nederlands Flashcards
nederlands
1
Q
perceel
A
terrein
2
Q
grensrechter
A
iemand die de scheidsrechter bij voetbal ondersteunt
3
Q
specerijen
A
kruiden
4
Q
ongelimiteerd
A
zonder limiet
5
Q
grensoverschrijdend
A
iets wat niet mocht
6
Q
geografie
A
aardrijkskunde
7
Q
prestaties
A
activiteit
8
Q
interactie
A
samenwerken
9
Q
fysiologie
A
leer van levensverrichtingen van levende wezens
10
Q
uitputting
A
totale vermoeidheid
11
Q
disciplines
A
onderdeel
12
Q
ondergetekende
A
schrijver van de tekst
13
Q
openhartige
A
open en eerlijk
14
Q
unieke
A
waar maar 1 van is
15
Q
aanrader
A
iets wat men kan aanraden
16
Q
huidige
A
tegenwoordig
17
Q
denkbeeldige
A
ingebeeld
18
Q
enclave
A
deel van een land dat is omringd door een ander land
19
Q
hectare
A
100 are, 10000m2
20
Q
nabij
A
in de buurt
21
Q
gehucht
A
klein dorpje
22
Q
gevisualiseerd
A
zichtbaar maken
23
Q
valuta
A
ander geld
24
Q
riskant
A
gevaarlijk