Organismen in hun biotoop Flashcards

1
Q

Ademhalingsstelsel

A

Groep organen met als functie het opnemen van zuurstofgas en het afgeven van koolstofdioxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Biotische factor

A

Levende factor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Biotoop

A

Gebied waarin bepaalde organismen mat elkaar samenleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Blad

A

Hoofddeel van een plant day opgebouwd is uit een bladschijf en een bladsteel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bladlitteken

A

Litteken op een stengel ontstaan door het afvallen van een blad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bladmoes

A

Groen weefsel van het blad tussen de nerven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bladschijf

A

Vlak deel van het blad let nerven en Bladmoes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bladsteel

A

Deel van het blad dat de bladschijf met de stengel verbind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bloemplant

A

Plant die bloemen draagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Boom

A

Plant met één bruine, weinig buigzame stengel (stam) die een eind boven de grond vertakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Boomkruin

A

Gedeelte van een boom met takken en bladeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Boomlaag

A

Laag in het bos waarin de kruinen van de bomen zich bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Determineertabel

A

Tabel waarmee je door vragen te beantwoorden de naam van een organisme opzoekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Determineren

A

Het op naam brengen van organismen op basis van hun kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dieptezicht

A

Vermogen om afstanden in te schatten, is goed ontwikkelt bij dieren met vooraan geplaatste ogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gestroomlijnd

A

Slanke langwerpige vorm die vooraan smaller is, heeft als functie minder weerstand te ondervinden bij de voortbeweging in het water of in de lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Gewerveld dier

A

Dier met een wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Gezichtsveld

A

Deel van de omgeving dat dat een dier of mens kan zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hygrometer

A

Toestel waarmee je de vochtigheid in de lucht of in de bodem meet, het leerresultaat wordt uitgedrukt in %

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Knoop

A

Deel van een stengel(soms verdikt) waarop een blad, een Bladlitteken of een knop staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Knop

A

Deel dat vastzit op de stengel en waaruit een nieuw plantendeel groeit

22
Q

Kruid

A

Plant met een groene buigzame stengel

23
Q

Kruidlaag

A

Laag in het bos waarin kruiden staan(tot 1 m hoog)

24
Q

Lichtmeter

A

Toestel waarmee je de hoeveelheid licht meet, het resultaat word uitgedrukt in LUX

25
Q

Middenrif

A

Orgaan(gespierd vlies) dat de borstholte van de buikholte scheidt

26
Q

Moslaag

A

= strooisellaag: laag in het bos waarin mossen en zwammen staan en waarin blaadjes en takjes liggen(dikte afhankelijk van soort bos)

27
Q

Nerf

A

Een lijnvormige verdikking in het blad waarin het transport van water en opgeloste stoffen gebeurt

28
Q

Ongewerveld dier

A

Dier zonder wervel kolom

29
Q

Orgaan

A

Onderdeel van een stelsel, opgebouwd uit verschillende weefsels die samenwerken aan één zelfde functie

30
Q

Reservevoedsel

A

Door de plant geproduceerd voedsel dat wordt opgeslagen in plantendelen

31
Q

Schutkleur

A

Kleur van de huidbedekking bij dieren die gelijk of aangepast is aan die van de omgeving op die manier vallen de dieren niet op en zijn ze beschermd tegen vijanden

32
Q

Skelet

A

Alle beenderen van een dier

Het zorgt voor de stevigheid en de vorm van een dier

33
Q

Spijsverteringsstelsel

A

Groep organen mer als functie het verteren van voedsel en het opnemen van stoffen in het bloed

34
Q

Stelsel

A

Groep organen die samenwerken aan eenzelfde functie

35
Q

Stengel

A

Hoofddeel van een plant dat bladeren en/of knoppen draagt, dit deel is geleed

36
Q

Strooisellaag

A

=Moslaag: laag in het bos waarin mossen en zwammen staan en waarin blaadjes en takjes liggen afhankelijk van soort bos

37
Q

Struik

A

Plant met bruine, weinig buigzame stengels die dicht vertakken net boven de grond

38
Q

Struiklaag

A

Laag in het bos waarin struiken en jonge boompjes staan van 1m hoog tot 4m hoog

39
Q

Thermometer

A

Toestel waarmee je de temperatuur meet

40
Q

Transportstelsel

A

Groep organen met als functie het vervoeren van stoffen in het lichaam

41
Q

Uitscheidingsstelsel

A

Groep organen met als functie het verwijderen van afvalstoffen en stoffen die te veel werden opgenomen

42
Q

Vlieghuid

A

Dunne huid tussen de vingers, de romp en de achterpoten van een vleermuis, helpt de vleermuis bij het vliegen

43
Q

Voortplantingsstelsel

A

Groep organen bij de man met als functie het vormen van zaadcellen, groep organen bij de vrouw met als functie het rijpen van eicellen en het zorgen voor de ontwikkeling van de jongen

44
Q

Wervel

A

Klein, kort been, maakt deel uit van de wervelkolom

45
Q

Wervelkolom

A

Aaneenschakeling van wervels aan de rugzijde van een dier

46
Q

Wortel

A

Hoofddeel van een plant dat heen bladeren of knoppen draagt, dit deel is niet geleed

47
Q

Wortelhaartjes

A

Pluizige uitsteekseltjes op de worteluiteinden, dienen

voor de opname van water en opgeloste stoffen

48
Q

Wortelrozet

A

Bladeren die in een krans dicht tegen de grond op een zeer korte stengel staan

49
Q

Zoekkaart

A

Determineerkaart, kaart waarmee je met behulp van vragen en tekeningen de naam van een organisme opzoekt

50
Q

Zwemvliezen

A

Huid tussen de vingers van en kikker , helpt de kikker bij het zwemmen

51
Q

Abiotische factor

A

Niet-levende factor