spier: abductie BB
pars anterior: endorotatie en flexie BB
pars posterior: exorotatie en extensie BB

Bekken: kantelen vh bekken naar het gefixeerde ledemaat

Innervatie: plexus sacralis –> n . gluteus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

m. gluteus minimus (oppervlakkige dorsale heupspier)

A

Origo: facies glutea van de ossis ilii

Insertie: trochanter majoris femoris (antero-superior oppervlak)

Functie: zelfde als gluteus medius maar dan zwakkere abductor (dus primaire functie)

Innervatie: plexus sacralis –> n . gluteus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

m. tensor fascia latae (oppervlakkige dorsale heupspier)

A

Origo: SIAS en crista iliaca (anterior)

Insertie: tractus iliotibialis

Functie: Flexie en abductie van het bovenbeen als primaire en als secundaire functie ook endorotatie

helpt in de knie mee om extensie te houden via tractus iliotibialis

Innervatie: plexus sacralis –> n . gluteus superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

m. piriformis (diepe dorsale heupspier)

A

Origo:
os sacrum
lig. sacrotuberale
incisura ischiadica major (bovenrand)

Insertie: trochanter major (supero-mediaal)

Functie: exorotatie als primaire functie en abductie als secundaire

belangrijke stabilisator van het bovenbeen, houdt caput femoris in het acetabulum)

Innervatie: plexus sacralis –> n. m. piriformis (S1-S2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

m. obturatorius internus (diepe dorsale heupspier)

A

Origo: zijranden foramen obturatorium (binnenzijde) en membrana obturatoria (binnenzijde)

Insertie: trochanter major (mediaal –> fossa trochanterica)

Functie: exorotatie als primair en abductie als secundair (vanuit zithouding)

Innervatie: plexus sacralis –> n. m. obturatorii interni (L5-S1-S2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

m. gemellus superior (diepe dorsale heupspier)

A

Origo: spina ischiadica

Insertie: trochanter major (mediaal –> fossa trochanterica)

Functie: m. obturatorius internus ondersteunen met EXOROTATIE en abductie

Innervatie: plexus sacralis –> n. m. obturatorii interni (L5-S1-S2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

m. gemellus inferior (diepe dorsale heupspier)

A

Origo: tuber ischiadicum (supero-mediale rand)

Insertie: trochanter major (mediale zijde –> fossa trochanterica)

Functie: m. obturatorius ondersteunen met EXOROTATIE en abductie net zoals superior

Innervatie: plexus sacralis –> n. m. obturatorii interni (L4-L5-S1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

m. quadratus femoris (diepe dorsale heupspier)

A

Origo: tuber ischiadicum (laterale rand)

Insertie: tuber quadratum (halverwege crista intertrochanterica)

Functie: EXOROTATIE en adductie bovenbeen

Innervatie: plexus sacralis –> n. m. quadrati femori (L4-L5-S1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

m. obturatorius externus (diepe dorsale heupspier)

A

Origo: zijranden foramen obturatorum (buitenzijde) en membrana obturatoria (buitenzijde)

Insertie: trochanter major (mediale zijde –> fossa trochanterica)

Functie: EXOROTATIE en adductie

Innervatie: plexus lumbalis –> n. obturatorius (L3-L4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

m. gracilis (bi-articulair) (mediale spieren van het bovenbeen)

A

Origo: ramus inferior ossis pubis (mediale rand langs symphysis pubis) en corpus ossis pubis

Insertie: pes anserinus superficialis

Functie:
Heup: ADDUCTIE en flexie bovenbeen

Knie: FLEXIE en endorotatie (bij gebogen knie) onderbeen

Innervatie: plexus lumbalis –> n. obturatorius (L3-L4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

m. pectineus (mediale spieren van het bovenbeen)

A

Origo: ramus superior ossis pubis

Insertie: linea pectinea

Functie: FLEXIE, ADDUCTIE en endorotatie bovenbeen

Innervatie: plexus lumbalis –> n. femoralis en n. obturatorius (L2-L3-L4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

m. adductor brevis (mediale spieren van het bovenbeen)

A

Origo: Ramus inferior ossis pubis

Insertie: linea aspera: labium mediale (1/3)

Functie: ADDUCTIE, flexie en endorotatie bovenbeen

Innervatie: plexus lumbalis –> n. obturatorius (L2-L3-L4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

m. adductor longus (mediale spieren van het bovenbeen)

A

Origo: corpus ossis pubis

Insertie: linea aspera: labium mediale (midden 1/3)

Functie: ADDUCTIE, FLEXIE en endorotatie bovenbeen

Innervatie: plexus lumbalis –> n. obturatorius (L2-L3-L4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

m. adductor magnus (grootste en krachtigste mediale bovenbeenspier)

A

Origo:
pars anterior: ramus inferior ossis pubis en ramus ossis ischii
pars posterior: tuber ischiadicum

Insertie:
pars anterior: linea aspera: labium mediale en linea supracondylaris mediale
pars posterior: tuberculum adductorium

Functie:
Volledige spier: ADDUCTIE
Pars posterior: EXTENSIE en endorotatie
Pars anterior: flexie en exorotatie bovenbeen

Innervatie:
pars anterior:
plexus lumbalis –> n. obturatorius
pars posterior:
plexus sacralis –> n. ischiadicus (n. tibialis) (L2-L3-L4-L5-S1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

m. adductor minimus (mediale spieren van het bovenbeen)

A

Dit is een onvolledige afsplitsing van de m. adductor magnus met name het anterieure deel hiervan
dit helpt dus mee met de flexie en endorotatie van het bovenbeen van het anterieure deel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

m. rectus femoris (quadriceps femoris) (ventrale spier van het bovenbeen)

A

Origo: caput rectum (SIAI) en caput reflexum

Insertie: tuberositas tibiae (via de basis van de patella en het lig. patellae)

Functie:
Heup: FLEXIE bovenbeen
Knie: samen met de mm. vasti EXTENSIE vh onderbeen

Innervatie: plexus lumbalis –> n. femoralis (L2-L3-L4) zoals alle delen van de m. quadriceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

m. vastus intermedius (quadriceps femoris) (ventrale spier van het bovenbeen)

A

Origo: corpus femoris

Insertie: tuberositas tibiae (via de basis van de patella en het lig. patellae)

Functie:
EXTENSIE onderbeen zoals alle mm. vasti

Innervatie: plexus lumbalis –> n. femoralis (L2-L3-L4) zoals alle delen van de m. quadriceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

m. vastus medialis (quadriceps femoris) (ventrale spier van het bovenbeen)

A

Origo:
linea intertrochanterica (mediaal)
linea aspera: labium mediale
septum intermusculare mediale

Insertie: tuberositas tibiae (via de basis van de patella en het lig. patellae) en condylus medialis tibiae

Functie: EXTENSIE onderbeen zoals de andere mm. vasti

Innervatie: plexus lumbalis –> n. femoralis (L2-L3-L4) zoals alle delen van de m. quadriceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

m. vastus lateralis (quadriceps femoris) (ventrale spier van het bovenbeen)

A

Origo:
corpus femoris
linea intertrochanterica
linea aspera: labium laterale
septum intermusculare laterale

Insertie: tuberositas tibiae (via de basis van de patella en het lig. patellae)

Functie: EXTENSIE onderbeen zoals de andere mm. vasti

Innervatie: plexus lumbalis –> n. femoralis (L2-L3-L4) zoals alle delen van de m. quadriceps femoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

m. articularis genus (ventrale spier van het bovenbeen)

A

De contractie van deze korte spier is gekoppeld aan de contractie van de m. quadratus femoris en beschermt het gewrichtskapsel tegen inklemming bij extensie van de knie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

m. sartorius (bi-articulaire spier) (ventrale spier van het bovenbeen)

A

Origo: SIAS

Insertie: pes anserinus superficialis maar een deel van de peesvezels stralen ook uit in het lig. collaterale mediale vh kniegewricht en de fascia cruris van het onderbeen

Functie: FLEXIE, exorotatie en abductie bovenbeen.

Knie: FLEXIE en endorotatie (bij gebogen knie) onderbeen

Innervatie: plexus lumbalis –> n. femoralis (L2-L3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

m. biceps femoris (dorsale en bi-articulaire spier van het bovenbeen)

A

Origo:
caput longum: tuber ischiadicum (mediaal inferior) en lig. sacrotuberale (distaal)
caput breve: linea aspera: labium laterale en septum intermusculare laterale

Insertie: caput fibulae

Functie:
Heup (caput longum):
EXTENSIE, adductie en exorotatie

Knie:
FLEXIE en exorotatie (bij gebogen knie)

Innervatie: plexus sacralis –> n. ischiadicus
caput longum: n. tibialis (L5-S1-S2)
caput breve: n. fibularis (peroneus) communis (L5-S1-S2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

m. semitendinosus (bi-articulair) (dorsale spier van het bovenbeen)

A

Origo: tuber ischiadicum (mediaal, inferior)

Insertie: facies medialis tibiae (proximaal), mediaal van de tuberositas tibiae –> pes anserinus superficialis

Functie:
Heup: EXTENSIE en adductie BB

Knie: FLEXIE en endorotatie (bij gebogen knie) OB

Plexus sacralis –> nervus ischiadicus –> n. tibialis (L4-L5-S1-S2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

m. semimembranosus (bi-articulair) (dorsale spier van het bovenbeen)

A

Origo: tuber ischiadicum (lateraal, inferior)

Insertie: facies medialis tibiae (proximaal en postero-mediaal) –> pes anserinus profundus (uitstralend in de fascia van de m. popliteus en in de achterwand van het gewrichtskapsel)

Functie:
Heup: EXTENSIE en adductie BB

Knie: FLEXIE en endorotatie (bij gebogen knie) OB

Plexus sacralis –> nervus ischiadicus –> n. tibialis (L4-L5-S1-S2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

m. tibialis anterior (ventrale onderbeenspier)

A

Origo: facies lateralis tibiae en membrana interossea cruris en fascia cruris

Insertie: os cuneiforme mediale (mediaal plantair) en os metatarsale I (basis plantair)

Functie:
DORSIFLEXIE, ADDUCTIE, SUPINATIE voet

Innervatie: Plexus sacralis –> n.fibularis communis –> n. fibularis profundus (L4-L5)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

m. extensor hallucis longus (ventrale onderbeenspier)

A

Origo: facies medialis fibulae (middelste derde) en membrana interossea cruris

Insertie: Digit I:
phalanx distalis (basis dorsaal)
via aponeurosis dorsalis

Functie:
Enkel: DORSIFLEXIE, ADDUCTIE, SUPINATIE voet

Tenen: EXTENSIE MTP + IP digit I

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n.fibularis communis –> n. fibularis profundus (L4-L5-S1)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

m. extensor digitorum longus (ventrale onderbeenspier)

A

Origo: Margo anterior fibulae (proximaal 2/3), membrana interossea cruris (proximaal 1/3) en fascia crusis.
Condylus lateralis tibiae

Insertie: Digit II-V:
phalanges mediales en distales (basis dorsaal)
via de aponeurosis dorsalis

Functie: EVERSIE (of dus DORSIFLEXIE, ABDUCTIE en PRONATIE)

Tenen: EXTENSIE MTP, PIP en DIP

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. fibularis communis –> n. fibularis profundus (L4-L5-S1)

42
Q

m. fibularis tertius (niet iedereen heeft deze) (ventrale onderbeenspier)

A

Origo: margo anterior fibulae (distaal 1/3) en membrana interossea en fascia cruris

Insertie: os metatarsale V (basis dorsaal) maar ook op IV kan

Functie: EVERSIE (of dus DORSIFLEXIE, ADDUCTIE, en PRONATIE)

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. fibularis communis –> n. fibularis profundus (L4-L5-S1)

43
Q

m. fibularis longus (laterale spier van het onderbeen)

A

Origo: facies lateralis fibulae (proximaal 2/3) soms ook op de condylus lateralis tibiae

Insertie: tuberositas ossis metatarsalis I en os cuneiforme mediale (plantair)

Functie: PLANTAIRFLEXIE, ABDUCTIE EN PRONATIE

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. fibularis communis –> n. fibularis superficialis (L4-L5-S1)

44
Q

m. fibularis brevis (laterale spier van het onderbeen)

A

Origo: facies lateralis fibulae (distaal 2/3)

Insertie: tuberositas ossis metatarsalis V

Functie: PLANTAIRFLEXIE, ABDUCTIE en PRONATIE voet

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. fibularis communis –> n. fibularis superficialis (L4-L5-S1)

45
Q

m. gastrocnemius (oppervlakkige dorsale spier van het onderbeen)

A

Origo:
caput mediale: condylus medialis femoris (posterior)
caput laterale: condylus lateralis femoris (posterior)
een deel van de vezels ontspringen ook in het gewrichtskapsel
Insertie: tuber calcanei (via tendo calcaneus)

Functie:
Knie: FLEXIE OB

Enkel: inversie (PLANTAIRFLEXIE, adductie en supinatie)

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis (S1-S2)

46
Q

m. soleus (oppervlakkige dorsale spier van het onderbeen)

A

Origo: facies posterior fibulae (proximaal 1/3) en tibiae
arcus tendineus tussen fibulae en tibiae (peesboog)

Insertie: tuber calcanei (via tendo calcaneus)

Functie: inversie (PLANTAIRFLEXIE, adductie en supinatie)

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis (L5-S1-S2)

47
Q

m. plantaris (oppervlakkige dorsale spier van het onderbeen)

A

Origo: epicondylus lateralis femoris (posterior)

Insertie: tuber calcanei (mediaal van de tendo calcaneus)

Functie:
Knie: FLEXIE OB

Enkel: inversie (PLANTAIRFLEXIE, adductie en supinatie)

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis (L4-L5-S1))

48
Q

m. tibialis posterior (diepe dorsale onderbeenspier)

A

Origo: facies posterior tibiae (proximaal 2/3) en fibulae (proximaal)
membrana interossea cruris

Insertie:
tuberositas ossis navicularis
ossa cuneiforme
os cuboideum
ossa metatarsalia II, III, IV (basis)
sustentaculum tali

Functie: INVERSIE (PLANTAIRFLEXIE, ADDUCTIE en SUPINATIE)

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis (L4-L5-S1)

49
Q

m. flexor hallucis longus (diepe dorsale onderbeenspier)

A

Origo: facies posterior fibulae (distaal 2/3)
membrana interossea (distaal 2/3)
septum intermusculare posterior cruris

Insertie: Digit I, phalanx distalis (basis, plantair)

Functie:
Enkel: INVERSIE (PLANTAIRFLEXIE, ADDUCTIE en SUPINATIE voet)

Tenen: FLEXIE MTP + IP digit I

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis (L5-S1-S2)

50
Q

m. flexor digitorum longus (diepe dorsale onderbeenspier)

A

Origo: facies posterior tibiae (middelste 1/3)

Insertie: Digit II-V, phalanx distalis (basis plantair)

Functie:
Enkel: INVERSIE (PLANTAIRFLEXIE, ADDUCTIE, SUPINATIE)

Tenen: FLEXIE MTP + PIP + DIP digit II-V

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis (L5-S1-S2)

51
Q

m. popliteus (diepe dorsale onderbeenspier)

A

Origo:
condylus lateralis femoris
meniscus lateralis
achterzijde gewrichtskapsel (lig. popliteum arcuatum)

Insertie:
facies posterior tibiae (proximaal van de linea m. solei)

Functie:
Knie: ENDOROTATIE en FLEXIE OB

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis (L4-L5-S1)

52
Q

m. extensor digitorum brevis (spier vh dorsum pedis)

A

Origo: calcaneus (lateraal van de ingang van de sinus tarsi)

Insertie: digit II-IV:
phalanx media (basis)
via de aponeurosis dorsalis

Functie: EXTENSIE MTP + PIP + DIP digit II-IV

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. fibularis communis –> n. fibularis profundus (L4-L5-S1)

53
Q

m. extensor hallucis brevis (spier vh dorsum pedis)

A

Origo: calcaneus (lateraal van de ingang van de sinus tarsi)

Insertie: Digit I, phalanx promimalis (basis)

Functie: EXTENSIE MTP (digit I)

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. fibularis communis –> n. fibularis profundus (L4-L5-S1)

54
Q

m. abductor hallucis (spier van de planta pedis en grote teen)

A

Origo: processus medialis tuberis calcanei
retinaculum musculorum flexorum
aponeurosis plantaris (mediaal)

Insertie: digit I phalanx proximalis (basis mediaal) en soms ook aan het mediale sesambeentje

Functie: ABDUCTIE en flexie MTP digit I in de tenen

ondersteunt ook het mediale longitudinale voetgewelf

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris medialis (L5-S1-S2)

55
Q

m. flexor hallucis brevis (spier van de planta pedis en de grote teen)

A

Origo: os cuneiforme laterale en os cuboideum

Insertie:
caput mediale: digit I phalanx proximalis (basis en mediaal) en mediaal sesambeentje (metatarsaal I)
caput laterale: digit I phalanx proximalis (basis lateraal) en laterale sesambeentje (metatarsaal I)

Functie: FLEXIE MTP digit I en abductie MTP digit I door caput mediale en adductie MTP digit I door caput laterale

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris medialis voor caput mediale en n. plantaris lateralis voor caput lateralis (L5-S1-S2)

56
Q

m. adductor hallucis (spier van de planta pedis en de grote teen)

A

Origo:
caput obliquum: os metatarsale II-IV (basis plantair) en pees m. fibularis longus
caput transversum: artt. MTP III-V (gewrichtskapsel) en lig. metatarsale transversum profundum

Insertie: digit I phalanx proximalis (basis lateraal)

Functie: ADDUCTIE MTP digit I en flexie MTP digit I in de tenen

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris lateralis (S1-S2-S3)

57
Q

m. flexor digit minimi pedis (spier van de planta pedis en kleine teen)

A

Origo: os metatarsale V (basis plantair)
lig. plantare longum
pees van de m. fibularis longus

Insertie: digit V, phalanx proximalis (basis plantair)

Functie: FLEXIE MTP digit V

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris lateralis (S1-S2-S3)

58
Q

m. abductor digiti minimi pedis (spier van de planta pedis en de kleine teen)

A

Origo: tuber calcanei en aponeurosis plantaris

Insertie: digit V phalanx proximalis (basis lateraal)
tuberositas ossis metatarsalis V

Functie: ABDUCTIE MTP en flexie MTP digit V

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris lateralis (S1-S2-S3)

59
Q

mm. lumbricales pedis I-IV (middelste plantaire voetspier)

A

Origo: pezen van de m. flexor digitorum longus:
- pees I mediaal (m. lumbricales I)
- pees I lateraal + pees II mediaal (II)
- pees II lateraal + pees III mediaal (III)
- pees III lateraal + pees IV mediaal (IV)

Insertie: digit II-V phalanx proximalis (basis mediaal)

Functie: FLEXIE MTP en ADDUCTIE MTP digit II-V (of sluiten van de tenen)

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris medialis (L5-S1-S2) (m. lumbricales I) en n. plantaris lateralis (S1-S2-S3) (m. lumbricales II-IV)

60
Q

m. quadratus plantae (middelste plantaire voetspier)

A

Origo: calcaneus (plantair mediaal en lateraal) en lig. plantare longum

Insertie: pees van de m. flexor digitorum longus (plantair posterior lateraal)

Functie: FLEXIE MTP + PIP + DIP digit II-V
ondersteunt de m. flexor digitorum longus en wordt hierom soms m. flexor accesorius genoemd

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris lateralis (S1-S2-S3)

61
Q

mm. interossei dorsalis pedis I-IV (middelste plantaire voetspier)

A

Origo: ossa metatarsiala (corpus met 2 koppen):
digit I lat + digit II med (I)
digit II lat + digit III med (II)
digit III lat + digit IV med (III)
digit IV lat + digit V med (IV)

Insertie: phalanx proximalis (basis):
digit II med (I)
digit II lat (II)
digit III lat (III)
digit IV lat (IV)

Functie: ABDUCTIE MTP (of le toe spread) en FLEXIE MTP digit II-IV

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris lateralis (S2-S3)

62
Q

mm. plantares pedis (middelste plantaire voetspier)

A

Origo: ossa metatarsalia (corpus met 1 kop):
digit III med (I)
digit IV med (II)
digit V med (III)

Insertie: phalanx proximalis (basis):
digit III med (I)
digit IV med (II)
digit V med (III)

Functie:
ADDUCTIE MTP (sluiten van tenen) en FLEXIE MTP digit III-V

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris lateralis (S2-S3)

63
Q

m. flexor digitorum brevis

A

Origo: tuber calcanei (processus medialis) en aponeurosis plantaris

Insertie: digit II-V phalanx media (basis mediaal en lateraal)

Functie: FLEXIE MTP + PIP digit II-V

Innervatie: Plexus sacralis –> n. ischiadicus –> n. tibialis –> n. plantaris medialis (L5-S1-S2)

64
Q

m. splenius cervicis (spinotransversale dorsale wervelkolomspier)

A

Origo: processus spinosus T3-T6 en lig. supraspinale

Insertie: processus tranversus C1-C2-C3, tuberculum posterius

Functie: EXTENSIE nek (bilaterale contractie), LATEROFLEXIE nek (unilaterale contractie) en HOMOLATERALE ROTATIE nek (unilaterale contractie) cervicale wk

Innervatie: Rami posteriores (C2-C8)

65
Q

m. splenius capitis (spinotransversale dorsale wervelkolomspier)

A

Origo: processus spinosus C7-T4 en lig. nuchea C3-C6

Insertie: os temporale, processus mastoideus (lateraal deel van de linea nuchalis superior)

Functie: EXTENSIE (bilat contractie), LATEROFLEXIE (unilat contractie) en HOMOLATERALE ROTATIE (unilat contractie) van zowel hoofd als nek.

Innervatie: Rami posteriores (C2-C8)

66
Q

m. iliocostalis (deel van de m. erector spinae en dorsale wervelkolomspier)

A

Origo:
os sacrum facies dorsalis
crista iliaca: labium externum
fascia thoracolumbalis
costa III-XII, angulus costae

Insertie:
costa I-XII, angulus costae
processus tranversus C4-C7

Functie:
cervicaal:
EXTENSIE, LATEROFLEXIE en homolaterale rotatie van de nek
thoracaal en lumbaal:
EXTENSIE, LATEROFLEXIE en homolaterale rotatie van de romp.

Innervatie: Rami posteriores (C3-L5)

67
Q

m. longissimus (deel van de m. erector spinae en van de dorsale wervelkolomspieren)

A

Origo:
os sacrum facies dorsalis
crista iliaca: labium externum
fascia thoracolumbalis
processus transversus L1-L5 en T1-T5
processus spinosus L1-L5
processus articularis C5-C7

Insertie: costa IV-XII (tussen tuberculum costae en angulus costae)
processus transversus T1-T12 en C2-C6
Os temporale processus mastoideus

Functie:
cervicaal:
EXTENSIE, LATEROFLEXIE en homolaterale rotatie van nek en hoofd

thoracaal en lumbaal:
EXTENSIE, LATEROFLEXIE en homolaterale rotatie van de romp

Innervatie: Rami posteriores (C3-L5)

68
Q

m. spinalis (deel van de m. erector spinae en dorsale wervelkolomspier)

A

Origo: processus spinosus T11-L2 en C7
lig. nuchea

Insertie: processus spinosus T4-T8 en C2

Functie:
cervicaal:
EXTENSIE of LATEROFLEXIE nek
thoracaal:
EXTENSIE en LATEROFLEXIE romp

Innervatie: Rami posteriores (C3-L5)

69
Q

mm. rotatores breve et longi (transversospinale en dorsale wervelkolom spier)

A

Origo: processus tranversus (inferior) cervicale, thoracale en lumbale

Insertie:
mm. rotatores breve:
lamina arcus vertebrae (een segment superior v origo)
mm. rotatores longi:
lamina arcus vertebrae (twee segmenten superior v origo)

Functie:
STABILISATIE WERVELKOLOM
cervicaal:
EXTENSIE, LATEROFLEXIE en CONTRALATERALE ROTATIE van de nek
thoracaal en lumbaal:
EXTENSIE, LATEROFLEXIE en CONTRALATERALE ROTATIE van de romp

Innervatie: Rami posteriores (C4-L4)

70
Q

m. multifidus (transversospinale en dorsale wervelkolomspier)

A

Origo:
os sacrum facies dorsalis
SIPS
lig. sacro-iliacum posterius
processus mammimares L1-L5
processus tranversus T1-T12
processus articulares inferior C4-C7

Insertie: processus spinosus (drie tot vier segmenten superior van origo)

Functie: STABILISATIE WERVELKOLOM
cervicaal:
EXTENSIE, LATEROFLEXIE en CONTRALATERALE ROTATIE nek
thoracaal en lumbaal:
EXTENSIE, LATEROFLEXIE en CONTRALATERALE ROTATIE romp

Innervatie: Rami posteriores (C4-S3)

71
Q

m. semispinalis (transversospinale en dorsale wervelkolomspier)

A

Origo: processus transversus C4-T10

Insertie: processus spinosus C2-T4
os occipitale (tussen lineae nuchales superior en inferior)

Functie:
cervicaal:
EXTENSIE en LATEROFLEXIE van de nek en het hoofd en CONTRALATERALE ROTATIE van enkel de nek
thoracaal:
EXTENSIE, LATEROFLEXIE en CONTRALATERALE ROTATIE van de romp

Innervatie: Rami posteriores (C1-T6)

72
Q

m. rectus capitis posterior major (korte nek en dorsale wervelkolomspier)

A

Origo: processus spinosus C2 (of de axis)

Insertie: os occipitale, linea nuchalis inferior (lateraal 1/3)

Functie:
art. atlanto-occipitalis:
EXTENSIE, lateroflexie en homolaterale rotatie van het hoofd

Innervatie: n. subocipitalis (ramus posterior C1)

73
Q

m. rectus capitis posterior minor (korte nek en dorsale wervelkolomspier)

A

Origo: tuberculum posterius C1 (of de atlas)

Insertie: os occipitale, linea nuchalis inferior (mediaal 1/2)

Functie:
art. atlanto-occipitalis
PROTRACTIE, extensie en lateroflexie van het hoofd

Innervatie: n. subocipitalis (ramus posterior C1)

74
Q

m. obliquus capitis superior (korte nek en dorsale wervelkolomspier)

A

Origo: processus transversus C1 (of de atlas)

Insertie: os occipitale (tussen linea nuchalis superior en inferior)

Functie:
art. atlanto-occipitalis:
PROTRACTIE, extensie, lateroflexie en contralaterale rotatie van het hoofd

Innervatie: n. subocipitalis (ramus posterior C1)

75
Q

m. obliquus capitis inferior (korte nek en dorsale wervelkolomspier)

A

Origo: processus spinosus C2 (of de axis)

Insertie: processus transversus C1 (of de atlas)

Functie:
artt. atlanto-axiales:
HOMOLATERALE ROTATIE van het hoofd

Innervatie: n. subocipitalis (ramus posterior C1)

76
Q

mm. interspinales

A

Origo: processus spinosus

Insertie: processus spinosus van de bovengelegen wervel:
cervicaal zijn er 6 paar mm. interspinales tussen T1 en C2
thoracaal zijn er 2 paar tussen T2-T1 en T12-T11
lumbaal zijn er 4 tussen L5 en L1

Functie:
cervicaal:
EXTENSIE nek
lumbaal:
EXTENSIE romp

Innervatie: Rami posteriores (C3-T2 en T11-L5)

77
Q

mm. intertransversarii

A

Origo: processus transversus

Insertie: processus transversus van de bovengelegen wervel:
cervicaal zijn er 7 paar mm. intertransversarii tussen T1 en C1
thoracaal zijn er 3 paar mm. intertransversarii tussen L1 en T10
lumbaal zijn er 4 paar tussen L5 en L1

Functie:
cervicaal: LATEROFLEXIE nek
lumbaal: LATEROFLEXIE romp

Innervatie: Rami posteriores (C2-T1 en T10-L5)

78
Q

m. longus colli (hals en ventrale wervelkolomspier)

A

Origo: processus transversus C3-C5
corpus vertebrae C5-T3

Insertie: processus transversus C5-C6
corpus vertebrae C2-C4
tuberculum anterius C1 (atlas)

Functie: cervicale wervelkolom:
FLEXIE, lateroflexie en contralaterale rotatie van de nek

Innervatie: Rami anteriores (C2-C8)

79
Q

m. longus capitis (hals en ventrale wervelkolomspier)

A

Origo: processus transversus C3-C5

Insertie: os occipitale, pars basilaris (anterior van foramen magnum)

Functie: cervicale wervelkolom:
FLEXIE en lateroflexie van nek en hoofd

Innervatie: Rami anteriores (C1-C3)

80
Q

m. rectus capitis anterior (hals en ventrale wervelkolomspier)

A

Origo: massa lateralis C1 (of de atlas)

Insertie: os occipitale, pars basilaris (anterior van foramen magnum)

Functie: art. atlanto-occipitalis:
FLEXIE hoofd

Innervatie: Rami anteriores (C1-C2)

81
Q

m. rectus capitis lateralis (hals en ventrale wervelkolomspier)

A

Origo: processus transversus C1 (of de atlas)

Insertie: os occipitalis, processus jugularis

Functie: art. atlanto-occipitalis:
LATEROFLEXIE hoofd

Innervatie: Rami anteriores (C1-C2)

82
Q

m. platysma (hals spier)

A

Origo: fascia pectoralis en fascia deltoideus

Insertie: mandibula
fascia van de onderzijde van het gezicht

Functie: angst gezichtsuitdrukking, trekt de huid van de borst en nek omhoog.

Innervatie: n. facialis

83
Q

m. sternocleidomastoideus (hals spier)

A

Origo: caput sternalis:
manubrium sterni
caput clavicularis:
clavicula (mediaal 1/3)

Insertie: os temporale, processus mastoideus
en
os occipitale, linea nuchalis superior (lateraal 1/2)

Functie: cervicale wervelkolom:
FLEXIE lage nek
EXTENSE hoge nek en hoofd
LATEROFLEXIE nek en hoofd
CONTRALATERALE ROTATIE nek en hoofd

Innervatie: n.accesorius
Rami anteriores (C2-C3)

84
Q

mm. intercostales externi (intercostale spier)

A

Origo: costa I-XI (onderzijde, tussen tuberculum costae en cartilago costalis)

Insertie: costa II-XII (bovenzijde, tussen tuberculum costae en cartilago costalis)

Functie: thorax:
ELEVATIE costa II-XII (vergroting thoraxholte want inademing)
thoracale wervelkolom:
CONTRALATERALE ROTATIE, flexie, extensie en lateroflexie van de romp

Innervatie: nn. intercostales II-XII

85
Q

mm. intercostales interni (intercostale spier)

A

Origo: costa II-XII (bovenzijde, v sternum tot aan de anguli costae)

Insertie: costa I-XI (onderzijde, v sternum tot aan de anguli costae)

Functie: thorax:
DEPRESSIE costa II-XII (verkleining thoraxholte want uitademing)
thoracale wervelkolom:
HOMOLATERALE ROTATIE, flexie, extensie en lateroflexie van de romp

Innervatie: nn. intercostales II-XII

86
Q

mm. subcostales

A

Origo: costa X-XII, angulus costae (binnenzijde)

Insertie: costa VIII-X, angulus costae (binnenzijde, een tot twee ribben superior van origo)

Functie: thorax:
depressie costa VIII-X (verkleining thoraxholte want uitademing)

Innervatie: nn. intercostales VIII-XI

87
Q

m. transversus thoracis (sternocostale spier)

A

Origo: sternum, processus xiphoideus (binnenzijde)
sternum, corpus (binnenzijde)
costa IV-VII, cartilago costae (binnenzijde)

Insertie: costa II-VI, cartilago costae (binnenzijde)

Functie: thorax:
DEPRESSIE costa II-VI (verkleining thoraxholte want uitademing)

Innervatie: nn. intercostales II-VI

88
Q

m. scalenus anterior (truncocostale spier)

A

Origo: processus transversus, tuberculum anterior C3-C6

Insertie: costa I, tuberculum musculi scaleni anteriores

Functie: thorax:
elevatie costa I (vergroten thoraxholte want inademing)
cervicale wervelkolom:
FLEXIE, LATEROFLEXIE en contralaterale rotatie nek

Innervatie: Rami anteriores (C3-C7)

89
Q

mm. scalenus medius (truncocostale spier)

A

Origo: processus transversus, tuberculum posterior C2-C7

Insertie: costa I (posterior van de sulcus a. subclaviae)

Functie: thorax:
elevatie costa I (vergroting thoraxholte want inademing)
cervicale wervelkolom:
FLEXIE en LATEROFLEXIE van de nek

Innervatie: Rami anteriores (C3-C7)

90
Q

m. scalenus posterior (truncocostale spier)

A

Origo: processus transversus, tuberculum posterior C5-C7

Insertie: costa II (bovenzijde)

Functie: thorax:
elevatie costa II (vergroten thoraxholte want inademing)
cervicale wervelkolom:
LATEROFLEXIE van de nek

Innervatie: Rami anteriores (C3-C7)

91
Q

mm. levatores costarum (truncocostale spier)

A

Origo: processus transversus C7-T11

Insertie: costa I-XII, angulus costae (een of twee ribben inferior van de origo)

Functie: thorax:
ELEVATIE costae (vergroting thoraxholte want inademing)

Innervatie: Rami posteriores (C7-T11)

92
Q

m. serratus posterior superior (truncocostale spier)

A

Origo: processus spinosus C7-T3
lig. nuchea

Insertie: costa II-V (boven-buitenzijde, lateraal van de angulus costae)

Functie: thorax:
ELEVATIE costa II-V (vergroting thoraxholte want inademing)

Innervatie: nn. intercostales II-V

93
Q

m. serratus posterior inferior (truncocostale spier)

A

Origo: processus spinosus T11-L2
fascia thoracolumbalis

Insertie: costa IX-XII (onder-buitenzijde, lateraal van de angulus costae)

Functie: thorax:
DEPRESSIE costa IX-XII (verkleinen thoraxholte want uitademing)

Innervatie: nn. intercostales IX-XII

94
Q

diafragma abdominalis of middenrif

A

Origo: pars sternalis:
sternum, processus xiphoideus
pars costalis:
costa VII-XII (binnenzijden)
costa VII-XII, cartilago costae (binnenzijden)
pars lumbalis:
lig. arcuatum mediale
lig. arcuatum laterale
crus sinistra: vertebra L1-L2 corpora (voorzijden) + disci intervertebrales
crus dextra: vertebra L1-L3 corpora (voorzijden) + disci intervertebrales

Insertie: centrum tendineum

Functie: thorax:
VERGROOT HET VOLUME VAN DE THORAXHOLTE IN DE LENGTERICHTING (voor inademing)
abdomen:
verhoging van de intra-abdominale druk

Innervatie: plexus cervicalis –> nn. phrenici (C3-C5)

95
Q

m. rectus abdominis (rechte buikspier van de voorste buikwand)

A

Origo: os pubis, crista pubica
symphysis pubica

Insertie: costa V-VII, cartilago costalis
sternum, processus xiphoideus

Functie: thoracale en lumbale WK:
FLEXIE en LATEROFLEXIE romp
abdomen:
verhoging van de intra-abdominale druk
thorax:
depressie ribben (verkleining thoraxholte want uitademing)

Innervatie: nn. intercostales VII-XII

96
Q

m. pyramidalis (rechte buikspier van de voorste buikwand)

A

Origo: symphysis pubica (anterior van de m. rectus abdominis)

Insertie: linea alba

Functie: SPANNEN VAN DE LINEA ALBA

Innervatie: n. subcostalis (n. intercostalis XII)

97
Q

m. obliquus externus abdominis (rechte buikspier van de voorste buikwand) (HIP)

A

Origo: costa V-XII (buitenzijde)

Insertie:
crista iliaca, labium externum (voorste 2/3)
lig. inguinale
os pubis, tuberculum pubicum
linea alba
abdominale aponeurose

Functie: thoracale en lumbale WK:
FLEXIE, LATEROFLEXIE en CONTRALATERALE ROTATIE van de romp
abdomen:
verhoging van de intra-abdominale druk
thorax:
depressie ribben (verkleining thoraxhalte want uitademing)

Innervatie: nn. intercostales VIII-XII
plexus lumbalis –> n. iliohypogastricus (L1)
plexus lumbalis –> n. ilio-inguinalis (L1)

98
Q

m. obliquus internus abdominis (rechte buikspier van de voorste buikwand) (HOT)

A

Origo: crista iliaca, linea intermedia (voorste 2/3)
lig. inguinale
fascia thoracolumbalis

Insertie: costa X-XII (onderzijde)
linea alba
abdominale aponeurose

Functie: thoracale en lumbale WK:
FLEXIE, LATEROFLEXIE en HOMOLATERALE ROTATIE van de romp
abdomen:
verhoging van de intra-abdominale druk
thorax:
depressie ribben (verkleining thoraxholte want uitademing)

Innervatie: nn. intercostales VIII-XII
plexus lumbalis –> n. iliohypogastricus (L1)
plexus lumbalis –> n. ilio-inguinalis (L1)

99
Q

m. transversus abdominis (dwarse buikspier en spier van de voorste buikwand)

A

Origo: crista iliaca, linea intermedia
lig. inguinale (lateraal 1/3)
fascia thoracolumbalis
costa VII-XII, cartilago costae

Insertie: linea alba
abdominale aponeurose

Functie: abdomen:
VERHOGEN VAN DE INTRA-ABDOMINALE DRUK

Innervatie: nn. intercostales VII-XII
plexus lumbalis –> n. iliohypogastricus (L1)
plexus lumbalis –> n. ilio-inguinalis (L1)

100
Q

m. quadratus lumborum (spier van de achterste buikwand en wordt soms ook tot rechte buikspier gerekend, net zoals de psoas major en minor (ookal zijn deze ook ventrale heupspieren)

A

Origo: costa XII (onderzijde, mediaal 1/2)
processus transversus L1-L4

Insertie: crista iliaca, labium internum (posterior)
lig. iliolumbale

Functie: bekken:
ELEVATIE en ANTERIOR TILT (bilat contractie)
lumbale wervelkolom:
LATEROFLEXIE en EXTENSIE van de romp
thorax:
depressie costa XII (verkleining thoraxholte want uitademing)

Innervatie: n. subcostalis (n. intercostalis XII)
Rami anteriores (L1-L3)