ODMIANA CZASOWNIKÓW

Question 1

Ik komt uit Italie

Answer 1

Waar kom je vandaan?
Uit welk land komt je?

Question 2

Ik heet Stijn

Answer 2

Hoe heet je/jij?

Question 3

Ik ben van Ghent.

Answer 3

Waar ben je vandaan (NEE BENT)

Question 4

Waar kom je vandaan

Answer 4

Ik ben van XXX

Question 5

Hoe heet je?

Answer 5

Ik heet Stijn

Question 6

Ik ga naar Berlijn

Answer 6

Waar ga je naartoe?

Question 7

Waar koom je vandaan?

Answer 7

Ik kom uit …

Question 8

Ik kom uit …

Answer 8

War kom je vandaan?

Question 9

You work in Ghent
Do you work in Ghent?

Answer 9

Je werkt in Gent
Wekt je in Gent?

Question 10

Where are you going?

Answer 10

Waar ga je naartoe?

Question 11

So you go to Paris by plane

Answer 11

Je gaat dus met het vliegtuig naar Parijs

Question 12

Are you going to….?

Answer 12

Ga je naar…?

Question 13

You go

Answer 13

Je gaat

Question 14

Ik werk in een bureau

Answer 14

Waar werk je?

Question 15

What does Bert do?

Answer 15

Wat doet Bert?

Question 16

What is the job of your father?

Answer 16

Was is het beroep van je vader?

Question 17

Where are you from? (PL, IF)

Answer 17

Waar komen jullie vandaan?
Van waar ben jullie?

Question 18

Bert, do you have a girlfriend?

Answer 18

Bert, heb jij een vriendin?

Question 19

What is the surname of your mom?

Answer 19

Was is de voornaam van je moeder?

Question 20

How is this called in dutch?

Answer 20

Hoe heet dit in het Nederlands?

Question 21

So (więc)

Answer 21

dus

Question 22

yet, still

Answer 22

nog

Question 23

something

Answer 23

iets

Question 24

destination

Answer 24

bestemming

Question 25

origin, place of origin

Answer 25

herkomst

Question 26

place

Answer 26

plaats

Question 27

Dat is Beert

Answer 27

Wie is dat?

Question 28

Who are you?

Answer 28

Wie ben jij/je?

Question 29

to (to Berlin)

Answer 29

naartoe

Question 30

what do u do?

Answer 30

Wat doe je?