Oefenvragen eiwitsynthese Flashcards

1
Q

Transcriptie vindt plaats in ..1.., en translatie vindt plaats in ..2..

A

1 = de celkern en 2 = het cytoplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij het begrip “Secundaire structuur van een eiwit” hoort de uitleg: “Lokale vouwing van eiwitten die ontstaat door waterstofbruggen” –> Juist of onjuist?

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij het begrip “Golgi-systeem” hoort de uitleg: “Plek in de cel waar eiwitten worden afgebroken.” –> Juist of onjuist?

A

Onjuist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

tRNA moleculen zijn RNA-moleculen die aminozuren naar de ribosomen brengen tijdens de eiwitsynthese. –> Juist of onjuist?

A

Juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke uitleg past bij het begrip anticodon?

A

Een groep van drie opeenvolgende basen in het tRNA, dat het bijbehorende codon op een mRNA-molecuul ontdekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke uitleg past bij het begrip basenpaar?

A

Twee tegenover elkaar liggende nucleotiden in dubbelstrengs DNA of RNA, die aan elkaar vast zitten door middel van waterstofbruggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke uitleg past bij het begrip mitochondriaal DNA?

A

DNA dat zich niet in de celkern bevindt, maar in de mitochondriën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heet het proces waarbij eiwitten gemaakt worden op basis van informatie op het DNA?

A

Eiwitsynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip DNA?

A

De code waarin al het erfelijk materiaal van organismen is vastgelegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een onderzoeker wil in het laboratorium bekijken hoe ribosomen werken. Waar gaat deze onderzoeker waarschijnlijk als eerst naar kijken?

A

Het endoplasmatisch reticulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke uitleg past bij het begrip restrictie-enzym?

A

Een enzym dat DNA-moleculen op specifieke plaatsen kan afknippen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip startcodon?

A

De plek waar het aflezen van het mRNA-molecuul begint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip afleesrichting?

A

De richting waarin erfelijk materiaal wordt afgelezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar zijn mitochondriën verantwoordelijk voor?

A

Organellen die verantwoordelijk zijn voor het onttrekken van energie uit voedingsstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de secundaire structuur van een eiwit?

A

Lokale vouwing van eiwitten die ontstaat door waterstofbruggen en bepaalt de hoek die de aminozuren samen maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn nucleïnezuren?

A

Organische verbindingen die bestaan uit aan elkaar gekoppelde nucleotiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is sequencen?

A

Het bepalen van de nucleotidenvolgorde van een DNA-streng

18
Q

Wat is de primaire structuur van een eiwit?

A

De volgorde van aminozuren en het aantal van elk soort aminozuur.

19
Q

Wat is de tertiaire structuur van een eiwit?

A
20
Q

Welke enzym breekt de waterstofbruggen van het DNA af voordat het kan worden gerepliceerd?

A

Helicase

21
Q

Wat is rRNA?

A
22
Q

Wat is plasmide?

A

Een drager van erfelijke informatie, die in sommige bacteriën en schimmels voorkomt.

23
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip stopcodon?

A

De plek waar het aflezen van het mRNA-molecuul stop en die het einde aangeeft van de eiwitsynthese.

24
Q

Hoe zijn aminozuren met elkaar verbonden?

A

met peptidebindingen

25
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip Primer?

A

Een los stukje DNA dat wordt gebruikt als het startpunt van een PCR.

26
Q

Wanneer we het hebben over de ‘genetische code’, waar spreken we dan over?

A

De volgorde van de stikstofbasen in het DNA.

27
Q

Transcriptie

A

Het proces waarbij de DNA-streng wordt afgelezen en er RNA wordt gevromd.

28
Q

Quaternaire structuur van een eiwit?

A

De structuur die wordt gevormd doordat meerdere polypeptideketens één eiwit vormen.

29
Q

Repetitief DNA ligt tussen de genen in, juist of onjuist?

A

Juist

30
Q

Welke uitleg past het beste bij het begrip codon?

A

Een opeenvolging van 3 stikstofbasen in het DNA die coderen voor een bepaald aminozuur in een eiwit.

31
Q

Een tRNA-molecuul bevat een anticodo, juist of onjuist?

A

Juist

32
Q

Wat zijn aminozuren?

A

Bouwstenen waaruit eiwitten zijn opgebouwd.

33
Q

Bij translatie wordt de DNA-stren afgelezen door een ribosoom die het eiwit maakt, juist of onjuist?

A

Onjuist

34
Q

Welke uitleg past het best bij het begrip tRNA?

A

RNA-moleculen die aminozuren naar de ribosomen brengen tijdens de eiwitsynthese.

35
Q

Twee tegenover elkaar liggende nucleotiden in dubbelstrengs DNA of RNA, die aan elkaar vast zitten door middel van waterstofbruggen heet?

A

Basenpaar

36
Q

Een nucleotide is een?

A

Een bouwsteen in DNA en RNA, bestaande uit een monosacharide, een organische base en een fosfaatgroep.

37
Q

Coderende streng is een streng in het DNA dat?

A

Niet wordt afgelezen bij de transcriptie.

38
Q

Hoe heet het proces waarbij eiwitten gemaakt worden op basis van de informatie van het DNA?

A

Eiwitsynthese.

39
Q

Wat is een restrictie-enzym?

A

Een enzym dat DNA-moleculen op specifieke plaatsen kan knippen.

40
Q
A