Nedelands Woordenschat Flashcards

1
Q

Adviseren

A

Raad geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Alarmcentrale

A

Meldpunt voor noodgevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Annuleren

A

Opheffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Attentie

A

Opmerkzaamheid; kleine beleefdheidsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Autorotitair

A

Eigenmachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bestoken

A

Beschieten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Checklist

A

Controlelijst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Compleet

A

Volkomen, helemaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Concluderen

A

Conclusie trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cruciaal

A

Beslissend, doorslaggevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Defect

A

Kapot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Desillusie

A

Teleurstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Douane

A

Grenscontrole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Efficiënt

A

Doelmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Elite

A

Kleine groep voorname mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Exclusief

A

Uitsluitend; niet inbegrepen; chic

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Exotisch

A

Uitheems, vreemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Frauderen

A

Bedrog plegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Garanderen

A

Verzekeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geleidelijk

A

Rustig, zonder schokken verlopend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Generatie

A

Leeftijdsgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Handbagage

A

Bagage die je aan boord bij je houdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Inboeten

A

Verliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Inclusief

A

Met inbegrip van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Klamboe

A

Muskietennet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Last-minute

A

Reis die je op het laatste moment boekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Motiveren

A

Reden geven; aanmoedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Naturaliseren

A

Tot staatsburger verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Navigatie

A

Routebepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Noodgedwongen

A

Door nood ertoe gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Noteer

A

Schrijf op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Onverrichter zake

A

Zonder het doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Overnemen

A

Nadoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Overtollig

A

Te veel, meer dan nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Recreatie

A

Ontspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Reserveren

A

Van tevoren bespreken; in reserve houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Situatie

A

Omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Tekentang

A

Tang om teken (parasieten) te verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Transport

A

Vervoer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Vaccineren

A

Ineten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Verhinderen

A

Tegenhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Verlof

A

Vergunning; toegestane afwezigheid

43
Q

Verorderen

A

Gebod, bindende regeling

44
Q

Vignet

A

Herkenningsplaatje, logo

45
Q

Visum

A

Doorreis- of verblijfsvergunning

46
Q

Voucher

A

Bon voor hotel of restaurant

47
Q

Zinderen

A

Gloeien, trillen

48
Q

Zorgvuldig

A

Met zorg en aandacht

49
Q

Aankomend

A

Aanstaand, toekomstig

50
Q

Abri

A

Wachthokje bij een bus- of tramhalte

51
Q

Amanuensis

A

Technisch onderwijsassistent

52
Q

Belemmeren

A

Hinderen, onmogelijke maken

53
Q

Beurskoers

A

Prijs van aandelen

54
Q

Broeikaseffect

A

Stijging van temperatuur op aarde door gassen

55
Q

Condenseren

A

Van gas vloeistof worden

56
Q

Conditie

A

Voorwaarde; lichamelijke toestand; uithoudingsvermogen

57
Q

Conglomeraat

A

Samenklontering (tot steden)

58
Q

Cultuur

A

Beschaving

59
Q

Delict

A

Misdrijf

60
Q

Demoniseren

A

Een uiterst negatief beeld van iemand creëren

61
Q

Discrimineren

A

Discriminatie toepassing,iemand achterstellen, ongeoorloofd maken

62
Q

Evalueren

A

Nabeschouwen

63
Q

Flatteren

A

Mooiermaken; gunstiger voorstellen

64
Q

Functie

A

ambt, taak

65
Q

Gonzen

A

Een zacht brommend geluid maken

66
Q

Hypothese

A

Stelling die je als waar aanneemt

67
Q

Instantie

A

Overheidsinstelling

68
Q

Ironie

A

Goedmoedige spot door het tegenovergestelde te zeggen

69
Q

Karakteristiek

A

Kendmerkend

70
Q

Manifesteren

A

Bekend maken; een betoging houden

71
Q

Memorenen

A

Herinneren; kort vermelden

72
Q

Noodzakelijk

A

Absoluut nodig

73
Q

Nuanceren

A

Minder rechtlijnig of zwart-wit maken

74
Q

Officieel

A

Van regeringswege: echt; wettig

75
Q

Officieus

A

Niet officieel

76
Q

Ontaarden

A

Slechter worden

77
Q

Paraderen

A

Pronken

78
Q

Parafraseren

A

In andere woorden herhalen

79
Q

Perceel

A

Stuk grond; huis; gebouw

80
Q

Pergola

A

Begroeide boog in tuinen

81
Q

Planologie

A

De inrichting van stad en land

82
Q

Plaveisel

A

Wegbedekking zoals asfalt of tegels

83
Q

Procederen

A

Een rechtszaak aanspannen

84
Q

Proces-verbaal

A

Bekeuring: geschreven verslag

85
Q

Profiel

A

Zijaanzicht; oneffen oppervlak; karakterbeschrijving; vakkenpakket

86
Q

Propageren

A

Bevorderen, reclame maken voor

87
Q

Psychologie

A

Leer van de menselijke geest en bewustzijn

88
Q

Rapporteren

A

Verslag uitbrengen

89
Q

Resumeren

A

Samenvatten

90
Q

Sarcasme

A

Bijtende spot

91
Q

Stammen uit

A

Afkomstig zijn uit

92
Q

Statistiek

A

Weergegeven van gegevens in getallen en figuren

93
Q

Stedeling

A

Stadbewoner

94
Q

Stratenblik

A

Streetview, systeem van panorama foto’s van straten

95
Q

Stratenplan

A

Plattegrond

96
Q

Stratosfeer

A

Luchtlaag op 10-50 km hoogte

97
Q

Systematisch

A

Ordelijk en samenhangend

98
Q

Tegenwerpen

A

Een bedenking of bezwaar maken

99
Q

Tolerantie

A

Verdraagzaamheid

100
Q

Tracé

A

Afgebakend stuk weg, ontworpen weg

101
Q

Tsunami

A

Vloedgolf die word veroorzaakt door een aardbeving

102
Q

Verkeersader

A

Belangrijke, brede verkeersweg

103
Q

Weerleggen

A

Aantonen dat iets niet waar is

104
Q

ZOAB

A

Zeer Open Asfalt Beton (geluiddempend soort asfalt)