mots-outils Flashcards
1
Q
een avondvullende film, een speelfilm
A
un long-métrage
2
Q
een korte film
A
un court-métrage
3
Q
een regisseur
A
un(e) metteur(e) en scène; un(e) réalisateur/trice
4
Q
een acteur
A
un(e) acteur/trice
5
Q
een filmster
A
une vedette de cinéma
6
Q
een scenario
A
un scénario
7
Q
een film opnemen/ filmen
A
tourner un film/ filmer
8
Q
een film maken
A
réaliser un film
9
Q
een filmlocatie
A
un lieu de tournage
10
Q
opzienbarend; sensationeel
A
sensationnel(le)
11
Q
een supporter, aanbidder, fan
A
un fan
12
Q
een filmmedewerker (scenarioschrijver, regisseur,…)
A
un(e) cinéaste
13
Q
een cameraman
A
un caméraman
14
Q
een kritiek, beoordeling, reactie, recensie, kritisch onderzoek, kritische studie
A
un(e) critique
15
Q
een blijspel, komedie
A
une comédie