nederlands woordenschat Flashcards

1
Q

associëren

A

samenvoegen, koppelen een verband zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

atribuut

A

iets wat je nodig hebt (voorwerp)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

benard(e)

A

benauwd onaangenaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

capuchon

A

een kap aan de kraag van je trui

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

carnivoor

A

een vlees of viseter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

continent

A

een werelddeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

elegant

A

bevallig sierlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

emotief

A

met gevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gegarandeerd

A

zeker,beslist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hypnotiseren

A

een kunstmatig opgewekte slaaptoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geografisch

A

aarderijkskundig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

missie

A

opdracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

onherroepelijk

A

onveranderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

opiniërend

A

menig gevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

prescriptief

A

voorschrijvend,instructief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

sleutelwoord

A

belangrijk woord in zin of tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

stabiliteit

A

de vastheid de stevigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

stereotiep

A

traditioneel of vastgeroest idee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

aan handen en voeten gebonden

A

geen kant op kunnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

niet denkbeeldig

A

realistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

voor de boeg hebben

A

nog werk hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

aalmoezenier

A

een priester voor militairen, gevangenen,…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

aankruisen

A

er een kruisje voor zetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

afschuimen

A

doorzoeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

alternatief

A

een andere optie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

betoog

A

verdedeging van een standpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

binnensmonds

A

mompelend,onduidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

aankruisen

A

een kruis ervoor zetten

30
Q

afschuimen

A

doorzoeken

31
Q

alternatief

A

een andere optie

32
Q

betoog

A

verdedeging van een standpunt

33
Q

binnensmonds

A

mompelend,onduidelijk

34
Q

diepzinnig

A

waar over nagedacht werd

35
Q

doordrenken

A

ergens helemaal in doordringen

36
Q

effect

A

de invloed

37
Q

fenomeen

A

zeldzame gebeurtenis

38
Q

gecompliceerd

A

moeilijk,ingewikeld

39
Q

greintje

A

een vleugje een zweempje

40
Q

identiteit

A

de persoonlijkheid, eigen karakter

41
Q

instructie

A

richtlijn of aanwijzing

42
Q

instructiewoord

A

een woord dat aangeeft wat je moet doen

43
Q

kernachtig

A

kort en bondig

44
Q

kritisch

A

grondig beoordelen

45
Q

markeren

A

aanduiden met een markeerstift

46
Q

mening geven

A

zeggen hoe je over iets denkt

47
Q

nervositeit

A

de druk de spanning

48
Q

noteren

A

opschrijven

49
Q

oeverloos

A

eindeloos

50
Q

omcirkelen

A

een cirkel rond trekken

51
Q

onregelmatigheden

A

de afwijking

52
Q

oorspronkelijk

A

allereerst in het begin

53
Q

opruien

A

ophitsen aandrijven tot het plegen van een misdrijf

54
Q

perfectionistisch

A

het ideale nastrevend

55
Q

portfolio

A

verzameling van creatieve uitingen

56
Q

registreren

A

inschrijven

57
Q

selecteren

A

kiezen

58
Q

sjabloon

A

een model

59
Q

steels

A

stiekem

60
Q

stimuleren

A

aanmoediggen

61
Q

taalvariëteit

A

bv. dialect standaardtaal
jongerentaal

62
Q

territorium

A

het grondgebied van een dier

63
Q

totem

A

bijnaam die je krijgt bij de scouts op basis van je eigenschappen

64
Q

traditie

A

een oude gewoonte van een groep mensen

65
Q

traditioneel

A

volgens de oude gewoonte

66
Q

trailer

A

kleine stukjes van de film vertoond als reclame

67
Q

typeren

A

kenmerkend zijn voor iemand

68
Q

uitblinken

A

ergens heel goed in zijn

69
Q

uiteraard

A

vanzelfsprekend

70
Q

waarnemen

A

kunnen zien,horen,ruiken,…