Onderzoeksvaardigheden (Domein A) Flashcards
Categorie
Bij een onderzoek deel je mensen in groepen. Deze groepen hebben een of meerdere gedeelde achtergrondkenmerken. Voorbeelden zijn ‘vrouwen’ of ‘inwoners van de Randstad’.
Causaliteit
Een oorzaak-gevolg relatie tussen variabelen: de samenhang tussen de variabelen is oorzakelijk: als variabele A verandert zal variabele B zeker ook veranderen.
Correlatie
De samenhang tussen verschillende variabelen is niet direct oorzakelijk: als de ene variabele verandert, geeft de correlatie aan hoe groot de waarschijnlijkheid is dat de andere variabele ook verandert. Bij maatschappijwetenschappen gaat men niet uit van causale relaties maar van correlaties.
Hypothese
Een toetsbaar idee (bewering) over de werkelijkheid. Na onderzoek wordt een hypothese aangenomen (de bewering klopt) of verworpen (de bewering klopt niet).
Indicator
Om in een onderzoek een variabele meetbaar te maken moet een indicator benoemd worden: wat ga ik meten ? Het is dus een meetbaar fenomeen dat een signalerende functie heeft en een aanwijzing geeft over de mate van kwaliteit.
Model
Schematische weergave van een situatie waarin de invloed van variabelen op elkaar wordt weergegeven. Een conceptueel model wordt gelezen van links naar rechts: een pijl geeft daarbij de relatie tussen de variabelen weer.
Operationaliseren
Het meetbaar maken van variabelen met behulp van indicatoren.
variabele > ‘opleidingsniveau’
indicator > ‘hoogst afgeronde opleiding’
Variabele
Een kenmerk van een actor (persoon of groep) of samenleving dat kan variëren, zoals geslacht, leeftijd, opleidingsniveau of religie.