Niet-subject - Het Pronomen Personale - Singularis Flashcards
1
Q
Subject
Ik
A
Niet-subject
me / mij
2
Q
Subject
Je / jij
A
Niet-subject
Je / jou
3
Q
Subject
U
A
Niet-subject
U
4
Q
Subject
Ze / zij
A
Niet-subject
Haar
5
Q
Subject
Hij
A
Niet-subject
Hem
6
Q
Subject
Het
A
Niet-subject
Het