Open vragen Flashcards
Bij een verdoofd proefdier (zonder baroreceptor reflex) vindt postganglionaire stimulatie van de n. vagus plaats.
1 Wat is de respons van de bloeddruk en de hartfrequentie op deze
postganglionaire stimulatie?
2 Wordt deze respons geblokkeerd in aanwezigheid van atropine en waarom?
3 Wordt deze respons geblokkeerd in aanwezigheid van hexamethonium en waarom?
- Bloeddruk daalt, hartfrequentie daalt
- Respons kan geblokkeerd worden door atropine, want dit is een muscarine receptor antagonist en blokkeert het
endogene ACh - Respons kan niet worden geblokkeerd door hexamethonium, want dit is een ganglionblokker en de stimulatie is
postganglionair
Het vatenstelsel in het lichaam is een zeer fijn vertakt systeem. Vanaf het hart gezien stroomt het bloed met een snelheid van ongeveer 30 cm/s door de aorta. Naar gelang de vaten kleiner worden neemt de bloedstroomsnelheid af. In de capillairen is de snelheid nog maar enkele millimeters per seconde.
Leg uit waardoor de bloedstroomsnelheid afneemt bij het kleiner worden van de vaatdiameter.
- vaten vertakken zich waardoor er een grotere totale doorsnede is.
- flow blijft gelijk.
- gevolg grotere doorsnede met zelfde flow geeft kleinere snelheid.
De bloedtoevoer naar een capillair bed, bijvoorbeeld in de hartspier, wordt lokaal
gereguleerd door chemische mediatoren, zodanig dat de bloedflow in het
aanvoerende arteriole toeneemt bij verhoogde metabole activiteit. Een van de
mediatoren die daarbij een rol speelt is adenosine.
1 Waardoor ontstaat adenosine bij verhoogde metabole activiteit?
2 Leg aan de hand van het biochemisch mechanisme uit hoe adenosine leidt
tot vaatverwijding.
- ATP verbruik sterker dan ATP resynthese -> afbraak van ADP via AMP naar adenosine.
- Adenosine bindt aan extracellulaire receptoren op de gladde spiercel -> verhoging van cAMP -> verminderde gevoeligheid voor Ca -> verminderde vaattonus
Een belangrijke complicatie van een myocardinfarct is een mitralisklep insufficiëntie.
Beschrijf drie mechanismen die verantwoordelijk zijn voor het optreden van
een mitralisklep insufficiëntie bij het myocardinfarct.
- Ernstige linkerventrikel dilatatie door het infarct met daardoor dilatatie van de annulus waardoor secundaire mitralisinsufficiëntie.
- Infarcering van de onderwand waar ook de papillair spier is ingehecht, waardoor papillairspier dysfunctie ontstaat.
- Infarct dat is gelocaliseerd in de papillair spier waardoor deze afscheurt en ernstige mitralisklep insufficiëntie ontstaat.
In de echografie zijn er drie verschillende modi waarin men het reflectiebeeld
weergeeft: de A-modus, B-modus en M-modus.
1. Waar staan hier de letters A, B en M voor? (3p)
2. Geef voor elke modus aan waarmee het zich essentieel onderscheidt van
de beide andere modi.
3. Verklaar waardoor echografie in B-mode een doorsnedebeeld oplevert en niet een projectiebeeld?
- A: amplitude; B: Brightness; M: Motion/movement
- 1: A-mode: diepte metingen (1 dimensionaal): bijv diameter oogbol.
- 2: B-mode: Doorsnede beeld van orgaan of structuur, bijv buikorganen, halsslagader.
- 3: M-mode: Een diepte over tijd plot om bewegende structuren te bekijken, bijv. hartklep.
- In B-mode worden structuren zowel in axiale richting als in laterale richting door middel van de echo’s van de zendpulsen zichtbaar. De looptijd
van de echo wordt hierbij omgerekend naar indringdiepte of -hoogte, waardoor een 2-dimensionale doorsnede ontstaat. Bij een projectiebeeld zijn
alle structuren op elkaar geprojecteerd.
De vaatchirurg meet bij een patiënt de enkel-arm-index om vast te stellen of er
sprake is van perifeer arterieel vaatlijden.
Welke uitslag van de enkel-arm-index duidt op arterieel perifeer vaatlijden?
- Een enkel-arm-index in rust beneden een grenswaarde (1p); grenswaarde = 0,9
- Een daling van de enkel-arm-index na inspanning boven een grenswaarde; grenswaarde = 0,15
Er worden drie typen capillairen onderscheiden.
1. Wat zijn de drie typen capillairen?
2. Geef aan welk type of welke typen capillairen fenestrae hebben, en of deze fenestrae een diafragma hebben.
- Continu capillair, gefenestreerd capillair en sinusoide
- Met respectievelijk geen fenestrae, fenestrae voorzien van een diafragma, en open fenestrae zonder diafragma.
Bij een verdoofd proefdier (zonder baroreceptor reflex) vindt preganglionaire stimulatie van de n. vagus plaats.
1. Beschrijf het effect van deze stimulatie op de bloeddruk en de hartfrequentie.
2. Noem twee farmaca waarmee de effecten van deze pre-ganglionaire stimulatie van de n.vagus geremd kunnen worden door bij de respons betrokken receptoren te blokkeren.
- Bloeddruk daalt, hartfrequentie daalt
- Respons kan onder meer geblokkeerd worden door atropine en door hexamethonium.
Op de polikliniek interne geneeskunde komt een patiënt die sinds geruime tijd klachten heeft van duizeligheid bij het plotseling opstaan vanuit liggende of zittende houding. De huisarts heeft de patiënt ingestuurd op verdenking van orthostatische hypotensie. Geef voor elke parameter aangeduid met een letter in het schema aan of de desbetreffende parameter daalt of stijgt.
Veneus pressure in legs - ?
Volume leg veins - ?
Venous return to chest - ?
Right atrial pressure - ?
Cardiac output - ?
Veneus pressure in legs - stijgt
Volume leg veins - stijgt
Venous return to chest - daalt
Right atrial pressure - daalt
Cardiac output - daalt
Door een vernauwing in een bloedvat is de stroomsnelheid van het bloed in het vernauwde deel anders dan in het bloedvat vlak voor de vernauwing.
1. Is de stroomsnelheid van het bloed vlak voor de vernauwing hoger of lager dan in het vernauwde deel van het bloedvat?
2. Leg uit of de stroomsnelheid vlak voor de vernauwing hoger of lager is dan in het vernauwde deel.
- Lager
- In een gesloten systeem (geen bloedverlies) is de flow (= hoeveelheid bloed die per seconde door het vat stroomt) constant. Bij een vernauwing van het bloedvat neemt de doorsnede af. Deze afname moet worden gecompenseerd door een toename van de bloedsnelheid
Het bloed stroomt laminair in een vat met een diameter van 8 mm. Dit vat vernauwt zich tot een diameter van 4 mm.
Vanaf welke stroomsterkte van het bloed kan er turbulentie optreden?
vanaf 18 cm3 /s
Je bent huisarts. Je ziet een 31-jarige vrouw op je spreekuur met klachten van aanhoudende bloedneuzen. Daarnaast heeft ze ook last van makkelijk blauwe plekken en duurt de menstruatie meer dan 7 dagen. Je denkt aan een bloedingsziekte en besluit laboratoriumonderzoek in te zetten naar de werking van de hemostase.
De volgende dag krijg je de uitslagen binnen:
Trombocyten 51 x 109/L (normaalwaarde 150-350 x 109/L)
Von Willebrand factor 0,87 IU/mL (normaalwaarde 0,60-1,20 IU/mL)
APTT 29 sec (normaalwaarde 23-31 sec)
PT 11,3 sec (normaalwaarde 10,1-18,2 sec)
Wat is de juiste interpretatie van deze uitslagen wat betreft de oorzaak van de bloedingsneiging?
trombocytopenie, dus stoornis van de primaire hemostase.; door minder aantal bloedplaatjes onvoldoende vorming van bloedplaatjes-plug en dus onvoldoende stelping van een wond.
Een 58-jarige patiënt wordt opgenomen op de hartbewaking wegens sinds enkele uren bestaande pijn op de borst die blijkt te berusten op een Non-STEMI. Zijn angineuze klachten zijn nog steeds niet over bij een hartfrequentie van 70/min en een bloeddruk van 120/80 mmHg.
Met welke drie medicamenten dient deze patiënt met een Non-STEMI in de acute fase ten minste te worden behandeld?
aspirine, heparine, een trombocyten aggregatie remmer (bijv. clopidogrel, prasugrel, ticagrelor)
Een positief depolarisatiefront wordt gemeten tussen een positieve en een negatieve elektrode.
Aan welke voorwaarde moet dit depolarisatiefront voldoen om een positieve uitslag te geven op het ECG?
Het depolarisatiefront moet bewegen in de richting van de positieve elektrode
Bij het stellen van een diagnose wordt veel gebruik gemaakt van een beeldvormende techniek. Voor het goed kunnen beoordelen van een afbeelding is het van belang om te weten of de beeldvormende techniek een doorsnede beeld of een projectie beeld geeft.
Vier afbeeldingstechnieken zijn: Computer Tomografie Echografie Magnetic Resonance Imaging Röntgenfotografie Geef voor elke afbeeldingstechniek aan of het een doorsnede beeld of een projectiebeeld geeft.
Alleen Röntgenfotografie geeft projectiebeeld, de andere technieken geven een doorsnede beeld
De sterke ontwikkeling van diagnostische technologieën in de laatste twee eeuwen heeft veel vooruitgang teweeg gebracht, onder andere een sterk vergroot inzicht in ziekteprocessen en enorm verbeterde betrouwbaarheid en accuratesse van diagnostiek. Toch worden in de literatuur ook de nodige nadelen of keerzijden genoemd van de ontwikkeling van diagnostische technologieën.
Noem drie van deze nadelen of keerzijden.
Verlies van traditionele vaardigheden
Vertrouwen van zowel patiënten als artsen in anamnese, lichamelijk onderzoek en klinisch oordeel afgenomen (ook goed: technologieën dreigen soms de plaats in te nemen van de dialoog tussen arts en patiënt)
Toegenomen afhankelijkheid van techniek, ondersteunende diensten en commerciële bedrijven
Overdiagnostiek (met als gevolg hoge kosten en schade en last voor patiënt)
De elektrische activatie van de hartspier is onder te verdelen in een initiële vector, een hoofd vector en een terminale vector. Deze worden op het ECG vanuit verschillende richtingen geregistreerd. Het is goed mogelijk dat afleiding aVL loodrecht op de hoofd vector staat.
Wat registreer je dan in afleiding aVL?
Een vlakke lijn of een even grote positieve als negatieve uitslag
Geïsoleerde skeletspiercellen kunnen contraheren, ook al is er praktisch geen extracellulair Ca2+ aanwezig. Hartspiercellen daarentegen contraheren alleen bij voldoende aanwezigheid van extracellulair Ca2+.
Verklaar waardoor hartspiercellen niet en skeletspiercellen wel kunnen contraheren in nagenoeg volledige afwezigheid van extracellulair Ca2+?
Bij skeletspier komt nagenoeg alle Ca nodig voor contractie uit het sarcoplasmatisch reticulum, bij de hartspier komt de Ca voor belangrijk deel ook van buiten de cel; bij relaxatie wordt in de skeletspier weer het SR ingepompt, in de hartspier voor een belangrijk deel ook naar buiten
Het lichaam kan worden gezien als een verzameling van botten, weke delen en lucht. Echografisch onderzoek wordt veelvuldig aangevraagd voor de afbeelding van lichaamsonderdelen.
A. Waarop berust de techniek van echografie?
B. Voor welk van de genoemde lichaamsonderdelen is echografie voornamelijk geschikt als afbeeldingstechniek?
C. Geef twee argumenten waardoor dat zo is.
A. reflectie van hoog frequente geluidsgolven
B. weke delen
C. argumenten:
- bot en lucht geeft totale reflectie (akoestische impedantie lucht: Z~0 en water: Z>6)
- lage impedantie (orde grootte 1; geluidsgolven gaan door de verschillende lagen)
- vloeistof in weke delen geleid het ultrageluid goed
De interactie tussen sympatische zenuwstimulatie en cocaïne op de hartfrequentie en de bloeddruk wordt bestudeerd bij een gezonde proefpersoon.
A. Welk effect heeft sympathische zenuwstimulatie op de hartfrequentie en de bloeddruk?
B. Welk effect heeft cocaïne op deze effecten van sympathische zenuwstimulatie, vergeleken met dezelfde stimulatie in afwezigheid van cocaïne?
Hartfrequentie stijgt, bloeddruk stijgt
Hartfrequenties stijgt meer, bloeddruk stijgt iets meer
Bij een gezond persoon met een normaal postuur is de gemiddelde arteriële bloeddruk ter hoogte van het hart 90 mmHg. Bereken de arteriële druk (in kPa of in mmHg) in het hoofd van deze persoon.
Leg je antwoord uit en maak een realistische schatting van de benodigde afstanden.
Druk in het hoofd is de druk in het hart minus de hydrostatische druk van hoogteverschil
Schat afstand hoofd-hart (bijvoorbeeld) 50cm.
Dus p (hart-hoofd)=rho(bloed) * g * h = 5,2 kPa
Omrekenen naar gelijke eenheden p (hart) = 90 mmHg = 12 kPa, of p(hart-hoofd) = 5.2 kPa = 39 mmHg
Druk in het hoofd: 12-5,2 = 6,8 kPa of 90-39 = 51 mmHg
Bij arteriosclerose neemt de compliantie van de vaatwand af.
Wat zijn de gevolgen daarvan voor de pulsdruk en de gemiddelde druk?
De pulsdruk neemt toe
De gemiddelde druk blijft gelijk
Isosorbide-mono-nitraat en isosorbide-di-nitraat zijn orale geneesmiddelen die worden voorgeschreven aan patiënten met klachten van angina pectoris. Isosorbide-mono-nitraat is beter te doseren bij inname via het maag-darm-systeem dan isosorbide-di-nitraat. Hierbij speelt de lever een rol.
Verklaar dit verschil tussen beide geneesmiddelen.
Doordat het first‐pass effect in de lever nodig is voor activatie van isosorbide‐di‐nitraat, maar niet voor isosorbide‐mono‐nitraat, want dat is al de actieve vorm.
Welke geneesmiddellen behoren tot de “golden five” aan medicatie na een acuut coronair syndroom?
ACE remmer
Aspirine
Statine
P2Y12 receptor inhibitor
Beta-blokker
Papillairspier ruptuur met mitraalklep insufficiëntie is meestal ten gevolge van een acute afsluiting van een coronair arterie.
Welke coronair arterie is dan acuut afgesloten?
Rechter coronair arterie (RCA)
In de behandeling van stabiele angina pectoris heeft percutane coronair interventie (PCI) niet de voorkeur.
A. Welke twee onderdelen vormen dan wel de basis van de voorkeursbehandeling?
B. Geef twee argumenten waarom PCI niet de behandeling van voorkeur is.
C. Geef twee condities waarbij PCI bij stabiele angina pectoris wel geïndiceerd is.
A. Lifestyle management en medicamenteus.
B. PCI geeft geen verbetering van overleving of vermindering van myocardinfarct.
C. PCI in principe alleen als patient niet klachtenvrij is terwijl hij optimaal medicamenteus behandeld wordt, of als er groot gebied van ischemie is bij non invasieve ischemie detectie.
Wat zijn typische eigenschappen van een ‘vulnerable’ plaque?
Een lipide-rijke kern
Een dunne fibreuze kap
Een lokale toename van de diameter van het vat inclusief vaatwand
Een patiënt ondergaat een diagnostische test, de prior odds op ziekte A is 0,98. De test bij de patient blijkt positief voor ziekte A. De likelihood ratio van de test is 3,0.
Wat is de posterior (afgeronde) kans dat de patiënt ziekte A heeft?
0.75
Diabetes mellitus is geassocieerd met aandoeningen van de micro- en macrovasculatuur. Hieronder staan drie aandoeningen die geassocieerd zijn met diabetes mellitus.
Noem complicaties van de microvasculatuur is.
diabetische nefropathie
diabetische neuropathie
diabetische retinopathie
Je bent vaatchirurg. Op het poliklinisch spreekuur zie je een 64-jarige man die is doorverwezen vanwege klachten die duiden op perifeer arterieel vaatlijden. In het lichamelijk onderzoek ga je na of je pulsaties kunt voelen.
Welke vier arteriën wordt onderzocht of pulsaties gevoeld kunnen worden?
arteria femoralis communis
arteria poplitea
arteria tibialis posterior
arteria dorsalis pedis
In het artikel ‘The reappearance of the sick man: a landmark publication revisited’ bespreekt de Britse huisarts (GP) Gillam het beroemde werk van de socioloog Jewson. Ondanks alle kritiek die erop mogelijk is, staat de kern van de Jewson-these nog altijd recht overeind, betoogt hij.
Welke twee zaken noemt Gillam als kern of essentie van de Jewson-these?
Er is een sterk verband tussen medische kennis en technologie enerzijds en de machtsrelatie tussen arts en patiënt anderzijds.
Artsen en patiënten worstelen nog altijd met de ontwikkeling die de gezondheidszorg heeft doorgemaakt van een persoonsgericht naar een objectgericht systeem.
Het troponine complex speelt een cruciale rol in de regulatie van contractie in dwarsgestreepte spiercellen.
Het complex bestaat uit drie subunits: het troponine C, troponine I en troponine T.
Beschrijf de regulatie van de contractie in dwarsgestreepte spiercellen aan de hand van de functie van elk van de drie subunits van het troponine complex, beginnend bij verhoging van intracellulair Ca en eindigend bij verhoogde actomyosine ATPase activiteit.
Ca bindt aan troponine C, hierdoor verwijdert troponine T het tropomyosine van de myosine bindingsplaats op actine, binding van myosine aan actine activeert het actomyosine ATPase. Fosforylering van troponine I bepaalt hoe gevoelig troponine C is voor Ca; of troponine I remt de verwijdering van tropomyosin van de myosine bindingsplaats op actine.
Welke receptoren zijn betrokken bij de zweetsecretie?
muscarinerge receptoren van het sympathisch zenuwstelsel
Cocaïne is een recreatieve drug. Naast effecten op het centrale zenuwstelsel heeft cocaïne ook cardiovasculaire effecten, doordat de effecten van sympathicus activatie door cocaïne worden versterkt.
1. Via welk mechanisme geeft cocaïne een versterking van de cardiovasculaire effecten van sympathicus stimulatie?
- Maakt het voor de effecten van cocaïne uit of de sympathicus preganglionair of postganglionair wordt gestimuleerd?
- De presynaptische reuptake van noradrenaline wordt geblokkeerd
- Nee, dit maakt niet uit, want het aangrijpingspunt ligt postganglionair
Organofosfaten zijn cholinesteraseremmers die veelal toegepast worden als insecticiden.
Welke verschijnselen worden gezien bij een vergiftiging met een organofosfaat?
kortademigheid
braken
diarree
speekselvloed
overmatige traanproductie
In een bloedvat bevindt zich een vernauwing. Dit heeft effect op de stroomsnelheid van het bloed. Verklaar met behulp van de continuïteitswet waardoor de stroomsnelheid van het bloed vlak voor een bloedvatvernauwing lager is dan in de vernauwing.
In een gesloten systeem (geen bloedverlies) is de flow (= hoeveelheid bloed die per seconde door het vat stroomt) constant. Bij een vernauwing van het bloedvat neemt de doorsnede af. Deze afname moet worden gecompenseerd door een toename van de bloedsnelheid (=bloedsnelheid in cm per seconde).
De vasculaire tonus wordt onder andere gereguleerd door sympatische activatie via α-adrenerge receptoren op de gladde spiercellen van
de vaatwand.
Via welk mechanisme leidt α-adrenerge activatie van de gladde spiercellen in de vaatwand tot verhoging van de vasculaire
tonus?
IP3-geïnduceerd Ca-release -> [Ca2+]i-verhoging -> Ca2+ bindt aan calmodulin -> fosforylering van de myosine lichte keten -> contractie
In het RAAS is sprake van een negatieve feedback-loop. Beschrijf in maximaal 20 woorden hoe negatieve feedback in het RAAS plaatsvindt, en noem daarbij de belangrijkste receptor, het belangrijkste hormoon, het belangrijkste enzym en het belangrijkste orgaan dat hierbij betrokken is.
Via AT1 receptoren onderdrukt angiotensine II de afgifte van renine door de nier tegen.
Je bent cardioloog. Er wordt een patiënt binnengebracht met een acuut myocardinfarct. In de ambulance is al een ECG gemaakt om te bepalen of er sprake is van een STEMI of een NSTEMI.
1. Wat is nu de eerstaangewezen beeldvormende diagnostiek en wat is nu de eerstaangewezen behandeling?
2. Wat is verschil in tijdstip van het inzetten van deze diagnostiek en behandeling tussen NSTEMI en STEMI?
- Coronair angiografie met eventueel percutaan coronair interventie
- Bij STEMI altijd zo spoedig mogelijk, bij NSTEMI patiënten hemodynamisch instabiel zijn, persisterende ritmestoornissen hebben of niet pijnvrij zijn ook zo spoedig mogelijk, en bij andere NSTEMI patiënten in ieder geval binnen 24hr
Door welk proces neemt het aantal fibroblasten sterk toe?
Hyperplasie
Van een diagnostische test is de sensitiviteit 80% en de specificiteit 60%.
Wat is de positieve likelihood ratio LR(+) van deze test?
2,0
Je bent vaatchirurg. Op de polikliniek zie je een patiënt met perifeer arterieel vaatlijden. Je overweegt of er sprake is van het Fontaine 3 of Fontaine 4 stadium.
Beschrijf het verschil tussen Fontaine 3 en Fontaine 4 klachten.
Bij Fontaine 4 is sprake van ulcera en/of weefselverlies (necrose of gangreen)
Hartspiercellen zijn vertakt en hebben zogenaamde intercalair schijven. In een intercalair schijf zijn twee type cel-cel verbindingen aanwezig.
Benoem de twee type bruggen van de intercalair schijf en leg voor elk type brug uit wat de belangrijkste functie is.
Gap junctions of nexus zijn verbindingen die gecoördineerde actie toelaat en voor electrische koppeling zorgt. Desmosomen of macula adherens, houdt de cellen bij en aan elkaar tijdens contractie, zorgt dus voor contractiekracht.
Tijdens een in vitro experiment wordt vastgesteld dat een nieuwe muscarine receptor antagonist, die binnenkort klinisch onderzocht zal worden, een competitieve reversibele antagonist is, zonder eigen intrinsieke activiteit. Bij in vivo toediening in een proefdier blijkt deze muscarine receptor antagonist de bloeddruk en hartfrequentie te beïnvloeden, ook zonder dat er een muscarine receptor agonist wordt toegediend. Dit lijkt een discrepantie tussen de in vitro en de in vivo experimenten, dus dat één van deze experimenten niet klopt.
- Wat is een andere plausibele verklaring voor deze discrepantie tussen de in vitro en in vivo experimenten? Verklaar je antwoord.
- Hoe wordt de hartfrequentie en de bloeddruk beïnvloed door de muscarine receptor antagonist? Geef voor beide aan of deze stijgt of daalt.
- Een plausibele verklaring is dat In vivo de muscarine receptor antagonist een effect zal hebben op de endogene acetylcholine responsen.
- Hartfrequentie stijgt, bloeddruk stijgt.
Voor drie van de belangrijkste eiwitten in het renine-angiotensine systeem zijn medicijnen ontwikkeld die worden toegepast in de huidige
klinische praktijk.
Tegen welke drie eiwitten in het renine-angiotensine systeem worden medicijnen toegepast in de klinische praktijk?
- ACE
- AT1 receptor
- renine
Je ben onderzoeker. Je bouwt een proefopstelling om elektrische stroom door een stuk hartweefsel te meten. Je zet de positieve en negatieve elektrode aan weerszijden van het weefsel om de electrische activiteit te registreren. De vector loopt hierdoor loodrecht op de meetrichting.
Wat wordt de elektrische uitslag op bijvoorbeeld ECG papier bij deze proefopstelling? Verklaar je antwoord.
Er wordt geen uitslag gemeten, omdat de vector loodrecht op meetrichting staat.
Het hart is een pulserende pomp, die stootsgewijs het bloed in de aorta pompt. In de capillairen is niets meer te merken van dit pulserende gedrag.
Geef twee redenen waardoor het pulserende gedrag van de bloedflow niet meer in de capillairen aanwezig is. Verklaar je antwoorden.
Door het elastische gedrag van de vaatwand in de aorta en in de arteriolen zal het pulserende effect voor een groot deel worden gedempt.
Het laatste beetje pulserend gedrag zal verdwijnen door de wrijving die het bloed ondervindt in de arteriolen ten gevolge van het viskeuze gedrag van bloed.
Een patiënt komt na verloop van tijd voor de tweede keer bij zijn huisarts om zijn bloeddruk te laten meten. Bij deze tweede meting blijkt dat de gemiddelde arteriële druk gelijk is gebleven in de tijd en dat de pulsdruk is toegenomen.
Wat is fysisch gezien hier de oorzaak van?
Afname van de compliantie.
Het zichtbaar maken van structuren in het lichaam met echografie is gebaseerd op het verschil in samenstelling van de verschillende weefsels wat resulteert in verschillen in akoestische impedantie tussen verschillende weefsels. Zo wordt vloeistof, bloed en urine als een zwarte vlek met homogene structuur afgebeeld. Met Echo Doppler techniek is het toch mogelijk om stromend bloed waar te nemen.
- Verklaar hoe het mogelijk is dat met de Echo Doppler techniek stromend bloed wel is waar te nemen.
- Verklaar aan de hand van fysische principes hoe met de Echo Doppler de richting en snelheid van stromend bloed bepaald kan worden.
- In bloed bevinden zich vaste deeltjes (bloedcellen) waarop het geluid reflecteert met veranderde frequentie
- De frequentie van het gereflecteerde geluid verandert ten opzichte van het uitgezonden geluid, afhankelijk van de richting en snelheid van de bloedcellen in de richting van de detector.
De mate van detail waarmee naast elkaar liggende reflecterende oppervlakten kunnen worden afgebeeld bij echografie hangt af van de laterale resolutie.
- Welke eigenschap van het ultrageluid dat wordt uitgezonden door de echotransducer bepaalt de mate van detail van naast gelegen structuren bij echografie?
- de breedte van de zendpuls
Bij de autoregulatie van de vaattonus speelt naast het metabool en flow-gemedieerd mechanisme ook het myogeen mechanisme een belangrijke rol. Hierbij reageert de gladde spiercel in de vaatwand op toename van de arteriële bloeddruk, zodanig dat de bloedflow door het vat nagenoeg constant blijft. Rekgevoelige cationkanalen worden daarbij geactiveerd.
- Welke veranderingen vinden daarbij achtereenvolgens plaats in de vasculaire gladde spiercel bij een toename van de bloeddruk?
- rek → membraandepolarisatie → opening voltage-gevoelig Ca2+-kanaal → contractie
Je bent huisarts. Je ziet op je spreekuur een vrouw van 31 jaar met klachten van aanhoudende bloedneuzen. Daarnaast heeft ze ook last van makkelijk blauwe plekken en duurt de menstruatie meer dan 7 dagen. Je denkt aan een bloedingsziekte en besluit laboratoriumonderzoek in te zetten naar de werking van de hemostase.
De volgende uitslagen krijgt u binnen:
- Trombocyten 159 X109/L (normaalwaarde 150-350 X109/L)
- Von Willebrand factor 0,87 IU/mL (normaalwaarde 0,60-1,20 IU/mL)
- APTT 29 sec (normaalwaarde 23-31 sec)
- PT 18,3 sec (normaalwaarde 10.1-15.2 sec)
- Welke twee van deze testen geven informatie over de primaire hemostase?
- Is de primaire of de secundaire hemostase gestoord bij deze patiënt, en op basis van welke testuitslag kan dit geconcludeerd worden?
- trombocyten en vWF
- secundaire hemostase nis gestoord, te zien aan verlenging PT.
Een atherosclerotische plaque heeft onder andere een ‘fibreuze kap’.
Wat is het meest voorkomende celtype in deze ‘fibreuze kap’?
gladde spiercellen
Bij een vernauwing van een coronair arterie ontstaat bij inspanning in het door deze arterie van bloed voorziene deel van de hartspier een gebrek aan zuurstof, waardoor onder andere de anaerobe glycogenolyse in dit deel van de hartspier wordt versneld.
Waardoor wordt de glycogenolyse versneld bij zuurstofgebrek?
stijging van de AMP concentratie in het cytosol
In de vaatwand kunnen macrofagen zoveel cholesterol stapelen dat er schuimcellen ontstaan. Andere lichaamscellen daarentegen stapelen geen cholesterol.
Leg uit waardoor andere lichaamscellen in tegenstelling tot macrofagen geen cholesterol stapelen.
Lichaamscellen halen cholesterol binnen met behulp van de LDL-receptor en niet via de scavenger receptor. Als de intracellulaire cholesterol concentratie stijgt wordt het aantal LDL-receptoren op het celoppervlak verminderd, waardoor de cholesterol opname wordt beperkt.
Etomoxir is een middel dat soms preventief wordt voorgeschreven aan stabiele angina pectoris patiënten. Het vermindert het aantal angina aanvallen. Etomoxir is een remmer van de vetzuurverbranding, waardoor de glucose verbranding stijgt. Dit heeft effect op de zuurstofbehoefte van het hart, en op het respiratoire quotient (RQ=CO2 productie/O2 verbruik) van het hart.
Wat is het effect van etomoxir op de zuurstofbehoefte en het RQ van het hart?
De zuurstofbehoefte daalt en het RQ stijgt.
Hypertensie is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten.
Wat zijn de gevolgen van hypertensie?
- Hypertrofie van de linkerventrikel
- Structurele afwijkingen in de microvasculatuur
- Disfunctie van het endotheel
Je bent vaatchirurg. Op je spreekuur zie je een 67-jarige patiënt, bekend met chronische Diabetes Mellitus type 2 welke matig is gereguleerd. Hij geeft aan dat zijn loopafstand het afgelopen jaar aanzienlijk korter is geworden vanwege hinderlijke, krampende pijn in zijn kuiten. Je overweegt of er sprake is van vasculaire of neurogene claudicatio.
Met welke anamnestische vraag wordt het onderscheid tussen vasculaire en neurogene claudicatio intermittens aannemelijk gemaakt?
Nemen de klachten af bij stilstaan of moet u gaan zitten?
Een hallux valgus is één van de voetafwijkingen die kunnen ontstaan door motorische neuropathie.
Noem 4 voetafwijkingen welke het gevolg kunnen zijn van motorische neuropathie?
- ingezakte voetarcus
- uitstekende metatarsalia
- hamertenen
- klauwtenen.
De behandeling van een diabetische voet betreft een multidisciplinaire aanpak. Naast de vaatchirurg zijn hierbij nog meer zorgmedewerkers betrokken.
Noem andere zorgmedewerkers, die ook betrokken zijn bij de behandeling van een diabetische voet.
Revalidatie arts
(Diabetes) verpleegkundige
Podotherapeut
Huisarts
Internist
Wondconsulent
Orthopedisch schoentechnicus
Schoenmaker
Dermatoloog
Orthopedisch chirurg
Statines hebben naast hun cholesterol-verlagende werking ook gunstige effecten op de endotheelfunctie. Vandaar dat er stemmen opgaan om statines niet alleen voor te schrijven voor mensen met een verhoogd LDL-cholesterol, maar ook voor mensen die een normaal LDLcholesterol hebben. Law et al. (BMJ 2003) hebben laten zien dat je het LDL cholesterol met 40% kan verlagen ongeacht de LDL-cholesterol spiegel vóór behandeling. Uitgaande van een LDL-cholesterol van 2,5 mM vóór behandeling zou statine behandeling een LDL-cholesterol reductie geven van 1 mM. De CCT collaborators (Lancet 2012) concluderen in hun meta-analyse dat het relative risico op een cardiovasculaire aandoening in de daaropvolgende 5 jaar 0,88 is bij een 1 mM LDL-cholesterol reductie door statine behandeling. Stel dat het 5-jaars risico op een cardiovasculaire aandoening 5% is.
Hoeveel mensen met dit lage 5-jaars risico zou je dan moeten behandelen om één cardiovasculaire aandoening te voorkómen?
167
De arts en historicus Stanley Joel Reiser heeft veel geschreven over de invloed van diagnostische technologieën op de rollen van, en relatie tussen, artsen en patiënten. Hij maakt daarbij onderscheid tussen drie ontwikkelingsfasen, die min of meer overeenkomen met verleden, heden en toekomst:
- De eerste fase (het verleden) betreft de geneeskunde van vóór ca. 1850, toen er nog weinig tot geen diagnostische technologieën waren.
- De tweede fase (heden/moderne geneeskunde) betreft de periode sinds ca. 1850 tot nu waarin diagnostische technologieën een steeds belangrijkere rol gingen spelen in de klinische praktijk.
- De derde fase betreft de (verwachting van Reiser over de) diagnostische praktijk van de toekomst.
Hoe typeert Reiser de diagnostische praktijk en in het bijzonder de rol van artsen en patiënten in deze drie fasen? Geef per fase een kort antwoord.
Periode tot 1850: diagnostiek in interactie tussen arts en patiënt
Periode 1850 - heden: diagnostiek zonder de patiënt
Toekomst: diagnostiek zonder patiënt én zonder arts?
Bij de excitatie-contractie koppeling van dwarsgestreepte spiercellen stijgt de intracellulair Ca2+-concentratie door activatie van achtereenvolgens voltage-gevoelige Ca-kanalen in de sarcolemma (L-CC), en Ca2+-gevoelige Ca-kanalen in het sarcoplasmatisch reticulum (RyR). Toch komen er bij een zelfde stijging van de intracellulair Ca2+-concentratie in de hartspiercel veel meer Ca2+-ionen door de L-CC de cel in dan in de skeletspiercel.
Leg uit hoe het kan dat er zo een groot verschil is in de hoeveelheid Ca2+-influx door de L-CC tussen de skeletspiercel en de hartspiercel na opening van de L-CC als gevolg van de depolarisatie van het sarcolemma.
In tegenstelling tot de hartspiercel is de RyR in de skeletspiercel fysiek gebonden aan de L-CC; hierdoor kan maar weinig Ca door de L-CC de skeletspier instromen. Elk Ca-ion dat door de porie van de L-CC komt bindt rechtstreeks aan de RyR waardoor deze wordt geactiveerd, terwijl In de hartspiercel Ca dat door de L-CC binnenkomt door het cytosol moet diffunderen naar de RyR.
Een elektrocardiogram geeft de cardioloog informatie over het functioneren van het hart. Voor het registreren van een elektrocardiogram worden minimaal drie elektroden op het lichaam geplaatst, twee meetelektroden en één referentie elektrode.
Wat meet je met de twee op het lichaam geplaatste meetelektroden?
Het potentiaalverschil tussen de elektroden ten gevolge van elektrische activiteit in het lichaam.
Het bloed stroomt door een bloedvat met een diameter van 10 mm. De stroomsterkte is 70 ml/s. Om te bepalen of het bloed laminair stroomt of turbulent is moet het getal van Reynolds worden bepaald.
Wat is het getal van Reynolds voor dit vat?
3135
Bij een proefdier bedraagt de compliantie van de aorta 1,25×10-8 m3/Pa bij een pulsdruk van 10 kPa. Uit deze gegevens is het slagvolume van het hart van dit proefdier te berekenen.
Hoe groot is het slagvolume van dit hart ?
125 mL
Bij de regulatie van de vaatwandreactiviteit speelt naast het flow-gemedieerde en het metabool mechanisme ook het myogeen mechanisme een belangrijke rol. Hierbij reageert de gladde spiercel op toename van het bloedvolume in het vat (rek).
Welke veranderingen vinden daarbij achtereenvolgens plaats in de vaatwand bij een toename van de bloedflow?
rek -> K-kanaal sluit -> membraan depolariseert -> Ca-kanaal opent -> contractie
Je bent radioloog in opleiding. Er is van een homogeen-zacht weefsel zowel een Röntgenafbeelding als ook een ultrasoon echo afbeelding gemaakt. De Röntgenafbeelding toont een egaal gebied.
- Hoe ziet deze structuur er uit op een ultrasoon echo afbeelding?
- Noem twee verschillen tussen beide afbeeldingstechnieken.
- Egaal als een grijs-wit gespikkeld gebied inclusief de contouren.
- X-ray versus Ultrasoon: Projectie versus dwarsdoorsnede Straling versus ultrageluid Absorptie versus reflexie Duur versus goedkoop Statisch versus dynamisch
Van een identieke tweeling wordt de bloeddruk gemeten. Bij de een wordt een bovendruk van 120 mmHg en een onderdruk van 80 mmHg gemeten, bij de ander respectievelijk 130 mmHg en 80 mmHg.
Welke fysische eigenschappen van het bloedcirculatiesysteem kan dit verschil in bovendruk verklaren?
slagvolume
Je bent cardioloog. Je ziet een patiënt met een totaal AV blok bij een hartinfarct.
Welk bloedvat is dan meestal afgesloten?
rechter coronair arterie
Aspirine, P2Y12 receptor inhibitor, Ace-remmer, Beta-blokker en Statine vormen de zogenaamde golden five medicatie na een acuut coronair syndroom.
Welke twee van deze medicaties hebben als belangrijkste doel de linkerventrikelfunctie zo goed mogelijk te behouden?
Ace-remmer
Beta-blokker
Na een hartinfarct kunnen een aantal mechanische complicaties aan het hart optreden.
Noem drie voorbeelden van mechanische complicaties die kunnen optreden na een hartinfarct.
Papillairspier ruptuur
Ventrikelseptum ruptuur
Vrije wand ruptuur
Voor de behandeling bij stabiel coronairlijden zijn meerdere opties, die indien nodig in een bepaalde volgorde achtereenvolgens worden ingezet.
Wat is de juiste volgorde van behandeling bij stabiel coronairlijden?
lifestyle management
medicamenteus
cardiale revalidatie
revascularisatie
Je bent vaatchirurg. Je meet bij een patiënt de enkel-arm-index om vast te stellen of er sprake is van perifeer arterieel vaatlijden.
Noem twee criteria met betrekking tot de enkel-arm-index die duiden op perifeer arterieel vaatlijden?
- een enkel-arm-index in rust beneden een grenswaarde; grenswaarde = 0,9
- een daling van de enkel-arm-index na inspanning boven een grenswaarde; grenswaarde = 0,15
Pogacar won op zondag 2 april 2023 de Ronde van Vlaanderen. Hij heef in rust een hartminuutvolume van 6,0 liter bij een hartfrequentie van 30 slagen/minuut.
Hoe groot is de compliantie van zijn aorta bij een pulsdruk van 8,0 kPa?
4*107 Pa/m3
Bij een vat met een diameter van 8 mm stroomt het bloed laminair. In het vat bevindt zich een vernauwing, waarbij de diameter 4 mm bedraagt. Hierdoor kan er turbulentie optreden.
Bij welke flow (stroomsterkte) van het bloed zal er turbulentie optreden?
Turbulentie vanaf Re 3000
3000 = 2(210-3m)* (1,055103 kg/m3)vgem(m/s) / (310-3kgms-2sm-2)
vgem = 3000310-3/(41,055) = 2,13 m/s
doorsnede = π(210-3)2 = 12,610-6 m2
flow = 2.16*12,6 = 26,8 ml/s
dus turbulentie zal ter hoogte van de vernauwing optreden bij een flow vanaf 26,8 m/s.
Bij de regulatie van de vaatwandreactiviteit speelt naast het myogeen en metabool mechanisme ook het flow-gemedieerde mechanisme een
belangrijke rol. Hierbij reageert de gladde spiercel op een toename van de stroomsnelheid van het bloed.
Welke veranderingen vinden daarbij achtereenvolgens plaats in de vaatwand bij een toename van de stroomsnelheid?
toename stroomsnelheid -> [Ca2+] i-verhoging in endotheelcel -> activatie NO synthase -> NO afgifte -> relaxatie
In de echografie worden voor een optimale beeldvorming ultrageluid transducers gebruikt met verschillende zendfrequenties, o.a. 3,75 MHz, 7,5 MHz of 12 MHz, afhankelijk van welke structuur men wil afbeelden. De frequentie van het uitgezonden geluid geeft de echografie andere eigenschappen.
- Geef aan waarvoor transducers met een lage zendfrequentie worden gebruikt, en leg uit waarom.
- Geef aan waarvoor transducers met een hogere frequentie wordt gebruikt, en leg uit waarom.
- Een transducer met een lage frequentie geeft een grotere indringdiepte en wordt dus gebruikt om naar dieper gelegen structuren te kijken (buik).
- Een transducer met een hogere frequentie heeft een geringere indringdiepte maar wel een betere axiale resolutie en wordt voor oppervlakkige structuren gebruikt.
Een patiënt komt na verloop van tijd voor de tweede keer bij zijn huisarts om zijn bloeddruk te laten meten. Bij deze tweede meting is te zien dat de gemiddelde arteriële druk gelijk is gebleven in de tijd maar dat de pulsdruk is toegenomen.
Wat is fysisch gezien hier de oorzaak van?
Afname van de compliantie.
Een patiënt wordt opgenomen met een infarct met ST elevatie in de afleidingen II, III en aVF, waarbij de ST elevatie in afleiding II groter is dan in afleiding III.
Afsluiting van welke coronair is de meest waarschijnlijke oorzaak van dit infarct?
ramus circumflexus
Aspirine, P2Y12 receptor inhibitor, Ace-remmer, Beta-blokker en Statine vormen de zogenaamde golden five medicatie na een acuut coronair syndroom.
Welke twee van deze medicaties hebben als belangrijkste doel het voorkòmen van stent trombose en een nieuw acuut coronair syndroom?
Aspirine
P2Y12 receptor inhibitor
Wat is de belangrijkste oorzaak voor acuut overlijden bij een hartinfarct?
Ventrikel fibrilleren
Bij een patiënt bekend met diabetes is sprake van een Charcot-voet.
Wanneer spreekt men van een Charcot-voet?
bij neuro-osteo-artopathie met een ingezakt voetgewelf
Een patiënt met diabetisch mellitus bezoekt de huisarts met een sinds een week bestaande wond aan de plantaire zijde van de voet. Er is duidelijk sprake van een diabetisch ulcus.
Noem drie vormen van pathologie die een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van een dergelijk ulcus bij diabetes mellitus.
neuropathie
macro-angiopathie
limited joint mobility.
In het artikel ‘The reappearance of the sick man: a landmark publication revisited’ bespreekt de Britse huisarts (GP) Gillam het beroemde werk van de socioloog Jewson. Ondanks alle kritiek die erop mogelijk is, staat de kern van de Jewson-these nog altijd recht overeind, betoogt hij.
Welke twee zaken noemt hij als kern of essentie van de Jewson-these?
- Er is een sterk verband tussen medische kennis en technologie enerzijds en de machtsrelatie tussen arts en patiënt anderzijds.
- Artsen en patiënten worstelen nog altijd met de ontwikkeling die de gezondheidszorg heeft doorgemaakt van een persoonsgericht naar een objectgericht systeem.
Wat is het effect van een beta-agonist op de Ca2+-stromen in de ventriculaire cardiomyocyt?
verhoogde Ca-instroom tijdens contractie en verhoogde Ca-uitstroom naar het sarcoplasmatisch reticulum tijdens relaxatie
Bij een wakkere proefpersoon wordt noradrenaline intraveneus toegediend. Het effect van toediening van noradrenaline op de perifere weerstand en de hartfrequentie wordt gemeten. Noradrenaline kan direct effect hebben via binding aan specifieke receptoren, of indirect via een fysiologisch mechanisme.
- Beschrijf de effecten van noradrenaline op de hartfrequentie en perifere vaatweerstand
- Geef voor elk effect aan via welke receptoren en/of mechanismen deze effecten gemedieerd worden.
- hartfrequentie daalt (via baroreceptor reflex)
- perifere vaatweerstand stijgt (via α1 receptoren)
Een acute daling van de arteriële bloeddruk wordt tegengegaan door de baroreceptor reflex. Bij deze reflex zijn onder andere preganglionaire sympathische neuronen betrokken.
Waar liggen de cellichamen van de preganglionaire sympathische neuronen die betrokken zijn bij het aanpassen van de hartprestatie bij lage bloeddruk?
Zijhoorn van het ruggenmerg
Bij hypertensie worden onder andere remmers van het RAAS voorgeschreven. Er zijn meerdere klassen van RAAS remmers.
Van welke klasse RAAS remmer is een droge hoest een veelvoorkomende bijwerking?
ACE-remmers
Bij een patiënt heeft een vagotomie (doorsnijding van de nervus vagus) plaats gevonden.
Wat gebeurt er met de hartslagfrequentie in rust ten opzichte van de situatie vóór de doorsnijding?
De hartslagfrequentie neemt toe.
Een student is vreselijk verkouden terwijl hij zijn tentamen aan het leren is. Ter verlichting van zijn klachten gebruikt hij een neusspray die als
werkzame stof xylometazoline bevat.
Welke stof zou soortgelijke effecten als xylometazoline induceren?
fenylefrine
Je bent huisarts. Op je poli komt een dame van 14 jaar. Haar menstruaties duren meestal 10 dagen. Daarnaast heeft ze vaak spontane blauwe plekken (minimaal 5 cm doorsnede) en last van bloed in de mond tijdens het tandenpoetsen.
Welke bloedingsziekte heeft deze jongedame hoogstwaarschijnlijk?
Ziekte van von Willebrand
Een goede bloedtoevoer door het hele lichaam is belangrijk voor een goede werking van de organen. De grootte van de cardiac output is hiervoor een belangrijke maat. Daarnaast is het belangrijk dat het bloed laminair stroomt. Als het bloedvat nauwer wordt, zoals als gevolg van atherosclerose, kan er turbulentie optreden.
Wat is cardiac output (leg uit in woorden, geen formule)?
Cardiac output is de hoeveelheid bloed die per tijdseenheid (seconde/minuut) door het hart wordt uitgepompt in de aorta
- Door welke fysische grootheden wordt de cardiac output bepaald?
- Wat is de relatie tussen de cardiac output en deze fysische grootheden?
- Noem drie fysiologische en/of hemodynamische consequenties die kunnen optreden als gevolg van turbulentie.
- De cardiac output wordt bepaald door het slagvolume en de slagfrequentie
- Groter slagvolume en/of hogere slag frequentie leidt tot grotere cardiac output
- Meerdere opties
Bloedplaatjes slaan tegen de vaatwand en kunnen de vaatwand beschadigen
Bloedcellen kunnen beschadigd raken
Hogere bloeddruk nodig om flow te handhaven – energieverlies
Trombosevorming
Je bent arts-onderzoeker bij de afdeling radiologie. Je onderzoek richt zich op het lokaliseren van nierstenen door middel van echografie in
B-mode. Bij een patiënt met klachten ontstaat het vermoeden van de aanwezigheid van een niersteen. Op de echo die je maakt is
inderdaad een niersteen zichtbaar. Kenmerkend op het beeld is een witte rand met daarachter een slagschaduw. Het echobeeld toont 1
niersteen. Je wilt onderzoeken of er naast deze niersteen nog kleine niersteen fragmentjes in de nier zitten. Je besluit hiervoor een
echotransducer te gebruiken met een hogere resolutie.
1. Hoe werkt echografie als afbeeldingstechniek?
2. Wat betekent de letter B in B-mode?
3. Waardoor ontstaat de witte rand in het echobeeld van de niersteen?
4. Welke twee kenmerken van de zendpuls zijn bepalend voor de resolutie van het echobeeld? Verklaar je antwoord.
- Reflectie op grensvlakken (1pt) van ultrageluid (hoogfrequent geluid)(1pt)
- Brightness (1pt)
- Totale reflectie van geluid, hoe sterker de reflectie hoe witter de echo (1pt)
- Duur zendpuls voor laterale resolutie in axiale richting (1pt) en breedte zendpuls voor laterale resolutie (1pt)
Je bent hematoloog. Op de poli zie je een patiënt met een antitrombine deficiëntie.
Heeft deze patiënt een hoger bloedingsrisico of een hoger tromboserisico? Verklaar je antwoord.
De patiënt heeft een hoger trombose risico. Antitrombine remt trombine en daarmee remt het de secundaire hemostase.
Atherosclerose is een aandoening van de arteriewand. In de arteriewand kunnen meerdere lagen worden herkend.
In welk laag van de arteriewand ontstaat een atherosclerotische lesie?
tunica intima
Er is een causale relatie tussen een verhoogd plasma LDL-cholesterol en het ontwikkelen van atherosclerose. LDL-cholesterol kan zowel
door hepatocyten als door macrofagen in de vaatwand worden opgenomen via een proces van receptor-gemedieerde endocytose. Maar in
tegenstelling tot de hepatocyten kunnen de macrofagen in de vaatwand bijna onbeperkt LDL-cholesterol opnemen, zodanig dat ze
schuimcellen worden.
- Hoe wordt het LDL herkend door de hepatocyt zodat het door deze cel kan worden opgenomen?
- Hoe wordt het LDL herkend door de macrofaag in de vaatwand zodat het door deze cel kan worden opgenomen?
- Verklaar waardoor macrofagen LDL-cholesterol bijna onbeperkt kunnen opnemen, maar hepatocyten niet.
- De LDL receptor herkent apoB100 in het LDL
- De scavenger receptor herkent gemodificeerd/geoxideerd apoB100 in gemodificeerd/geoxideerd LDL
- De scavenger receptor wordt in tegenstelling tot de LDL receptor niet down-gereguleerd door cholesterolstapeling in de cel.
In de CAMELOT studie werd in een gerandomiseerde trial het effect van amlodipine 10 mg dd onderzocht op het voorkómen van een
cardiovasculair event bij patiënten met bewezen coronairlijden (>20% stenose in coronair angiografie) en een diastolische bloeddruk < 100
mmHg (Nissen et al. 2004 JAMA 292:2217-25). Van de 663 patiënten die behandeld werden met amlodipine kregen er in twee jaar tijd 110
een cardiovasculair event, van de 655 patiënten die een placebo kregen trad dit op bij 151 patiënten. NNT (= number needed to treat) is
het aantal patiënten dat gedurende 2 jaar behandeld moet worden om 1 cardiovasculair event te voorkómen.
Wat is de NNT voor behandeling met amlodipine van deze categorie patiënten met coronair lijden?
15.4
Je bent cardioloog in opleiding. Je beoordeelt het 12-afleidingen ECG van een patiënt die een maand eerder een groot hartinfarct heeft
doorgemaakt.
Welke afwijking van het 12-afleidingen ECG is het meest kenmerkend bij deze patiënt?
een verbreed QRS-complex
Bij de regulatie van de vaatwandreactiviteit door de gladde spiercellen spelen allerlei signalen afkomstig uit het endotheel een belangrijke rol. Zo geeft het endotheel, bijvoorbeeld als gevolg van stimulatie door angiotensine II, het peptide endotheline af. Dit endotheline diffundeert vervolgens naar nabij gelegen gladde spiercellen.
Wat is het eerste effect van endotheline op de gladde spiercellen?
verhoging van de intracellulaire Ca2+ concentratie
Je bent vaatchirurg. Een patiënt presenteert zich op de polikliniek vaatchirurgie met klachten van rustpijn in zijn rechter onderbeen. Ook tijdens het lopen heeft hij pijn in zijn rechter been. Bij het lichamelijk onderzoek tref je een niet-genezende ulcus aan zijn rechtervoet. Tevens zie je uitgebreide kalknagels. Je palpeert goede pulsaties in de knieholte rechts.
Er vanuit gaande dat hier sprake is van perifeer arterieel vaatlijden, welke Fontaine classificatie geldt hier en op basis waarvan?
Fontaine IV op basis van niet-genezende ulceratie.
Beta-blockers zijn werkzaam tegen angina pectoris. Bij Prinzmetal angina pectoris zijn beta-blockers echter gecontra-indiceerd.
- Leg uit waarom beta-blockers gecontra-indiceerd zijn bij patienten met Prinzmetal angina pectoris?
- Welke klasse medicijnen wordt in plaats van beta-blockers dan voorgeschreven bij patienten met Prinzmetal angina
pectoris, en wat is het werkingsmechanisme?
- beta-blockers leiden tot vasoconstrictie (1p), maar bij Prinzmetal is sprake van vaatspasmen en is het doel van behandeling juist
vaatverwijding. - Ca-antagonisten, die remmen voltage-gevoelige Ca-kanalen van gladdespiercellen, en leiden zo tot vaatverwijding
De ontwikkeling van de geneeskunde in de laatste eeuwen kan op basis van de zogeheten Jewson-these worden ingedeeld in een aantal fasen.
- In welke fase was er voor het eerst behoefte bij artsen om technologie te gebruiken bij de klinische diagnostiek?
- Welke verschuiving in de benadering van ziekte lag daaraan ten grondslag?
- Hospital Medicine
- Verschuiving van de ‘holistische’ benadering vanuit de humoraalpathologie naar het lokalisatieprincipe: het idee dat de ‘zetel’ van de ziekte (de ‘lesie’) ergens in het lichaam, in één van de organen gelokaliseerd kon worden. [evt. alternatief: verschuiving in de benadering van de patiënt: van ‘persoon’ tot ‘geval’).
In de klassieke geneeskunde van Hippocrates en Galenus speelden de ‘res non-naturales’, oftewel de niet-natuurlijke dingen, een belangrijke rol bij de bevordering van gezondheid en het bestrijden van ziekte.
Wat behoort tot deze ‘res non-naturales’?
Eten en drinken
‘Luchten, wateren, plaatsen’ – oftewel de fysieke (leef)omgeving
Een belangrijk begrip in de medisch-historische literatuur is ‘de westerse biomedische traditie’. Wat zijn kenmerken van de westerse biomedische traditie?
Een sterk natuurwetenschappelijke oriëntatie.
Geloof in vooruitgang en maakbaarheid.
Over een kationkanaal in het hart worden vier beweringen gedaan:
- dit kanaal is aanwezig in knoopcellen maar niet in ventriculaire cardiomyocyten
- dit kanaal opent als gevolg van een kleine stijging van de membraanpotentiaal
- membraandepolarisatie door opening van dit kanaal treedt vooral op direct voorafgaande aan de actiepotentiaal
- dit kanaal inactiveert weer relatief snel na opening
Over welk kationkanaal gaan deze beweringen?
het T-type Ca-kanaal
Een toename van de bloeddruk wordt tegengegaan door de baroreceptor reflex. Vier anatomische structuren zijn: In welke structuren bevinden zich de baroreceptoren die een belangrijke rol spelen in de baroreceptor reflex bij het tegengaan van een bloeddrukstijging?
arcus aortae
sinus caroticus
Een 28-jarige man heeft ernstige cardiovasculaire klachten gekregen na het gebruik van cocaïne. Hieronder staan vier verschillende behandelingen. Welke behandeling heeft overeenkomstige cardiovasculaire effecten als cocaïnegebruik?
toediening van yohimbine
Het long-QT syndroom is meestal erfelijk als gevolg van een gemuteerd gen, maar kan ook verworven worden, bijv na gebruik van bepaalde
geneesmiddelen.
Wat is de belangrijkste oorzaak van het long-QT syndroom?
vertraagde repolarisatie van ventriculaire hartspiercellen
Angiotensine II bindt aan zowel AT1 receptoren als aan AT2 receptoren.
Wat is het gevolg van binding van angiotensine II aan AT1 en AT2 receptoren?
Vasoconstrictie door binding aan AT1 receptoren, die deels wordt tegengegaan door binding aan AT2 receptoren.
Het bloed stroomt door een vat met een vernauwing. Zowel voor als na de vernauwing is de doorsnede van het vat 1 cm2. Ter hoogte van de grootste vernauwing is de diameter 25% van het niet-vernauwde vaatsegment. De stroomsnelheid in het niet-vernauwde vaatsegment is 2 mm/s. Je mag er van uit gaan dat het bloed niet samendrukbaar is.
Wat is de stroomsnelheid van het bloed ter plaatse van de grootste vernauwing?
32 mm/s
Bij een persoon in staande positie is de arteriële bloeddruk niet overal in het lichaam hetzelfde.
- Wat voor soort druk zorgt ervoor dat de druk in het hart anders is dan de druk in de voeten of het hoofd.
- Wanneer de bloeddruk bij een student gemeten wordt met een bloedmanchet op de bovenarm en de student steekt zijn
arm recht omhoog tijdens de meting, verandert dan de gemeten waarde, en zo ja, gaat deze dan omhoog of omlaag? - Als de student 1,70m lang is, het hart zich op 1,30m bevindt, en zijn gemiddelde arteriële bloeddruk 90 mmHg is, bereken
dan de arteriële bloeddruk in de voeten en en de arteriele bloeddruk in het hoofd wanneer de medestudent rechtop staat.
- Hydrostatische druk of druk van zwaartekracht.
- De waarde van de gemeten bloeddruk vermindert.
- Druk in de voeten is de druk in het hart plus de druk van de hoogte. Druk in de hoofd is druk in het hart minus de druk van de
hoogte
Apoptose en NETose zijn twee vormen van geprogrammeerde celdood die een rol spelen bij erosie en ruptuur van de atherosclerotische
plaque.
1. Welke cellen vooral ondergaan NETose?
- Beschrijf de twee meest kenmerkende eigenschappen van het proces van NETose.
- Neutrofielen (granulocyten ook goed)
- extrusie van DNA (chromatine) en invangen van bloedcellen in DNA netwerken.
Je bent cardioloog en ziet een patiënt met pijn op de borst. Je vermoedt dat er sprake is van een acute pericarditis. Er zijn diagnose ondersteunende en diagnose-bewijzende kenmerken voor een acute pericarditis.
Noem 3 kenmerken die de diagnose acute pericarditis bewijzen bij een patiënt met pijn op de borst.
Pericardwrijven
ECG ST-elevatie (en/of PR of PTA depressie)
Pericard effusie
Een patiënt presenteert zich met pijn op de borst en ST-elevatie op het ECG. De prior odds op een ernstig cardiaal event bij deze patiënt is
0,98. Er wordt bloed afgenomen en in het serum wordt myoglobine gemeten. De uitslag blijkt positief te zijn. De likelihood ratio van een
ernstig cardiaal event bij een positieve myoglobine serumtest is 3,0.
Wat is de (afgeronde) posterior kans dat er bij deze patiënt sprake is van een ernstig cardiaal event?
0,75
In het ECG van een patiënt wordt een ST depressie geconstateerd.
Wanneer is sprake van een pathologische ST depressie?
Horizontaal of aflopend ST segment met minstens 0,1 mV verlaging op het J-punt.
Er is sterk bewijs voor een oorzakelijk verband tussen een verhoogd plasma LDL-cholesterol en plaque vorming, en daarmee met
atherosclerose.
Geef het mechanisme waarmee een verhoogd plasma LDL-cholesterol leidt tot plaque vorming in de arteriële vaatwand.
verhoogde infiltratie in de vaatwand
verhoogd risico op oxydatieve modificatie van LDL (oxLDL)
herkenning van geoxideerd LDL door scavenger receptor op macrofagen stapeling van cholesterol in macrofagen van de vaatwand
schuimcelvorming.
Je bent vaatchirurg. Een patiënt presenteert zich op de polikliniek vaatchirurgie met klachten van rustpijn in zijn rechter onderbeen. Ook
tijdens het lopen heeft hij pijn in zijn rechter been. Bij het lichamelijk onderzoek tref je een niet-genezende ulcus aan zijn rechtervoet. Tevens
zie je uitgebreide kalknagels. Je palpeert goede pulsaties in de knieholte rechts. Je concludeert dat er sprake is van perifeer arterieel
vaatlijden Fontaine stadium IV.
Welke behandelopties komen in aanmerking voor deze patiënt?
Open revascularisatie: bypass-chirurgie
Endovasculaire interventies: angioplastiek, stentplaatsing
In ernstige gevallen met uitgebreid gangreen kan amputatie noodzakelijk zijn
Wondverzorging en antibiotica
Wanneer spreken we van hypertensie?
Bloeddruk systolisch vanaf 140 mmHg en/of diastolisch vanaf 90 mmHg
Wat is de Enkel-Arm Index?
De Enkel-Arm Index is de hoogste systolische enkeldruk gedeeld door de hoogste systolische druk van beide armen
De zogenoemde ‘klassieke traditie’, die teruggaat tot de geschriften van figuren als Hippocrates en Galenus, heeft een belangrijke plaats in
de geschiedenis van de geneeskunde en is nog altijd van invloed op het heden.
Wat zijn twee centrale thema’s in deze klassieke traditie?
- De opvatting van gezondheid in termen van balans of evenwicht
- De relatie en wisselwerking tussen het individuele organisme en de omgeving
- Interne lichaamsprocessen worden beschreven en begrepen in termen van lichaamssappen (humorenleer) en vitale krachten (vitalisme)
Door welke instantie wordt bepaald of een geneesmiddel kan worden toegelaten tot de Nederlandse markt?
CBG
Door welke instantie wordt de minister van Volksgezondheid in Nederland geadviseerd over het al of niet vergoeden van
geneesmiddelen door de zorgverzekeraars?
ZIN