Natuurkunde h2 Weer Flashcards

1
Q

Fase:

A

Toestand waarin een stof voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Faseovergang:

A

Veranderen van fase van een stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Deeltjesmodel:

A

Veelgebruikte beschrijving van de belangrijkste eigenschappen van moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Moleculen:

A

Kleine deeltjes waaruit stoffen bestaan en die de eigenschappen van de stof bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waterdamp:

A

Gasvormig fase van water, waarin water een onzichtbaar gas is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Absolute druk:

A

De echte druk in een afgesloten ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Barometer:

A

Instrument om de luchtdruk te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Luchtdruk:

A

Druk die de lucht op het aardoppervlak en op je lichaam uitoefent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Manometer:

A

Instrument om de overdruk in een afgesloten ruimte te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gasdruk:

A

Druk op de wanden van een afgesloten ruimte. De gasdruk wordt veroorzaakt door moleculen die tegen de wanden aan botsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Metaalbarometer:

A

Barometer met een metaal doosje dat reageert op veranderingen in de luchtdruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hogeluchtdrukgebied:

A

Gebied waar de luchtdruk hoger is dan de omgeving eromheen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lageluchtdrukgebied:

A

Gebied waar de luchtdruk lager is dan de omgeving eromheen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Overdruk:

A

Verschil tussen de luchtdruk buiten en de druk in een afgesloten ruimte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Absolute nulpunt:

A

De laagst mogelijke temperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Elektronische thermometer:

A

Thermometer met een elektronische schakeling die reageert op de veranderingen van temperatuur.

17
Q

Bimetaal:

A

Twee strips van verschillende metalen die stevig aan elkaar verbonden zijn.

18
Q

Ijken:

A

Aanbrengen van een schaalverdeling op een meetinstrument.

19
Q

Vloeistofthermometer:

A

Thermometer die gebruikmaakt van het uitzetten en inkrimpen van een vloeistof om een temperatuur te meten.

20
Q

Kelvinschaal:

A

Temperatuurschaal met dezelfde afstand tussen de graden als de schaal van Celsius, maar het absolute nulpunt als beginpunt.

21
Q

Reservoir:

A

Verdikking onder aan de stijgbuis van een vloeistofthermometer waarin een voorraad thermometervloeistof is opgeslagen.

22
Q

Stijgbuis:

A

Nauwe, doorzichtige buis waarin de vloeistof van een

22
Q

Stijgbuis:

A

Nauwe, doorzichtige buis waarin de vloeistof van een vloeistofthermometer snel kan steigen en dalen.

23
Q

Thermometer:

A

Instrument om een temperatuur mee te meten.

24
Q

Bliksemstraal:

A

Een enorme elektrische vonk die overslaat tussen de onderkant van een onweerswolk en de aarde.

25
Q

Condensatieniveau:

A

Hoogte waarop de waterdamp in een bel steigende warme lucht begint te condenceren.

26
Q

Dauwpunt:

A

Temperatuur waarbij de waterdamp in de lucht gaat condenceren.

27
Q

Donder:

A

Geluid dat ontstaat doordat de lucht rond een bliksemstraal heet wordt en sterk uitzet.