Ontwikkeling extremiteiten en gewrichtsleer Flashcards

1
Q

Cytodifferentiatie

A

Pluripotente cellen komen tot expressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Morfogenesis (organogenesis)

A

Cellen migreren collectief. Condenseren en veranderen van vorm om op die manier weefsels organen en lichaamsplan te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waardoor wordt zwangerschapsduur bepaald?

A

Door de laatste dag van menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waardoor wordt de embryonale periode bepaald?

A

Door de datum van bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is de datum van bevruchting?

A

Twee weken na de datum van de laatste menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer vind differentiatie van bovenste extremiteitsknop plaats?

A

4e-8e week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer vind differentiatie van onderste extremiteitsknop plaats?

A

2 dagen later dan onderste, 4,2e-8e week

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is bovenste extremiteit zichtbaar?

A

In stadium 12

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is onderste extremiteit zichtbaar?

A

In stadium 13

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer en hoe bewegen de extremiteiten?

A

Ze roteren 90 graden in de 7e week. De bovenste en onderste draaien in tegenovergestelde richting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Somiet

A

Primitieve deel waaruit ruggenwervels, ribben, rugspieren, kraakbeen, pezen en een deel van de huid ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe migreren cellen tijdens de vorming van somieten?

A

Ventrolateraal gelegen cellen migreren naar de laterale mesenchymale plaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Myotoom

A

Krijgt innervatie van spinale zenuwen die van hetzelfde segment afkomstig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit vormen spieren van het axiale skelet zich?

A

Paraxiale mesoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Endodermale cellen

A

Zijn aan elkaar verbonden in buisjes of vellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Mesenchymale cellen

A

Hebben fibroblastisch uiterlijk en liggen verspreid in het extracellulaire matrices

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Apicale ectodermale richel (AER)

A

Ectoderm aan de distale rand van de ledemaat wordt dikker.
Oefent inductieve invloed uit op het aangrenzende mesenchym wat leid tot ongedifferentieerde zone

18
Q

Ongedifferentieerde zone

A

Populatie ongedifferentieerde, snel profilerende cellen

19
Q

Inductie

A

Cellen zetten andere cellen aan tot differentiatie

20
Q

Inductor

A

Cel dat signaal produceert

21
Q

Responder

A

Cel die signaal ontvangt en reageert

22
Q

Competentie

A

Vermogen om te reageren op signaal van inductor. Dit vereist activering van het reagerende weefsel door competentiefactor

23
Q

In welke 3 componenten vind ontwikkeling van elk ledemaat proximodistaal plaats?

A

Stylopod (humerus en femur)
Zeugopod (radius, ulna en tibia, fibula)
Autopod (carpalia, metacarpalia, digiti en tarsalia, metatarsalia, digiti)

24
Q

Langs welke 3 hoofdassen groeien ledematen?

A

Proximodistale (PD)
Pre-axiale begrenzing
Caudaal post-axiale begrenzing

25
Q

Dermatomen

A

Huidgebied dat bij metameer behoord, zijn gekoppeld aan spinale zenuwen die gekoppeld zijn aan de somieten

26
Q

Enchondrale beenvorming

A

Vorming van beenweefsel via kraakbeen
(ook wel indirecte / secundaire beenvorming)

27
Q

Desmale verbening

A

Vind plaats bij de ontwikkeling en groei van o.a. platte beenderen (ook wel directe / primaire beenvorming genoemd)

28
Q

Scapula

A

Schouderblad

29
Q

Junctura ossea

A

Beenweefsel (syndesmose)

30
Q

Junctura fibrosa

A

Bindweefseel (enkelgewricht)

31
Q

Junctura cartilaginea

A

Vezelig kraakbeen

32
Q

Junctura synovialis

A

Hyalien kraakbeen, bewegelijkste junctura (discus intervertebralis)

33
Q

Syndesmose

A

Ligament tussen distale tibia en fibula

34
Q

Enkelgewricht

A

Hyalien kraakbeen als bedekking van uiteinden van tibia en talus

35
Q

Acetabulum

36
Q

Discus intervertebralis

A

Tussenwervelschijf

37
Q

Kenmerken synoviale gewrichten

A
  • Beweegbare verbinding tussen twee beenstukken
  • Uiteinden bedekt met hyalien kraakbeen
38
Q

Cavum articularis

A

Gewrichtsspleet
Zit tussen de gewrichtsvlakken

39
Q

Capsula articularis

A

Gewrichtskapsel

40
Q

Capsula articularis bestaat uit

A
  • Binnenste membrana synovialis: met daarin elastische vezels, bloedvaten en zenuwen, met plicae articularis en villi articualirs
  • Buitenste membrana fibrosa: met daarin minder elastische maar veel collagene vezels
41
Q

Synovia

A

Gewrichtsvloeistof
Bevat voedingstoffen voor hyalien en zorgt voor verminderde wrijving tussen articulerende gewrichtsdelen