Nederland en de Wereld Flashcards

1
Q

Gezinshereniging

A

Min. 21 jaar voor het gezinslid dat in Nederland woont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Problemen zonder grenzen

A
  • emigratie
  • xenofobie
  • co2-uitstoot
  • armoede
  • ontbreken vrijheid en rechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fundamentalisme

A

Alles in heilige boeken moet je letterlijk nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Globalisering

A

Mensen over de hele wereld steeds meer met elkaar verbonden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Collectivistische cultuur

A

Familiebanden en gezamenlijke tradities erg belangrijk zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tolerant

A

Als je er geen probleem mee hebt dat mensen anders zijn of andere normen en waarden hebben dan jij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Godsdienstvrijheid

A

Recht om te geloven wat je zelf wilt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intergratie

A

Waarbij nieuwkomers Nederlandse gewoonte overnemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Allochtoon

A

Als jij of een van je ouders in het buitenland is geboren en opgegroeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Respect

A

Andere in zijn of haar waarde laten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dominante cultuur

A

Normen, waarden en gewoonte van de meeste mensen die je kent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Illegaal

A

Geen toestemming hier te wonen en werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Verenigde naties

A

Zorgen voor vrede en veiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Asielzoeker

A

Mensen die in een ander land toegelaten willen worden als vluchteling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wereldburgerschap

A

Nieuwsgierigheid naar andere landen en betrokkenheid met de mensen daar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stereotype

A

Vooroordeel dat niet op één persoon slaat, maar op een hele groep.

17
Q

Inburgeringsexamen

A

Gezins vorming/hereniging moet je slagen vóór je naar Nederland komt.

18
Q

Vooroordeel

A

Oordeel van iemand zonder dat je feiten of de persoon kent.

19
Q

Discriminatie

A

Als mensen in dezelfde situatie anders worden behandeld.

20
Q

Gezinsvorming

A

Min. 21 jaar, de partners in Nederland moeten voldoende verdienen.

21
Q

Boycot

A

Geen producten meer kopen die uit een bepaald land komen.

22
Q

Europese commissie

A

Het dagelijkse bestuur van Europa.

23
Q

Assimilatie

A

Vervangt veel eigen cultuur door de dominante cultuur van het land waar je woont.

24
Q

Subcultuur

A

Cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.

25
Q

Dictatuur

A

Een land met één man of één politieke partij alle macht heeft.

26
Q

Censuur

A

Het expres weglaten of veranderen van bepaalde informatie.

27
Q

Segregatie

A

Er is een sterke scheiding tussen bevolkingsgroepen.

28
Q

Gematigde gelovigen

A

Het gaat vooral om de belangrijkste boodschap.

29
Q

Europese unie

A

Belangrijkste samenwerkingsverband van Europese lidstaten.

30
Q

Immigratie

A

Mensen uit andere landen zijn in Nederland komen wonen.

31
Q

Seksisme

A

Gediscrimineerd op grond van hun sekse.

32
Q

Racisme

A

Discriminatie op huidskleur.

33
Q

Individualistische cultuur

A

Nadruk op persoonlijke ontwikkeling en individuele vrijheid.

34
Q

Pluriforme samenleving

A

Een samenleving met verschillende culturen en leefstijlen.

35
Q

Autochtoon

A

Jij en beide ouders zijn in Nederland geboren.

36
Q

Vrijheid van meningsuiting

A

Iedereen mag geloven wat hij/zij wil.