Orientatie Flashcards
1
Q
Sternum
A
- manubrium craniaal
- licht concaaf naar dorsaal
2
Q
clavicula
A
- Tuberculum conoideum caudaal en dorsaal
- rondste doorsnede is sternaal
- S- vorm in transversaal vlak
3
Q
scapula
A
- spina scapulae naar dorsaal
- acromion steekt uit naar craniaal en ventraal
- cavitas glenoidales lateraal
4
Q
humerus
A
- fossa olecrani naar dorsaal op distale epifyse
- caput humeri naar mediaal gericht
- tuberculum minus naar ventraal
5
Q
ulna
A
- olecranon dorsaal
- processus styoideus dorsaal
- incisura radialis naar lateraal
6
Q
radius
A
- proc styloideus naar caudaal
- tuberositas radii ventraal
7
Q
femur
A
- caput femoris proximaal en mediaal
- Fossa intercondylaris dorsaal
8
Q
tibia
A
- grootste epifyse proximaal
- maleolus medialis naar caudaal en mediaal
- scherpste rand (margo anterior) naar ventraal
9
Q
fibula
A
- maleous lateralis distaal en lateraal
- fossa maleoli lateralis naar ventraal
10
Q
atlas
A
- facies articularis superior is ellipsvormig
- facies articularis inferior is cirkelvormig
- fovea dentis ligt op de ventrale helft
11
Q
axis
A
-dens axis ligt op ventrale helft en steekt uit naar craniaal
12
Q
cervicale wervel
A
- gespleten processus spinosus
- foramen transversarium
13
Q
thoracale wervel
A
- fovea costalis superior, inferior en proc transversi
- stijl naar caudale processus spinosus
- processi articulares liggen in frontaal vlak
14
Q
lumbale wervel
A
-processus costalis
- grote corpus
concave of convexe processi articulares
15
Q
rib
A
- caput costae mediaal
- sulcus costae naar caudaal en inferieur