Morfologie Flashcards

1
Q

Definitie

Morfologie

A

de studie en beschrijving van de uitwendige bouw van planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Definitie

benoem de generatieve organen

A
  1. bloem
  2. vrucht
  3. zaad
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie

benoem de vegetatieve organen

A
  1. wortel
  2. stengel
  3. blad

=> die hebben een gemeenschappelijk bouwplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie

organografie

A

de beschrijving van de uitwendige structuur van planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmkeren levende wezens en mineralen

kenmerken van levende wezens

A
  1. celvormige structuur
  2. voortplanting
  3. groei
  4. ontwikkeling
  5. beperkte levensduur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kenmerken levende wezens en mineralen

kenmerken mineralen

A
  1. geen celvormige structuur
  2. worden niet geboren
  3. geen ontwikkeling
  4. sterven niet af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oogpunten

biologie

A

de studie van levende wezens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oogpunten

botanie

A

studie voor planten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Oogpunten

zoölogie

A

studie voor dieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oogpunten

systematiek

A
  • studie van evolutieve relaties
  • leer van systemen met betrekking tot rangschikking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Oogpunten

taxonomie

A

classificatie, ordening -> onder systematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Oogpunten

Wat is het doel van systematiek

A
  1. ordenen, indelen, classificeren van organismen
  2. inzicht krijgen in evolutie
  3. inschatting maken van biodiversiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Oogpunten

anatomie

A

leer van de inwendige samenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Oogpunten

Fysiologie

A

leer van de levensverschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Oogpunten

Embryologie

A

bestudeert de ontwikkeling van het zaad tot et volwassen levende wezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Oogpunten

Pathologie

A

studie van deafwijkingen van de structuur of functie van de organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Oogpunten

Paleontologie

A

studie van uitgestorven organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Oogpunten

Genetica

A

erfelijkheidsleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Indeling van het plantenrijk

Leg uit: systematiek volgens Linnaeus

A
  • 18de eeuw
  • binaire nomenclatuur = 2 namen
  • geslacht en soort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Bouw van de Wortel

Benoem de kenmerken van
de wortel.
Wat is het?

A
  • niet geleed, geen knopen
  • geen stengel of bladeren
  • geen chlorofyl -> uitzondering: geen stengels of bladeren
  • niet groen
  • meestal ondergronds
  • onregelmatig vertakt
  • positief geotroop -> neiging om naar het middelpunt van de aarde te groeien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bouw van de Wortel

Positief geotroop

A

neiging om naar het middelpunt van de aarde te groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bouw van de Wortel

Wat zijn de functies van de wortel

A
  1. vestigt de plant in de bodem
    Afhankelijk van: vochtigheid, klimaat, bodemsamenstelling
  2. neemt water met daarin opgeloste voedingsstoffen op uit de bodem (°wortelharen)
  3. transport van plantensap
  4. ademt -> ademwortels (grond moet luchtig zijn)
  5. opslagplaats voor reservevoedsel (bv. voederbiet of suikerbiet: heel dik, tweejarig plant)
  6. vermenigvuldiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bouw van de Wortel

Wortelputsje of calyptra

Benoem de kenmerken en eigenschappen

A
  • = verdikking aan uiteinde van hoofd- en zijwortels
  • beschermt de groeitop
  • slijt af aan de buitenkant -> nieuwe cellen houden top calyptra in leven
  • meestal met blote oog zichtbaar
  • bij tropische planten vaak groot
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bouw van de Wortel

Groeipunt of wortelapex of initiale cellen

Benoem de kenmerken en eigenschappen

A

plaats waar voortduren nieuwe cellen worden gevormd door (cel)deling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De Bouw van de Wortel

Celstrekkingzone

Benoem de kenmerken en eigenschappen

A
  • Waar: tussen groeipunt en wortelhaarzone
  • grootste lengtegroei plaats -> afzonderlijke cellen nemen veel water op en strekken
  • lengte: 0,5 tot 1 cm
  • bij luchtwortels: meerdere cm lang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bouw van de Wortel

Wortelhaarzone

A
  • Boven celstrekkingszone
  • Bezette haarstrook
  • Eencelling
  • Opname voedingszouten en water
  • Naar worteltop toe: ontstaan nieuwe wortelharen, bovenste verschrompelen en sterven af → zone blijft even groot
  • Sommige moeras- en waterplanten, naaktzadigen, bedektzadigen hebben geen wortelharen → schimmels nemen functie over
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

De bouw van de Wortel

Verkurkte zone

A
  • boven de wortelharen
  • vertakking tot zijwortels -> geen wortelharen aanwezig
  • buitenste wand (epidermis) is verkurkt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

De bouw van de Wortel

Benoem de primaire wortelgestellen

A

kiemwortels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

De bouw van de Wortel

hoofdwortel

A

ondergrondse verlenging van de stengel en verdere ontwikkeling van de kiemwortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

De bouw van de Wortel

kiemwortel

A

radicula
primaire wortel aanwezig in het embryo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

De bouw van de Wortel

zijwortel

A

vertakking van de hoofdwortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

De bouw van de Wortel

Bijwortels

A

Adventief wortels

  • ontstaan indien oorspronkelijke hoofdwortel verdwijnt of de andere wortels evenwaardig uitgroeien
  • vegetatieve vermenigvuldiging (ongeslachtelijk)
  • alle wortels die geen hoofd- of zijwortels zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

De bouw van de Wortel

Wat is het verschil tussen wortelhaar en zijwortel?

A

Wortelhaar:
* eencellig
* uit epidermis

zijwortel
* meercellig
* uit de centrale cilinder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

De bouw van de Wortel

Benoem alle gewijzigde wortelvormen

A
  1. Knolvormige wortels (penwortel en radijswortel)
  2. Wortelknollen
  3. Hechtwortels
  4. Symbiontische wortels
  5. Luchtwortels
  6. Steun- of steltwortels
  7. Zuigwortels of haustoriën
  8. Bladachtige wortels
  9. Ademwortels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

De bouw van de Wortel

Wat is het verschil tussen hoofdwortel, bijwortel en zijwortel?

A

Hoofdwortel: groeit recht naar beneden
Bijwortel= ontstaat wanneer oorspronkelijke hoofwortel verdwijnt
Zijwortel: groeit uit de hoofdwortel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

De bouw van de Wortel

synoniem van “gewijzigde vorm”

A

Metamorfose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

De bouw van de Wortel

Knolvormige wortels

Benoem de kenmerken en geef voorbeelden

A

PENWORTEL
* langwerpig en smalle verdikking van de hoofdwortel
* tweejarige planten:
* 1e j: onderaardse delen opstapeling reservestoffen
2e j: gebruik reservestoffen + ontwikkeling bloemen, vruchten, zaden

Bv. paardenbloem, peen, schorseneer

RADIJSWORTEL
Verdikking van hoofdwortel + onderste gedeelte van de stengel (hypocotyl)

Bv.
suikerbiet (hoofdwortel verdikt)
rode biet (volledige stengel)
voderbiet (1/2 hoofdwortel + 1/2 hypocotyl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

De bouw van de Wortel

Wat is het verschil tussen penwortel en radijswortel? tot welke wortels behoren ze?

A

Ze behoren tot de knolvormige wortels

penwortel: langwerpig en smalle verdikking van de hoofdwortel

radijswortel: verdikking van hoofdwortel en onderste gedeelte stengel (hypocotyl)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

De bouw van de Wortel

Wortelknollen

Benoem de kenmerken en geef voorbeelden

A
  • verdikte bijwortels
  • in verbinding met knop -> vegetatieve vermenigvuldiging (ongeslachtelijk)
  • Functie: stockage van voedsel

*Bv. Dahlia, speenkruid *

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

De bouw van de Wortel

Waar bevindt zich de slijmschede?

A

vanaf worteltop tot laatst afgestorven wortelharen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

De bouw van de Wortel

Wat zijn de eigenschappen van de slijmschede?

A
  • kleverig
  • heel fragiel
  • eencellig
  • plakken aan de grond voor optimaal contact
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

De bouw van de Wortel

wat is de functie van de slijmschede?

A
  • beter contact tussen absorberende wortelharen en bodemdeeltjes
  • bescherming tegen uitdroging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

De bouw van de Wortel

Wat is het gevolg van het verplanten?

A
  • grote deel van de haren scheurt af vanwege de slijmschede die aan de grond plakt
  • verplanten wordt een kritieke fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

De bouw van de Wortel

Hoe blijft de wortelharenzone steeds even groot?

A
  • Naar de top van de wortel toe:
    o Nieuwe wortelharen ontstaan.
    o Oude wortelharen verschrompelen en sterven af.
    o Gevolg: Zone van wortelharen schuift steeds verder naar voren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

De bouw van de Wortel

via wat neemt de wortel water en mineralen op?

A

wortelharen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

De bouw van de Wortel

wat is de kurkzone?

A
  • achter zone van de wortelharen (buitenste cellen verkurken)
  • ondoordringbaar voor water
  • zijwortels kunnen vormen die op hun beurt weer wortelhaartjes hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

De bouw van de Wortel

Benoem de secundaire wortelgestellen

A
  • zijwortels
  • bijwortels of adventieve wortels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

De bouw van de Wortel

Benoem de type wortelstelsels

A
  1. Primaire wortelstelsel
    • kiemwortels
  2. Secundaire wortelstels
    • zijwortels
    • bijwortels of adventieve wortels
  3. Wortelharen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

De bouw van de Wortel

Is de Dahlia een monocotyl of een dicotyl? Verklaar.

A

Geen monocotyl, wortelknollen in contact met knop op de stengel en op die manier voedingsstoffen doorgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

De bouw van de Wortel

Wat is het verschil tussen wortelknollen, wortelknolletjes en knolvormige wortels?

A

Wortelknollen: verdikte bijwortels
Wortelknolletjes: kleine, parelvormige verdikkingen op wortels van sommige planten die bacteriën bevatten (wortelknolletjes)
knolvormige wortels: hoofdwortel die verdikt is voor opslagplaats van voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

De bouw van de Wortel

Wortelknolletjes

A

= symbiontische wortels
= kleine parelvormige verdikkingen op wortels van sommige planten
bevatten bacteriën van het geslacht Rhizobium

Bv. vlinderbloemigen (lupine, luzerne, klaversoorten), duindoorn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

De bouw van de Wortel

Wat is de functie van Rhizobium en waarom?

A
  • zet vrije stikstof uit de lucht om in stikstofverbindingen

Waarom?
* stikstofverbindingen zijn nodig voor de opbouw van aminzouren van eiwitten

53
Q

De bouw van de Wortel

Leg het symbiontisch aspect uit van de wortelknolletjes of symbiontische wortels

A
  • Rhizobium-bacteriën leven in symbiose met de plant
  • mutualisme: wederzijds voordeel
    • plant: ontvangt stikstofverbindingen (voor aminozuren en eiwitten)
    • bacteriën: ontvangen water, zouten en suikers van plant
54
Q

De bouw van de Wortel

Leg uit: Groenbemesting met wortelknolletjes

A
  • vlinderbloemigen zaaien op stikstofarme gronden
  • verhogot op natuurlijke wijze de concentratie stikstofzouten in de bodem
55
Q

De bouw van de Wortel

Leg uit: de samenwerking van de bacteriën in de wortelknolletjes en de duindoorn

A

Bacteriën gaan symbiose aan omdat de plant suikers kan geven en daarmee groeien
en zo krijgen de die wortels “misvormingen” die knolletjes groeien vast aan de plant

56
Q

De bouw van de Wortel

Leg uit: Symbiose

A

samenleven van twee of meer organismen (=symbionten) van verschillende soorten, waarbij de samenleveing voor ten minste een van de organismen, gunstig of zelfs noodzakelijk is

3 soorten:
1. Mutualisme: symbiose met wederzijds voordeel
2. Parasitisme: één heeft baat, ander last
3. Commensalisme: één heeft baat, ander geen last of geen voordeel

57
Q

De bouw van de Wortel

Hechtwortels

A

bijwortels op stengels die de plant vastankeren die in holten doordringen
bv. klimop

58
Q

De bouw van de Wortel

Zuigwortels

A

= Haustoriën
* Parasitisme (heel belangrijke!)
* Warkruid - maretak - heterotrofe parasiet, is NIET groen (kan dus niet aan fotosynthese doen), niet altijd een parasiet

59
Q

De bouw van de Wortel

Wat is het verschil tussen heterotroof en autotroof?

A
  • Heterotroof: geen fotosynthese
  • Autotroof: doet wel aan fotosynthese
60
Q

De bouw van de Wortel

Bladachtige wortels

A

de wortels nemen de functie over van bladeren -> de wortels zijn groen en doen aan fotosynthese

61
Q

De bouw van de Wortel

Luchtwortels

A

Wat? in de lucht hangende wortels, ontrekken water aan de vochtige lucht
Voorbeeld: epifytische orchidee: gaat graag op andere planten groeien. in housnippers (veel lucht nodig) en dus geen potgrond

62
Q

De bouw van de Wortel

Op welke manier zijn luchtwortels aangepast?

A

cellaag aangepast met buitenzijde epidermislaag maar geen wortelharen. niet verankerd in de grond dus ook niet nodig. gebruikt velamenweefsel voor contact met lucht. de lucht blijft gemakkelijekr hagnen en kan de nutriënten uit de lucht getrokken worden.

Buitenste puntje: groeipunt, deze cellen leven nog maar doen dus niet aan opname van voedingstoffen

63
Q

De bouw van de Wortel

Velamenweefsel

A

sponsachtig of papierachtige epidermis, die de luchtwortels van bepaalde epifytische of semi-epifytische planten, zoals orchideeën en Araceae, bedekt

64
Q

De bouw van de Wortel

Ademwortels

A
  • Pneumatoforen
  • vertakken met wortels, lenticellen (kurkachtig), haalt het water uit de grond, zuurstof boven de grond (moeras dus bodem heeft te veel water)
  • Bv. Moerascypres
65
Q

De bouw van de Wortel

Benoem de verschillende steunwortels

A
  • Steltwortels
  • plankwortels
66
Q

De bouw van de Wortel

Steltwortels

onderdeel van steunwortels , geef voorbeeld en habitat

A

Habitat: tropen, zout water, veel regen zanderig strand waar die kan groieen (stenig gaat niet) , een getijdenwerking (eb en vloed)

Bv. mangrove, heel belangrijke ecosysteem voor heel de maatschappij

67
Q

De bouw van de Wortel

Wat is het belang van de mangroven?

A
  • Ecologische waarden van het systeem
    * biodiversiteit
    * bescherming tegen predatoren
    * broed en voedplaats
    * kustprotectei (bescherming tegen cyclonen, reductei van impact van stormen, reductie van erosie)
  • productie van biomassa
  • economische waarde
  • maatschappelijke waarde (voedselbron, medicijnen)
    * koraalriffen gaan niet blijven bestaan als mangroven worden afgekapt
    * sundarbans-Bangladesh: krabben, invleod van tijger

Samenvatting: superbelnagrijk voor ecosysteem, groot belang voor zowel planten, dieren als mens

68
Q

De bouw van de Wortel

Plankwortels

onderdeel van steunwortels

A
  • teekhout, tropisch hardhout (gaat niet kapot als het lang buiten in de regen staat)
  • het wordt heel groot en heeft dus plankwortels
69
Q

De Bouw van de Stengel

Definieer de Stengel

A
  • Hoofdorgaan, vegetatief orgaan (ongeslachtelijk)
  • draagt/droeg meestal bladeren (ontstaan op knopen) en draagt knoppen
  • duidelijk gesegmenteerd = geleed
  • opmerking: stengel is niet gelijk aan een steel (niet geleed)
70
Q

De Bouw van de Stengel

Lenticellen

A

kurkachtige knobbeltjes in korst van tussenknoopstuk/internodium kunnen gassen in en uit stengel gaan

71
Q

De Bouw van de Stengel

Knoop

A
  • nodium
  • plaats op de stengel waar de bladeren ingeplant staan
72
Q

De Bouw van de Stengel

stengellid

A

knoop + bovenliggend tussenknoopstuk

74
Q

De Bouw van de Stengel

internodium

A

tussenknoopstuk
stengeldeel tussen twee knopen

75
Q

De Bouw van de Stengel

Okselknop

A

knop onder bladoksel waaruit volgend jaar nieuwe stengel met blaeren groeit (bloemknop, bladknop)

76
Q

De Bouw van de Stengel

bladlitteken

A

plaats op de stengel waar een blad is afgevallen. vaatbudnels en hechtingsplaats afgedicht met kurklaagje

2 vormen:
1. hoefijzervormig: paardenkastanje, es
2. ringvormig: vijg

77
Q

De Bouw van de Stengel

Verschillende internodia/ tussenknoopstukken

A

Lange internodiën: met sterke intercallaire groei bv. bamboe
korte internotiën: wortelrozet (paardenbloem, grote weegbree)

78
Q

De Bouw van de Stengel

Knop

A

bevat een groeibeginsel van een stengel, blad, een bloem of een combinatie ervan

79
Q

De Bouw van de Stengel

Hoe kunnen de de verschillende knoppen indelen?

A
  • op basis van inhoud
  • op basis plaats
  • op basis van bedekking
80
Q

De Bouw van de Stengel

benoem de indeling van knoppen op basis van inhoud

A
  • bladknop: vegetatieve knop
  • bloemknop: generatieve knop
  • gemengd knop
81
Q

De Bouw van de Stengel

benoem de indeling van knoppen op basis van plaats

A
  • Apiaal: eindknop, stengelapex
  • Lateraal:
    • okselknop: in oksel van blad (axillaire knop)
    • accessieve/accesorische knoppen: extra knop aan beide zijden van okselknop
    • adventiefknop: knop die zich niet op een stengelknoop vormt
    • slapende knop: knoppen die nog niet uitgroeien. pas na winter, na droogte of verwonding gaan ze uitlopen
82
Q

De bouw van de Stengel

benoem de indeling van knoppen op basis van bedekking

A
  • naakte knoppen
  • bedekte knoppen (met schubben)
83
Q

De bouw van de Stengel

Aan de hand van wat kunnen we de stengel indelen?

A
  1. de aard van een stengel
  2. de vorm van een stengel
  3. de stand van een stengel
  4. het stengeloppervlak
  5. levensduur
84
Q

De bouw van de Stengel

benoem de verschillende aarden van een stengel en hun kenmerken

A
  1. Kruidachtig
    • groen, buigzaam, sappig
    • eenjarig: grote klaproos
    • tweejarig: judaspenning
    • overblijvend
  2. houtachtig
    • overblijvend
    • bomen: apicale dominantie
    • struiken of heesters: geen apiclae dominantie
    • fruitbomen
      * laagstam
      * halfstam
      * onbruik rakende hoogstam
85
Q

De bouw van de Stengel

benoem de verschillende vormen van een stengel en hun kenmerken

A
  • rolrond (boterbloem)
    * geribd (knolboterbloem)
    * glad (scherpe boterbloem)
  • kantig: witte dovenetel
  • samengedrukt: paardenbloem
  • halrond: bladsteel van berenklauw
  • geribd, gegroefd, gevleugeld
86
Q

De Bouw van een Stengel

benoem de verschillende standen van een stengel en hun kenmerken

A
  1. Rechtopstaand
  2. Afstaand
  3. Liggend (bv. varkensgras)
    * opstijgende stengel: stengel op grond en bovenste deel opgericht
  4. kruipend: liggende stengel, knopen met bijwortels
    • uitlopers: kruipende stengel, op plek waar ze wortelen ontstaan nieuwe planten (ongeslachtelijke vermeerdering) (aardbeiplant)
  5. knikkend: kievitsbloem
  6. hangend : gaat afhangen (hanggeranium)
  7. klimmend
    * windend: groeien in een schroeflijn rond een steun
    * slingerend:
  8. ranken
    * takranken
    * bladranken
    * heggerank
    * hechtschijfjes
87
Q

De Bouw van een Stengel

Phyllocladium

oppervlak van stengel

A

bladachtig verbrede stengel -> cactus

88
Q

De Bouw van een Stengel

Verheven lijnen

oppervlak van de stengel

A

uitspringende overlangse ribben onder schors

89
Q

De Bouw van een Stengel

Oppervlak van stengel

A
  1. glad, ruw, behaard, gribd, gegroefd, gevlekt, beklierd
  2. gestekeld
  3. gedoornd
  4. gevleugeld
  5. verheven lijnen
  6. phyllocladium
  7. lenticellen
  8. fasciatie
  9. bladlittekens
90
Q

De Bouw van een Stengel

Wat is het verschil tussen gedoornd en gestekeld?

A

Gedoornd: tak, blad, steunblad omgevormd tot doorn
* Takdoornen
* Bladdoornen

Gestekeld: scherp uitsteeksel uit opperhuid

91
Q

De Bouw van een Stengel

Benoem de mogelijke groeirichting van de stengel

A
  1. Geotroop: naar boven gericht
  2. Plagiotroop: horizontaal gericht
92
Q

De Bouw van een Stengel

Benoem de vertakkingswijzen van een stengel

A
  1. Dichotoom
  2. monopodiaal (dominanste eindknoop)
  3. sympodiaal
    * monochasium
    * dichasium
    * pleiochasium
93
Q

De Bouw van een Stengel

Benoem de gewijzigde stengelvormen

A
  1. Uitloper of kruipende stengel (stolonen)
  2. rizomen of wortelstokken
  3. stengelknol (naakt, bedekt, gerokt)
  4. bolschijf
  5. stengelranken
  6. takdoornen
  7. cladodiën
  8. stengelsucculenten
94
Q

Gewijzigde stengelvormen

Uitloper of kruipende stengel
stolonen

A
  • bovengronde horizontale stengel
  • door uitgroeien van de okselknoppen ontstaan nieuwe plantjes -> ongeslachtelijke voortplanting
95
Q

Gewijzigde stengelvormen

Rizomen of wortelstokken

Benoem de kenmerken

A
  • ondergrondse horizontaal, schuin tot verticaal groeiende stengel
  • geen bladgroen
  • bladeren uit bladknopen gereduceerd tot schubben
  • groei uit eindknop of zijknoppen
96
Q

Gewijzigde stengelvormen

Wat is de functie van rizomen of wortelstokken?

A
  1. opslag reservevoedsel
  2. vegetatieve vermenigvuldiging
  3. bodemfixatie
97
Q

Gewijzigde stengelvormen

Stengelknol

Kenmerken

A
  • ondergrondse knolvormig verdikte stengel -> opslag reservevoedsel
  • gesegmenteerd
  • draagt knoppen
  • bevat bladgroen
  • naakt, bedekt of gerokt
98
Q

Gewijzigde stengelvormen

Bolschijf

Kenmerken

A
  • gerokt: rokken ononderbroken
  • geschubd: rokken overlappen
  • slaat reservevoedsel
99
Q

Gewijzigde stengelvormen

stengelranken

A

stengel- of takuiteinden zeer gevoelig -> krullen bij aanraking

100
Q

Gewijzigde stengelvormen

Takdoornen

A

stengels omgevormd tot doornen

101
Q

Gewijzigde stengelvormen

Cladodiën

A

bladachtige stengels

102
Q

Gewijzigde stengelvormen

stengelsucculenten

A

succulent = plant kan grote hoeveelheden water opslaan

103
Q

Gewijzigde stengelvormen

Belangrijke verschillen tussen stengelknol en rizomen/wortelstokken?

A

stengelknol:
* ontbreken van wortels aan knopen
* beperkte groei
Rizomen:
* wortels aan knopen
* onbeperkte groei

104
Q

De bouw van het Blad

Definieer het blad

A
  • beperkte groei
  • vlak, dun en groen
  • beperkte levensduur
  • vaak knop in bladoksel
105
Q

De bouw van het Blad

Functies van het blad

A
  1. ademhaling en verdamping
  2. bescherming en ondersteuning
  3. aanmaken van voedsel = fotosynthese in bladgroenkorrels

Reactievergelijking: 6 H2O + 6 CO2 -> C6H12O6 + O2

106
Q

De bouw van het Blad

Samengesteld blad

Definieer

A

meerdere bladschijven

107
Q

De bouw van het Blad

1 bladschijf

A

Enkelvoudig of ongedeeld blad

108
Q

De bouw van het Blad

Het blad bestaat uit:

A
  1. bladschede
  2. bladsteel
  3. bladschijf
    * in steel versmald
    * abrupte overgang
    * bladbasis, bladvoet: beging bladschijf
109
Q

De bouw van het Blad

Melksap

A

komt naar buiten bij verwonding naar buiten bij sommige planten

110
Q

De bouw van het Blad

harsgangen

A

harskanalen of oliestriemen door bladoppervlakte heen zichtbaar, bevatten olie of hars

111
Q

De bouw van het Blad

Oppervlak van het blad

A
  • berijpt
  • gevlekt
  • geschubd
  • papilleus
  • stekelharig
  • behaard
    * aangedrukt of aanliggend/afstaand
    * geaard/gewimperd
  • bifaciaal of dorsiventraal
    * onderkant niet gelijk aan bovenkant
    * bij dicotylen
  • equifaciaal
    * onderkant = bovenkant
    * meeste monocotylen
  • unifaciaal
    * bovenkant gereduceerd
    * sommige monocotylen
112
Q

De bouw van het Blad

Vorm van de bladschijf wordt bepaald op basis van:

A
  1. Dikte
  2. dwarse doorsnede
  3. verhouding: lengte/breedte
113
Q

De bouw van het Blad

Bladpolymorfisme

A

meerdere vormen

114
Q

De bouw van het Blad

belangrijke verschil tussen samengesteld blad en bebladerde tak

A
  • in de oksel van het blad zit altijd een okselknop
  • aan bladstelen zitten geen okselknoppen
115
Q

De bouw van het Blad

Phyllodium

De bladsteel

A

bladschede heeft het voorkomen van de bladschijf gekregen

116
Q

De bouw van het Blad

Bladschede

De bladsteel

A

stengelomvattende steunblaadjes zijn vergroeid

117
Q

De bouw van het Blad

tuitje

De bladsteel

A

stengelomvattende steunblaadjes, vergroeid tot een boven een knoop staand, stengelomvattend vliesje

118
Q

De bouw van het Blad

Tongetje

A

vliesje of haarkransje op de overgang van bladschede naar stengel

119
Q

De bouw van het Blad

Gevoord

Bladsteel

A

Bladsteel heeft aan bovenzijde 1 diepe groeve

120
Q

De bouw van het Blad

Fyllotaxische formule

Definieer

A

De noemer van die breuk: duidt aan het hoeveelste blad opnieuw boven het uitgangsblad staat. De teller duidt aan na hoeveel omwentelingen rond de stengel het volgend blad opnieuw boven het uitgangsblad verschijnt.

121
Q

De bouw van het Blad

Geef de 3 verschillende fyllotaxische formule

A

1/2: afwisselende bladstand (olm, linde, hazelaar)
1/3: verspreide bladstand (berk)
2/5: verspreide bladstand (eik, populier, noteboom)

122
Q

De bouw van het Blad

Divergentie

A
  • de omwentelingshoek tussen 2 opeenvolgende bladeren
  • 360° maal fyllotaxische formule
123
Q

De bouw van het Blad

Leg het bladval uit in fases met de kenmerken

Er zijn 4 fasen

A

Gebeurt bij koude of drooge

Fase 1
* recuperatie bladmateriaal
* afbraak chlorofyl
-> groene kleur wordt bruin, oranje, rood, …
Fase 2
Cellen in afscheidingszone produceren onder invloed van plantenhormonen pectinase en cellulase
* weerstand verlaagt
* onderlinge hechting van aangetaste cellen verlaagt
* uitzetting van cellen door turgor -> breukzones
Fase 3
ontstaan in kurklaag
Fase 4
bladval, vorming bladlitteken

124
Q

De bouw van het Blad

Gewijzigde bladvormen

A
  1. zaadlobben: dicotylen
  2. primaire bladeren: 1e bladeren die na de zaadlobben aan de stengel van de kiemplant groeien
  3. steunbladeren: kleine bladeren aan de voet van de bladsteel
  4. schutbladeren
  5. schubben
  6. fyllodium
  7. bladranken
  8. vangblaasjes
  9. bladdoornen
  10. wortelachtige bladeren
  11. bladrokken
  12. succulente bladeren
  13. bladgewrichten
  14. vlotters
125
Q

De bouw van het Blad

Primaire bladeren

gewijzigde bladvormen

A

eerste bladerren die na de zaadlobben aan de stengel van de kiemplant groeien

126
Q

De bouw van het Blad

steunbladeren

gewijzigde bladvormen

A

kleine bladeren aan de voet van de bladsteel
* los of vergroeid
* klein of groot
* ontbrekend
* omgevormd tot doornen of ranken
* tuitje

127
Q

De bouw van het Blad

schutbladeren

Definieer (gewijzigde bladvorm)

A

bladeren met in de oksel een bloem of een algemen bloemsteel

128
Q

De bouw van het Blad

Schubben

Gewijzigde bladvormen (definieer en kenmerken)

A

kleine onvolkomen bladeren, dikwijls aleen bestaande uit een bladschede
* knopschubben
* wortelstokken
* stengelknollen
* stengels van parasietplanten

129
Q

De bouw van de bloem

Definieer de bloem

A
  • stengel met beperkte groei
  • gewijzigde bladeren
  • generatieve voortplanting: vrouwelijke gameten (eicellen) en mannelijke gameten (stuifmeelkorrels)
  • brengt vrucht voort
130
Q

De bouw van de bloem

Ander woordt voor bloembekleedsels