Open vragen Flashcards

1
Q

Wat is de functie van de ductus arterious (ductus Botali) in het foetale hart- en vaatstelsel?

Waarom is het bestaan van deze structuur belangrijk in de foetus?

A

1) Doorvoer van bloed vanuit de truncus pulmonalis naar de aorta
2) Omdat in de foetus weinig bloed naar de longen kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe loopt de ureter ten opzichte van de ductus deferens en de a. uterina?

A

De ureter loopt op:

caudale wijze langs de ductus deferens en op

caudale wijze langs de a. uterina

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De temperatuur regulatie van de testis is zeer belangrijk voor de kwaliteit van de spermacellen.

Benoem drie structuren die een belangrijke rol spelen bij de temperatuur regulatie van de testis.

A
  1. Plexus Pampiniformis
  2. M. Cremaster
  3. Scrotum/ Tunica dartos
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De exocriene pancreas secreteert het inactieve trypsinogeen. Pas in het duodenum wordt het trypsinogeen omgezet in het
actieve trypsine. In tweede instantie kan ook trypsinogeen geactiveerd worden door trypsine.

Waar in het duodenum wordt trypsinogeen in eerste instantie omgezet in trypsine, en verklaar je antwoord?

A
  • Op de brush border van het darmepitheel
  • Omdat daar het enterokinase (enteropeptidase) aanwezig is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Welke reactie zorgt voor de vormverandering van inactief trypsinogeen naar actief trypsine?
  2. Waardoor wordt voorkómen dat trypsinogeen door spontaan gevormd trypsine al in de pancreas wordt
    geactiveerd?
A

1) Enterokinase is een peptidase, dus een peptidebinding in het trypsinogeen wordt verbroken
2) Door aanwezigheid in de zymogeengranula van een trypsin inhibtor eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Histamine wordt uitgescheiden door welke cellen?

In welke zijde van de cel?

Deze cel stimuleert de secretie van zoutzuur door welke cel?

A
  1. Enterochromaffine-achtige cellen (EC-cellen)
  2. Basolaterale zijde
  3. Parietaalcellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A

1 = Sluiten mitralisklep

2 = Openen aortaklep

3 = Sluiten aortaklep

4 = Openen mitralisklep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. Hebben centrale thermosensoren een langere latentieperiode dan de perifere thermosensoren?
  2. Zijn centrale thermosensoren gevoeliger voor een daling van de omgevingstemperatuur?
  3. Bevinden de centrale thermosensoren zich in de hypothalamus?
A
  1. Ja
  2. Nee
  3. Ja
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke symptomen of aangeboren afwijking horen bij een persisterende urachus?

A

Urineverlies uit navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel papillairspieren bevinden zich normaliter in het hart en waar?

A

vijf: twee in de linker ventrikel en drie in de rechter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem 3 verschillen bekken mannen en vrouwen

A
  • Het promontorium steekt bij mannen meer uit dan bij vrouwen. Hierdoor is de bekkeningang bij de vrouwen groter
  • De spina ischiadica steken bij mannen meer naar mediaal en bij vrouwen meer naar lateraal
  • De arcus pubis van een man vormt een scherpere hoek (60-65 graden) dan die van een vrouw (80-95 graden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf hoe de druk in de longen varieert tijdens het rustig in- en uitademen ten opzichte van de atmosferische druk?

Hoe hoog is de druk in de longen op het moment dat uitademen overgaat in inademen en op het moment dat inademen overgaat in uitademen?

A
  • Lucht stroomt van hoge druk –> lage druk
  • Bij inademen is de druk in de longen lager dan de atmosferische druk
  • Bij uitademen is de druk in de longen groter dan atmosferische druk
  • Bij beide overgangen is druk in de longen gelijk aan de atmosferische druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 3 karakteristieken van de perifere chemosensoren

A
  1. Ze hebben een kortere latentieperiode dan de centrale chemosensoren
  2. Ze zijn gevoelig voor een daling van de arteriele zuurstofspanning
  3. Ze bevinden zich onder meer in de aortaboog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat de tunica adventitia van bloedvaten vooral?

A

Bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat tunica media?

A

Glad spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waaruit bestaat tunica intima?

A

Endotheel

18
Q

Heeft het menselijk lichaam koudesensoren in de hypothalamus voor de thermoregulatie?

A

NEE, Het menselijk lichaam heeft wel warmtesensoren in de huid

Dit zijn neuronen met vrije zenuweindigingen, die harder gaan vuren bij een verhoging van de huidtemperatuur tussen 30 - 45 graden

19
Q

Welke van de onderstaande cellen zijn in frequentie toegenomen in het perifere bloed van een patiënt met een infectie met het COVID-19 virus?

A

ALLEEN 2

  • Cel 1 (stamcel, bevat niet in het perifere bloed)
  • Cel 2: lymfocyt –> COVID-19 infectie
  • Cel 3: Neutrofiele granulocyt –>
20
Q

Endotheel heeft een effect op vasculaire gladde spiercellen.

Door afgifte van welke stof laat endotheel vasculaire gladde spiercellen relaxeren?

A

NO

21
Q

Welke twee structuren ontstaan uit het ventrale mesenterium van de maag? (ventral mesogastrium)

A
  1. Omentum Minus
  2. Ligamentum Falciforme
22
Q

Welke lichaamsholte ontstaat uit de ruimte aangegeven met pijl 4?

A

Peritoneaal holte

23
Q

Vet uitsteeksel aan de buitenkant van het colon

A

Appendices epiploica

24
Q

Longitudinale stroken spierweefsel in de colon wand

A

De taeniae coli

25
Q

Structuren gevormd t.g.v. de insnoeringen in het colon

A

haustrae coli

26
Q

Amylopectine en glycogeen zijn vertakte polysacchariden van glucose. De glucosemoleculen zijn niet alleen via α1,4 glycosidische bindingen aan elkaar gekoppeld maar ook via α1,6 glycosidische bindingen.

Door welk spijsverteringsenzym in het duodenum worden de α1,6 glycosidische bindingen gesplitst?

A

isomaltase

27
Q

Welke pijl wijst naar het viscerale laterale mesoderm?

A

PIJL 3

1 = Dermatoom

2 = Mesonephros

3 = Viscerale laterale mesoderm

4 = Parietale mesoderm

28
Q

Wat is de functie van de Plexus Pampiniformis?

A

Afkoelen van bloedtoevoer door de a. testicularis

29
Q

Hoe komt een erectie tot stand? (4)

En op welke wijze beinvloedt Viagra dit proces? (1)

A
  1. N. cavernosum (NANC-zenuw) innerveert gladde spiervezels in de zwellichamen
  2. Activatie van n. cavernosum verhoogt cGMP concentratie in glad spierweefsel
  3. Hoge concentratie cGMP, verlaagt intracellulair calcium concentratie
  4. Door laag Calcium concentratie ontspant de glad spiervezel waardoor het zwellichaam vol kan stromen

Viagra is een PDE-5 remmer en voorkomt afbraak van cGMP, hierdoor blijft cGMP hoog, Ca laag en de gladde spiervezels ontspannen

30
Q
A

a.) ductus deferens; b.) ductus ejaculatorius; c.) prostata; d.) urethra

31
Q

Beredeneer wat er waarschijnlijk misgaat tijdens de sex determinatie, in de context van wat er normaal gesproken moet gebeuren om de gonade richting testis of ovarium te laten ontwikkelen.

Leg in je antwoord ook uit waarom deze genetische afwijking geen negatieve gevolgen heeft bij 46,XX individuen.

A
  1. SRY is alleen aanwezig bij mannen
  2. Dit eiwit zet normaal gesproken SOX9 aan
  3. Dit leidt dan tot testisvorming
  4. SOX9 kan nu niet aan gaan
  5. Dus zal er een ovarium ontstaan
  6. In afwezigheid van SRY/SOX9 activiteit wordt normaal gesproken ovarium gevormd, dit is dus niet ‘erg’ in vrouwen
32
Q

Bij een onderzoek is het 95% betrouwbaarheidsinterval voor de gemiddelde biomarker ABC [108 tot 118 mg/dL]. De steekproefgrootte is 100.

Wat is de steekproef standaarddeviatie?

A
33
Q

Beschrijf 3 kenmerken van centrale chemosensoren

A
  • Lange latentieperiode
  • Meet voornamelijk kooldioxide spanning
  • Bevinden zich in de hersenstam
34
Q

P-top?

QRS-complex?

T-top?

A

P-top? = contractie atrium | einde diastole

QRS-complex? = contractie ventrikels | begin systole

T-top? = repolarisatie ventrikels | einde systole

35
Q

Welke pijl wijst naar het pariëtale laterale mesoderm?

A

pijl 2

36
Q

Het divertikel van Meckel kan worden beschouwd als een persisterende dooierzaksteel.

Het omentum majus ontstaat vanuit het dorsale mesogastrium (dorsale mesenterium van de maag).

De plicae umbilicales laterales in de buikwand zijn een rudiment van de allantois.

A

Het divertikel van Meckel kan worden beschouwd als een persisterende dooierzaksteel.

Het omentum majus ontstaat vanuit het dorsale mesogastrium (dorsale mesenterium van de maag).

De plicae umbilicales laterales in de buikwand zijn een rudiment van de allantois.

37
Q

Beschrijf hoe pepsinogeen wordt omgezet in pepsine.

A
  1. Door de lage pH verandert pepsinogeen van vorm
  2. waardoor het in staat is om een stuk peptide van pepsinogeen van zichzelf af te splitsen en daarmee pepsine te vormen
38
Q

Leg uit waardoor pepsine in tegenstelling tot de meeste voedingseiwitten niet denatureert in het maaglumen.

A
  1. Pepsine heeft relatief veel aminozuren met zure restgroepen;
  2. door de lage pH zijn deze restgroepen ongeladen
  3. waardoor denaturatie door interne afstoting van geladen groepen niet optreedt
39
Q

Op welke wijze wordt een retrograde ejaculatie voorkomen?

A
  • Afsluiten blaas tijdens ejaculatie door de m. sphincter urethrae internus.
  • zodat het ejaculaat niet in de blaas komt/om retrograde ejaculatie te voorkomen.
40
Q
A