Onderdeel 4 Flashcards

1
Q

Verbaal

A

Met woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Non verbaal

A

Lichaamstaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Incongruentie

A

Iemand zegt iets in woorden anders dan in z’n lichaamstaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Congruentie

A

De woorden komen overeen met de lichaamstaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Objectief

A

Je baseert je waarnemingen op feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Subjectief

A

Je persoonlijke waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Interpreteren

A

Persoonlijke betekenis die je aangeeft naar wat je waarneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly