Nederlands Flashcards

1
Q

genre

A

een bepaalde hoek waarover de media gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarderen

A

wanneer je iets mooi of leuk vind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

verkennend lezen

A

een indruk krijgen van de tekst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

nauwkeurig lezen

A

je leest de tekst helemaal om hem te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zoekend lezen

A

In de tekst zoeken naar het antwoord ope een vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

studerend lezen

A

een tekst lezen om informatie te onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

driedeling

A

inleiding kern slot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

tweedeling

A

inleiding kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kernzin

A

belangrijkste informatie uit een alinea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verslag

A

een beschrijving van iets wat iemand gezien heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

5w 1h

A

wanneer waarom wat waar wie en hoe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

opsommend tekstverband

A

ook, bovendien, daarnaast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

signaalwoorden

A

gebruik je om de vorige alinea te laten aansluiten op de nieuwe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tijdsverband

A

Eerst daarna voordat toen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

concluderend tekstverband

A

Dus ,concluderend ,het komt er op neer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dat betaalt zich

A

dat levert iets op

17
Q

de cultuur

A

leefstijl van een samenleving

18
Q

de erkenning

A

waardering

19
Q

gelijkwaardig

A

even goed of sterk

20
Q

je hart luchten

A

zeggen wat je vervelend vind

21
Q

van huis uit

A

vanuit je opvoeding

22
Q

het instituut

A

organisatie voor onderwijs

23
Q

de kloof

A

grootte afstand, breuk, verwijdering

24
Q

daar zit m de kneep

A

daar zit moeilijkheid

25
ontsporen
van de rails af
26
de pedagoog
opvoedkundige
27
psychisch
geestelijk
28
de statistieken
tekening waarin gegevens getoond worden
29
stimuleren
aanmoedigen
30
uniek
er is er maar een van
31
worstelen
worstelen met iets