Nederlands leesvaardigheid Flashcards
oriënterend lezen
je kijkt naar de titel, tussenkopjes, bron en je leest de inleiding
globaal lezen
je leest van elke alinea de 1e en laatste zin
precies lezen
je leest de tekst helemaal
Alinea
een deel van de tekst dat gaat over een deel van het onderwerp, de laatste regel is niet volgeschreven
kernzin
belangerijkste zin van een alinea
hoofdgedachte
het belangrijkste wat over het onderwerp verteld wordt in 1 zin (vaak in de inleiding of slot 0
tekstdoelen
informeren, overtuigen, activeren, amuseren
tekstsoorten
krantenartikel, interview verslag, recensie, betoog, reclame, affiche, gedicht etc…
kenmerken v.d inleiding
onderwerp noemen
aandacht trekken
centrale vraag stellen
mening geven
aanleiding noemen
iemand voorstellen
samenvatting geven
kenmerken van het slot
géén nieuwe informatie
conclusie/samenvatting
blik op de toekomst
aanhaken op de inleiding
chronologisch verband
eerst, daarna, vervolgens, toen, nadat, terwijl, jaartallen, data, etc etc
opsomming
ten eerste, ook, bovendien, niet alleen….maar ook, verder, eveneens, om te beginnen, etc etc
tegenstelling
maar, daarentegen, toch, echter, tegenover, hoewel, aan de ene/andere kant, etc etc
toelichting
bijvoorbeeld, denk aan, neem nou, als, zoals, ect
concluderend
al met al, dat houdt in, dus, daarom
doel-middel
aan de hand van, om te, door middel van, met behulp van, opdat, zodat
oorzaak/gevolg
als gevolg van, daardoor, doordat, door, vanwege, waardoor, zodat
redengevend
daarom, dankzij, immers, namelijk, omdat, want
samenvattend
al met al, met andere woorden, kortom, samengevat
vergelijkend
evenals, in vergelijking met, net als, net zo
feit
iets dat je kan controleren
mening
wat iemand ergens van vindt (niet controleerbaar)
argument
de reden waarom je iets vind, je onderbouwd je mening
hoofdzaken
he belangrijkste wat er over het onderwerp verteld wordt