Organen Flashcards

1
Q

Luchtpijp

A

Transporteert lucht van de keel naar de longen en vice versa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Longen

A

Zorgt voor de gasuitwisseling; zuurstof opnemen uit de ingeademde lucht en koolstofdioxide afgeven aan de uitgeademde lucht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hart

A

Voert bloed naar spieren en organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Milt

A

Het filteren van het bloed. De milt verwijdert onder andere bacteriën uit het bloed, en stimuleert het afweersysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Blaas

A

Slaat urine op totdat het uit het lichaam wordt afgevoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Slokdarm

A

Transporteert voedsel van de keel naar de maag door middel van peristaltische bewegingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Middenrif

A

Een spier die de borstholte van de buikholte scheidt en helpt bij de ademhaling door het samentrekken en ontspannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Slagader

A

Vervoert zuurstofrijk bloed van het hart naar de rest van het lichaam. (arterie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ader

A

Vervoert zuurstofarm bloed terug naar het hart. (vene)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Skelet

A

Stevigheid geven, organen beschermen en maakt beweging mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ademhalingsstelsel

A

Opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verteringsstelsel

A

Het kleiner maken van voedsel en de voedingsstoffen opnemen in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hormoonstelsel

A

Regelt en stuurt allerlei processen in ons lichaam (o.a. bij voortplanting en groei)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Spierstelsel

A

Voortbewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bloedvatenstelsel

A

Vervoert zuurstof en voedingsstoffen naar de organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lymfestelsel

A

Beschermt het lichaam tegen infecties en uitdroging

17
Q

Voortplantingsstelsel

A

Regelt het maken van nakomelingen

18
Q

Urinestelsel

A

Filtert sfvalstoffen uit het bloed

19
Q

Zenuwstelsel

A

Opgevangen prikkels, deze omzetten in impulsen en die doorgeven

20
Q

Hersenen

A

Besturen het lichaam

21
Q

Maag

A

opslag voedsel

22
Q

Twaalfvingerige darm

A

Afvoerbuis van lever

23
Q

Galblaas

A

Gal vloeistof tijdelijk opslaan

24
Q

Lever

A

Aanmaak eiwitten

25
Q

Alvleesklier

A

Maakt stoffen aan die nodig zijn om eten te verteren

26
Q

Dunne darm

A

Opnemen van voedingstoffen/verteringsproducten in blied

27
Q

Dikke darm

A

Water opnemen uit voedsel

28
Q

Schildklier

A

Maakt hormonen aan die helpt bij stofwisseling (metabolisme)

29
Q

Wat zit er in gal

A

water, galzouten, cholesterol en bilirubine.