N&T Flashcards
1
Q
Vaste fase —> vloeibare fase
A
Smelten
2
Q
Vaste fase —> gas fase
A
sublimeren
3
Q
Vloeibare fase —> vaste fase
A
Stollen
4
Q
Vloeibare fase —> gas fase
A
Verdampen
5
Q
Gas fase —> Vaste fase
A
Rijpen
6
Q
Gas fase —> vloeibare fase
A
Condenseren
7
Q
Kookpunt van water =
A
100 C
8
Q
Kookpunt van alcohol =
A
78 C
9
Q
Smeltpunt van water =
A
0 C
10
Q
Smeltpunt van ijzer =
A
1538 C
11
Q
Zuivere stoffen :
A
Stoffen die bestaan uit een stof
12
Q
Mengsels :
A
Stoffen die bestaan uit meer dan een stof —> onzuivere stof
13
Q
Een oplossing is altijd ……. helder of troebel.
A
helder/= als je doorheen kan zien
14
Q
Een emulsie is altijd …. helder of troebel.
A
Troebel/= als je niet doorheen kan zien
15
Q
Suspensie:
A
Een mengsel van een vloeistof waarin kleine korreltjes vaste stof zweven