nederlands-frans Flashcards
1
Q
starten
A
commencer
2
Q
zou graag
A
voudrais remercier
3
Q
zou niet hebben
A
n’aurait
4
Q
aangenaam
A
agréable
5
Q
informatief
A
instructive
6
Q
we bezochten
A
nous avons visité
7
Q
cursus/vak
A
cours
8
Q
gewild
A
voulais
9
Q
algemeen directeur
A
directeur général
10
Q
geleid
A
guidé
11
Q
zou
A
pouvais
12
Q
veschillende
A
différents
13
Q
moet
A
dois
14
Q
dagelijks
A
quotidien
15
Q
begonnen met
A
commencé
16
Q
als gevolg van
A
en raison
17
Q
opening
A
l’ouverture
18
Q
normaal gesproken
A
normalement
19
Q
zou hebben
A
aurait
20
Q
verwerven
A
acquérir