nederlands woordenschat Flashcards
associëren
samenvoegen, koppelen een verband zien
atribuut
iets wat je nodig hebt (voorwerp)
benard(e)
benauwd onaangenaam
capuchon
een kap aan de kraag van je trui
carnivoor
een vlees of viseter
continent
een werelddeel
elegant
bevallig sierlijk
emotief
met gevoel
gegarandeerd
zeker,beslist
hypnotiseren
een kunstmatig opgewekte slaaptoestand
geografisch
aarderijkskundig
missie
opdracht
onherroepelijk
onveranderlijk
opiniërend
menig gevend
prescriptief
voorschrijvend,instructief
sleutelwoord
belangrijk woord in zin of tekst
stabiliteit
de vastheid de stevigheid
stereotiep
traditioneel of vastgeroest idee
aan handen en voeten gebonden
geen kant op kunnen
niet denkbeeldig
realistisch
voor de boeg hebben
nog werk hebben
aalmoezenier
een priester voor militairen, gevangenen,…
aankruisen
er een kruisje voor zetten
afschuimen
doorzoeken
alternatief
een andere optie
betoog
verdedeging van een standpunt
binnensmonds
mompelend,onduidelijk