Ontwikkelingspsychologie Flashcards

1
Q

Ontwikkelingspsychologie

A

Geinteresseerd in wat verandert naarmate we ouder worden, en hoe deze veranderingen tot standkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Charles Darwin

A

Eerst wetenschappelijke observatie van de menselijke ontwikkeling. Rapporteerde observatiebiografie van zintuigelijke capaciteiten en emoties van eigen kind. (eerste empirische wetenschappelijke studie in de ontwikkelingspsychologie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Thema van ontwikkeling: Oorsprong van gedrag

A

Het debat tussen nature (nativisme) en nurture (empirisme). Meeste onderzoeken concludeerde dat zowel natuurlijke eigenschappen als de omgeving een grote rol spelen in de menselijke ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Thema van ontwikkeling: Ontwikkelingsverandering beschrijven

A

Continu proces: ontwikkelingspatroon waarbij vaardigheden geleidelijk veranderen (zwemmen, verbeterd elke keer als je oefent)
Discontinu proces: veranderingen kunnen opeens gebeuren, ontstaan verschillende stadia van ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Siegler (1996;2016)

A

Had eigen kijk op continuïteit-discontinuïteitsdebat. Verandering in bekwaamheid is continu, maar doordat er meerdere vaardigheden op hetzelfde moment aan het ontwikkelen zijn kunnen discontinue veranderingen plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Thema van ontwikkeling: Kritische en gevoelige perioden

A

Een kritieke periode van ontwikkeling: leeftijdscategorie waarin bepaalde ervaringen nodig zijn om ontwikkeling op een bepaalde manier te laten lopen
Gevoelige periode: leeftijdscategorie waarop specifieke ervaringen optimaal zijn om ontwikkeling op een bepaalde manier te laten verlopen.
Beide laten zien dat omgeving heel belangrijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Thema ontwikkeling: Domein-algemene (Piaget) of domein-specifieke (andere ontwikkelingspsychologen) ontwikkeling

A

Domein-algemeen: ontwikkelingen kunnen bijdragen aan meerdere vaardigheden. (zwemmen, rugslag kan ook helpen met zware dingen tillen)
Domein-specifiek: ontwikkeling loopt onafhankelijk in verschillende domeinen. (als je iets nieuws leert heeft het nauwelijks invloed op andere domeinen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Thema ontwikkeling: Locus van ontwikkelingsverandering

A

Wat veranderd er precies wanneer ontwikkeling plaats vind? manier waarop we dit beschrijven is het level van beschrijving (biologische, sociale, emotionele of gedragslevel. Word steeds meer erkend dat ontwikkeling op verschillende levels aan de gang is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Invloedrijk perspectief: Individuele kenmerken en contextuele kenmerken

A

Verschillende ontwikkelingspaden: bijv, genen, omgeving, gezinsmilieu, omgeving en individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Invloedrijk perspectief: Culturele contexten

A

Verschillende culturen kunnen variëren in de ontwikkeling van onder andere de psychologische vermogens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Invloedrijk perspectief: Het biologische perspectief

A

Ontwikkeling is ook in het biologisch perspectief cruciaal. Door interactie van onze erfenis en omgeving vinden plaats op het niveau van neuronen en patronen in de hersenactiviteit. Hersenen en neuronen gedragen zich op een bepaalde manier waardoor deze biologische beperking invloed kan hebben op de ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Invloedrijk perspectief: Het ecologische (Bronfenbrenner)

A

Omgeving en contextuele systemen hebben invloed op de ontwikkeling van een kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Invloedrijk perspectief: Het levensduurperspectief

A

Kijkt naar welke historische factoren van invloed zijn op de ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Leeftijdscohorteffect

A

Groep individuen die hetzelfde jaar of dezelfde historische periode zijn geboren, maken dezelfde historische ervaringen mee. (bijv tweedewereldoorlog)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Invloedrijk perspectief: Psychologie en ontwikkelingspsychologie

A

Hebben met elkaar te maken. Grotere plaatje van psychologie is nodig om te beschrijven wat we bestuderen bij ontwikkelingspsychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

John Locke, Berkeley en Hume

A

Volgde Darwins ideeën op over de evolutie en betoogde dat baby’s worden geboren in de wereld als “Tabula Rasa”.

17
Q

Tabula Rasa

A

Als een schone lei, zonder kennis

18
Q

Leibniz en Descartes

A

Rationalistische filosofen, geloofde dat de geest een soort ordening oplegt aan de omgeving om deze te kunnen begrijpen.

19
Q

Watson, Thorndike, Pavlov en Skinner

A

Behavioristen

20
Q

Behaviorisme

A

Gericht op aanleren van gedrag bij dieren en mensen. Gedrag wordt gedreven door ervaring. Belangrijkste vormen van leren: Klassieke conditionering en operanet conditionering

21
Q

Klassieke conditionering

A

Wordt geleerd wat verband is tussen twee stimuli en zich daarnaar moet gedragen

22
Q

Operante conditionering

A

Nieuw gedrag aangeleerd door middel van straf en beloning

23
Q

Maturationisten (begin 20e eeuw)

A

Capaciteiten van kinderen worden groot deels bepaald door genetische erfenis, geïnspireerd door Darwin, Gesell en McGraw) (Rijpingstheorie was grote invloed op het verklaren van verschillende temperamenten bij kinderen)

24
Q

Psychodynamische theorie

A

Freud, bekend vanwege behandeling van psychische stoornissen. Probeert die interne motivaties en persoonlijkheden van mensen te onderscheiden en beschrijven. Ervaringen uit kindertijd.

25
Q

3 Componenten van rollen voor het veranderen van persoonlijkheid

A

het id, het ego en het superego

26
Q

id

A

primitieve en instinctieve deel van de geest dat seksuele en agressieve driften en verborgen herinneringen bevat

27
Q

superego

A

moreel geweten

28
Q

ego

A

realistische deel dat bemiddelt tussen verlangens van id en het superego

29
Q

Psychosociale theorie

A

Erikson, ontwikkeling wordt gezien als het doorlopen van een reeks van 8 stadia die zich over de levensduur verspreide

30
Q

Bekijk tabel pagina 6-8

A

Gedaan

31
Q

Ethologische theorie

A

Stelt dat gedrag moet worden gezien en begrepen als iets dat in een bepaalde context voorkomt en wat een overlevingswaarde heeft. (Imprinting)

32
Q

John Bowlby

A

Stelde moederdeprivatie hypothese voor, suggereerde dat hechtingsbanden tussen baby en ouder in de eerste levensjaren van vitaal belang zijn voor een goed aangepaste sociaal-emotionele ontwikkeling

33
Q

Köhler (1947)

A

Toonde aan dat dieren problemen konden oplossen door erover na te denken, ipv gevormd door ervaring wat behavioristen vaststelden

34
Q

Theorie van cognitieve ontwikkeling: sociale leertheorie

A

leren door klassieke en operante conditionering en door observeren en immiteren

35
Q

Theorie van cognitieve ontwikkeling: Piagets constructionisme

A

Piaget beschreef dat baby’s vertrouwen op hun sensorische en motorische vermogens

36
Q
A