nw hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

benoem de 5 soorten sporen die organismen kunnen achterlaten

A

vraatsporen
braakballen en botten
voetsporen
nesten
uitwerpselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

organismen waarnemen gebeurt met alle zintuigen via

A

directe waarneming: van organismen in de natuur
indirecte waarneming: (sporen van
organismen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

definitie van determineren

A

in de biologie betekent determineren de naam van organismen opsporen door hun uigtwendige kenmerken te bestuderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

abiotische factoren meten 1
(zeg wat je met met wat en hoe)

A

een flesje water uitgieten over de bodem om na te gaan hoe lang het duurt voor het water in de grond is getrokken
eenheid seconden
doorlatenheid van de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

abiotische factoren meten 2
(zeg wat je met met wat en hoe)

A

digitale thermometer
eenheid °C
bodemtemparatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

abiotische factoren meten 3
(zeg wat je met met wat en hoe)

A

bodemvochtigheidmeter
eenheid procent
bodemvochtigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

abiotische factoren meten 4
(zeg wat je met met wat en hoe)

A

de valpen valt doorheen een pvc-buis en zakt in de grond
eenheid cm
bodemhardheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

abiotische factoren meten 5
(zeg wat je met met wat en hoe)

A

lichtmeter
eeneheid lux
verlichtingssterkte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

definitie van soorten abiotische factoren

A

abiotische factoren zijn de omgevingsfactoren die de leefomstandigheden van deorganismen beïnvloeden
je kunt de volgende omgevinsfactoren meten
verlichtingssterkte
bodemvochtigheid
bodemhardheid
bodemtemparutuur
doorlatenheid van de bodem
de meetresultaten varieren van plaats tot plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

definitie van abiotische factoren

A

de abiotische factoren beinvloeden het voorkomen van organismen in een gebied
alleen organismen die zijn aangepast kunnen overleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waarom hebben bomen dikwijls een lange stam en een heel smalle kruin.(niet perfect het zelfde zijn)

A

in het bos is er weinig licht door de bladeren die het licht tegenhouden. bomen concurreren met elkaar voor een plaatsje licht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waarom gaat de bosanemoon vroeg in het voorjaar bloeien en in de zomer is die weg

A

in het voorjaar hebben de bomen geen bladeren en is er dus voldoende licht op de grond. tijdens die periode slaat de bloem reserve voedsel op en plant zich voort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

defintie van biotische factoren

A

biotische factoren zijn organismen die het leven van een andere oprganismen beinvloeden. organismen kunnen van elkaar afhankelijk zijn voor hun voeding, veiligheid en voortplanting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

begrip biotoop

A

een biotoop is een plaat in de natuur waar organismen zoals dieren en planten samenleven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

definitie van de mens negatief beinvloeden

A

de mens kan de leefomstandigheden van een biotoop negatief beinvloeden waardoor het voorbestaan van bepaalde planten- en diersoorten bedgreigd kan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

rode lijst

A

de rode lijst is een lijst die toont welke organismen worden bedgreigd door uitsterving

17
Q

benoem drie slechte en goede invloeden van de mens op de natuur

A

bv slechte
sigaret in het bos gooien
bomen omhakken
hond loslaten in het bos
bv goede
ecoducten bouwen
natuurgebieden maken
recycleren

18
Q

definitie van ecologie

A

ecologie is de wetenschappen die onder andere de relaties tussen organismen in de natuur bestudeert

19
Q

definitie ecologisch evenwicht

A

als alle soorten organismen in de juiste verhouding aanwezig zijn, dan spreek je van een ecologish evenwicht.
er is een verstoring van het ecologisch evenwicht als er soorten organismen verdwijnen uit een biotoop en als dat ook gevolgen heeft voor de andere organsimen
menselijke activiteiten zoals bebouwing en wegenaanleg kunnen tot de verstoring van de ecologisch evenwicht leiden

20
Q

definitie mens positief beinvloeden

A

de mens kan de leefomstandigheden van een biotoop ook positief beinvloeden waardoor het voorbestaan van bepaalde planten- en diersoorten verzekerd is of zelfs verbetert

21
Q

ecoducten

A

zodat dieren op een veilige manier de weg kunnen oversteken

22
Q

definitie organismen voordeel van aanpassingen

A

alleen een organisme dat door zijn bouw en levenswijze is aangepast aan de biotische en abiotische factoren maakt kans op overleven in de biotoop.
de aanpassingen geven het organisme een voordeel ten opzichte van zijn vijanden of van zijn concurrenten op gebied van voedselvoorziening, een nestplaats of een voortsplantingspartner.
wie overleeft heeft meer kans op voortplanting en die kenmarken door te geven aan de nakomelingen

23
Q

enkele voorbeelden van aanpassingen van planten aan hun omgevingen

A

verdikte plantendelen →overwinteren
bladeren met een klein verdampingsoppervlak
→in extreme weeromstandigheden overleven
rangschikking van bladeren met verschillende groote
→voldoende licht opvangen
heel korte stengel met bladeren
→betreding

24
Q

enkele aanpassingen van de konijn om te overleven op het land zijn

A

huidbedekking: (huidskleur) bescherming tegen koude, schutkleur, oriënteren
de zijwaarste stand van de ogen om de vijand tijdig op te sporen.

25
Q

enkele aanpassingen van de kikker aand de voortbeweging in het water

A

een glibberige huid, een gestroomdlijnd lichaam, gespierde achterpoten en zwemvliezen.

26
Q

enkele aanpassingen van de kikker aan de voortbeweging op het land:

A

gespierde achterpoten die in de rust z-vormig zijn opgeplooid en bij het springen werken ze als een veer.
voorpoten die de schok opvangen bij de landing

27
Q

kleuren bij dieren zijn aanpassingen om hen voordeel op te leveren in de volgende omstandigheden

A

·als prooi minder opvallenbij je vijanden
als vijand beter de prooi benaderen
als mannetje een wijfje imponeren
als mannetje een concurrent imponeren
als prooi de kleur hebben van een ander dier dat meer angst imboezemt