Myologie Flashcards
pierenleer
Spiertonus
De basisspanning die permanent aanwezig is in de spieren. Dit zorgt voor onze rechtopstaande lichaamshouding
Hypertonie
Een te hoge spanning in de spieren.
Hypotonie
Een te lage spanning in de spieren
Antagonisten
spieren die een tegenovergestelde werking hebben. VB; biceps ( flexie van de arm) versus triceps (extensie van de arm)
Spieratrofie
Het afnemen van spiervolume of spierkracht. Kan voorkomen wanneer je lang in het gips zit
Agonisten en synergisten
Spieren die een gemeenschappelijke werking hebben. Agonisten voeren de hoofdbeweging uit en synergisten helpen hierbij.
Myogelosen
Duidelijk voelbare verhardingen in de spieren door ophoping van melkzuur
Spiercontractie
Het samentrekken van spierweefsel
Celmembraam
Is een soort doorzichtige huidlaag die de binnenkant van een cel scheidt van de buitenkant
Cytoplasma
Het cytoplasma is alles waar een cel uit bestaat behalve de kern. Het geheel van cytoplasma en celkern wordt protoplasma genoemd.
Myofibrillen
Myofibrillen, ook wel contractiele elementen genoemd, zijn een onderdeel van het cytoskelet. Ze zijn opgebouwd uit lange draadvormige eiwitketens van de eiwitten myosine en actine. Deze eiwitketens worden vanwege hun draadvorm ook wel actine- en myosinefilamenten genoemd.
In combinatie met actinefilamenten hebben ze verscheidene functies in de bewegingen van cellen;
Actine
Actine is een eiwit dat onderdeel is van het cytoskelet in de eukaryote cel. Actinemoleculen maken onderdeel uit van actinefilamenten
Myosine
Myosine is een motoreiwit dat samen met actine vezels vormt. Myosine komt voor in de cellen van eukaryoten. De samentrekking van spieren is mogelijk door deze twee eiwitten. Ze vormen vezels die in elkaar kunnen schuiven.
Filamenten
meestal een dunne, draadvormige deel
Endomysium
De spiervezelschede is een laag bindweefsel die de afzonderlijke spiervezels omhult. Het bevat bloedvaatjes, zenuwen en lymfevaatjes.