natuurwetenschappen module 1 Flashcards

1
Q

de 7 stofeigenschappen

A
  1. aggregatietoestand
  2. glans
  3. massadichtheid
  4. kookpunt
  5. smeltpunt
  6. deeltjesgrootte
  7. oplosbaarheid in water
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aggregatietoestanden:

A

vast, vloeibaar, gasvormig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

massadichtheid:

A

verhouding tussen massa en volume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kookpunt:

A

temperatuur dat de stof van vloeibaar naar gas gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

smeltpunt:

A

temperatuur dat de stof van vast naar vloeibaar gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oplosbaarheid in water bestaat uit:

A

oplosmiddel + opgeloste stof = oplossing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stofeigenschap VS voorwerpeigenschap

A

stof: typisch en niet veranderlijk
voorwerp: hangt af van voorwerp en is veranderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zuivere stof

A

1 enkele stof + stofeigenschap hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mengsel

A

meerdere stoffen samen + stofeigenschap aangepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

homogeen mengsel

A

oplossing -> een component te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

heterogeen mengsel

A

verschillende componenten te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

homogeen mengsel van metalen

A

legering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

GAS + vast

A

rook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rook voorbeeld

A

roetdeeltjes boven een kampvuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rook=

A

GAS + vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

GAS + vloeistof

A

nevel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

nevel voorbeeld

A

mist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

nevel=

A

GAS + vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

VLOEISTOF + gas

A

schuim

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

schuim=

A

VLOEISTOF + gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

schuim voorbeeld

A

opgeklopt eiwit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

VLOEISTOF + vast

A

suspensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

suspensie=

A

VLOEISTOF + vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

suspensie voorbeeld

A

smoothie

25
Q

VLOEISTOF + vloeistof

A

emulsie

26
Q

emulsie=

A

VLOEISTOF + vloeistof

27
Q

emulsie voorbeeld

A

mayonaise

28
Q

middel sorteren

A

handen

29
Q

middel zeven

A

zeef

30
Q

middel filteren

A

filter

31
Q

middel decanteren

A

glas

32
Q

middel centrifugeren

A

centrifuge

33
Q

middel indampen

A

bunsenbrander en glas

34
Q

middel destileren

A

destillatiekolf, de destillatiekolom, de condensor en de opvangkolf(en) .

35
Q

sorteren op basis van

A

deeltjesgrootte

36
Q

zeven op basis van

A

deeltjesgrootte

37
Q

filteren op basis van

A

deeltjesgrootte

38
Q

decanteren op basis van

A

massadichtheid

39
Q

centifugeren op basis van

A

massedichtheid

40
Q

indampen op basis van

A

kookpunt

41
Q

destileren op basis van

A

kookpunt

42
Q

wat is sorteren?

A

uit elkaar halen

43
Q

wat is zeven?

A

De kleinste stof kan door de gaatjes en de ander blijft liggen.

44
Q

wat is filteren?

A

tegenhouden wat je niet wilt hebben

45
Q

wat is decanter?

A

voorzichtig afgieten

46
Q

wat is centifugeren?

A

snel laten ronddraaien zodat het zwaarte naar de buitenkant vliegt

47
Q

wat is indampen?

A

De stof met het laagste kookpunt laten verdampen

48
Q

wat is destileren?

A

De stof met het laagste kookpunt laten verdampen en terug laten condenseren op een andere plaats.

49
Q

reduso

A

het tegengehoude stof bij filteren

50
Q

het tegengehoude stof bij filteren

A

reduso

51
Q

het niet tegengehoude deel bij filteren

A

filtraat

52
Q

filtraat

A

het niet tegengehoude deel bij filteren

53
Q

water dat de verdampte stof bij destileren terug laat condenseren

A

koelwater

54
Q

Het verdampte en terug gecondenseerde stof bij destileren

A

destilaat

55
Q

glazen bol waar het mensel in zit en de niet verdampte stof in blijft

A

destileerkolf

56
Q

destileerkolf

A

glazen bol waar het mensel in zit en de niet verdampte stof in blijft

57
Q

koelwater

A

water dat de verdampte stof bij destileren terug laat condenseren

58
Q

destilaat

A

Het verdampte en terug gecondenseerde stof bij destilerenn