Nederlands Flashcards
1
Q
Aandikken
A
Overdrijven
2
Q
Bedrogen uitkomen
A
Niet krijgen wat je verwacht had
3
Q
Carrière
A
Alle banen die je in je leven hebt
4
Q
Je dag niet hebben
A
Niet zo goed zijn als dat je normaal bent
5
Q
Deren
A
1: hinderen. 2:pijn doen
6
Q
Eerzuchtig zijn
A
Graag iets willen bereiken
7
Q
Ergo
A
Dus
8
Q
Fysiek
A
Lichaamelijk
9
Q
Je gal spuwen
A
Je boosheid uitspreken of opschrijven
10
Q
Te kijk zetten
A
Belachelijk maken
11
Q
Er niet om malen
A
Iets niet belangrijk vinden
12
Q
Mentaal
A
Geestelijk
13
Q
De misère
A
De grote ellende
14
Q
Onfortuinlijk zijn
A
Pech hebben
15
Q
Pontificaal
A
1 plechtig
2 uitgebreid