Monniken en ridders Flashcards

1
Q

Van wanneer tot wanneer zijn de Middeleeuwen?

A

500 tot 1500 na Christus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is de tijd van de monniken en de ridders?

A

500 tot 1000 na Christus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welk rijk was ten onder gegaan in West-Europa aan het begin van deze periode (Middeleeuwen)?

A

Het West-Romeinse Rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer kwam Karel de Grote aan de macht?

A

768

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke (huidige) landen besloeg het rijk van Karel de Grote op het moment dat hij het erfde?

A

Het groot Frankische rijk: Frankrijk, België, en Zuid-Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke rijken/landen veroverde Karel de Grote tijdens zijn regeerperiode?

A

Noord-Duitsland (Saksen), Noord-Nederland (Friezen), Zuid-Duitsland, het Alpengebied, groot deel van Italië, Hongarije en Koatië (Avaren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie waren de Avaren?

A

Een woest aziatisch ruitervolk dat in Europa in Hongarije en Kroatië leefde en door Karel de Grote onderworpen werd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer kroonde de Paus Karel de Grote tot Keizer, en waarom?

A

In 800 na Christus, omdat hij door zijn macht over Europa werd gezien als opvolger van de Romeinse keizers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat raakte in verval na de val van het West-Romeinse rijk?

A

De wegen raakten in verval, de stammen vochten met elkaar, te weinig mensen konden nog lezen en schrijven, steden verdwenen, net als de landbouw-stedelijke samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom reisde Karel de Grote zoveel rond?

A

Doordat weinig mensen nog konden lezen of schrijven, moest Karel zelf rondreizen om zijn bevelen door te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom vroeg Karel de Grote de adel om hulp?

A

Het rijk van Karel de Grote was te groot om alleen te besturen, en te groot om zelf in rond te blijven reizen om zijn bevelen door te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was de adel/edelen?

A
Adel = de groep
Edelen = de mensen in de groep

Adel/edelen: groep van aanzienlijke personen met voorrechten in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een burcht?

A

kasteel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een leenheer?

A

Vorst of hoge edelman, die een gebied laat besturen door een leenman.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een leenman?

A

Een edelman die trouw heeft gezworen aan een leenheer, en die voor hem een gebied bestuurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een leenstelsel (in de Middeleeuwen)?

A

Een bestuurssysteem met leenheren en leenmannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een geestelijke?

A

Een priester, of iemand in dienst van de kerk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een heiden?

A

Iemand die niet de goede godsdienst heeft volgens Joden, Christenen en Moslims.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een klooster?

A

Een woonplaats van monniken of nonnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een missionaris?

A

Iemand die opdracht heeft mensen tot het Christendom te bekeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een monnik?

A

Een geestelijke die afgescheiden van de samenleving leeft, meestal in een klooster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een non?

A

Een vrouwelijke geestelijke in een klooster.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een pastoor?

A

Een lage geestelijke die de leiding heeft over een groep gelovigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een preek?

A

Een godsdienstige toespraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is een domein?

A

Gebied van een edelman of een klooster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is een herendienst?

A

Onbetaald werk dat moet worden gedaan voor een (leen)heer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is het hofstelsel?

A

Economisch systeem met horigen op domeinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een horige?

A

Halfvrije boer die zijn land niet zonder toestemming mag verlaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is horigheid?

A

Onvrijheid van de horigen

30
Q

Wat is privilege?

A

Voorrecht, speciaal recht dat een persoon of een groep mensen heeft

31
Q

Wat is een stand?

A

Groep mensen die speciale rechten heeft in de samenleving.

32
Q

Wat is zelfvoorzienend?

A

Wanneer een groep mensen voor zichzelf zorgt, zonder handel met de buitenwereld.

33
Q

Wie is Allah

A

Arabisch voor God

34
Q

Wat is de Arabische wereld?

A

Het hele gebied met de Arabische cultuur.

35
Q

Wat is de Islam?

A

De godsdienst van de Moslims.

36
Q

Wat is de Koran?

A

Het heilige boek van de Moslims.

37
Q

Wat is een moskee?

A

Een islamitisch gebedshuis

38
Q

Wat is een moslim?

A

Aanhanger van de Islam

39
Q

Wat is een profeet?

A

Boodschapper van God

40
Q

Wat is een ridder?

A

Een militair te paard

41
Q

Waar werden ridders vaak voor gebruikt en door wie?

A

Vorsten en andere hoge edelen gebruikten ridders om oorlog te voeren.

42
Q

Vertel over het landsbestuur vanaf 800.

A

Vorsten in West-Europa bestuurden hun landen met het leenstelsel.
Karel de Grote werd leenheer van graven en hertogen. Deze edelen waren zijn leenmannen en bestuurden delen van zijn rijk.
Sommige leenmannen gingen zich later als zelfstandige heersers gedragen. Ze benoemden zelf weer achterleenmannen.

43
Q

Vertel over de verspreiding van het Christendom in Europa.

A

Tussen 500 en 1000 verspreidden monniken het christendom in heel Europa.
Vanaf de 8e eeuw werd de bevolking van Nederland en Duitsland christelijk. Germaanse en kerkelijke gebruiken werden gemengd, zoals het kerstfeest.
De missionarissen kregen steun van vorsten en edelen.
De geestelijken kregen hulp bij het stichten van kloosters en het bouwen van kerken.

44
Q

Vertel over het hofstelsel, domeinen en horigheid.

A

In de tijd van de monniken en de ridders was er in Europa weer een landbouwsamenleving.
Er was weinig handel. De landbouw was georganiseerd volgens het hofstelsel.
Domeinen waren zelfvoorzienend. De horigen mochten het domein niet verlaten. Ze moesten belasting betalen en herendiensten verrichten.

45
Q

Vertel over het ontstaan en de verspreiding van de islam.

A

In de 7e eeuw ontstond in Arabië een nieuwe monotheïstische godsdienst, de islam.
Mohammed wordt door moslims gezien als de laatste en belangrijkste profeet van God.
Mohammed en zijn opvolgers veroverden een groot gebied, waar zij de islam onder de bevolking verspreidden.
Er ontstond een Arabisch wereldrijk dat zich uitstrekte van Portugal tot India.
Er was een landbouwstedelijke samenleving met een bloeiende cultuur.

46
Q

Vertel over de opkomst van de steden en staten.

A

Na 1000 ontstond in West-Europa weer een landbouwstedelijke samenleving, met groeiende steden.
Door de groeiende macht van de vorsten, ontstonden er ook staten.

47
Q

In welke stad zetelt Karel de Grote?

A

Aken

48
Q

Wat was moeilijker voor Karel de Grote, zijn rijk veroveren of zijn rijk besturen?

A

Zijn rijk besturen.

49
Q

Wat is een hertog?

A

Een (adelijke) baas in een groot en belangrijk gebied, een hertogdom.

50
Q

Wat is een graaf?

A

Een (adelijke) baas in een kleiner gebied, een graafschap.

51
Q

Wat is groter, een hertogdom of een graafschap?

A

Een hertogdom

52
Q

Wat deden graven en hertogen? En wat kregen ze in ruil daarvoor?

A

Besturen van en rechtspreken over een gebied, namens Karel de Grote.
Ook leverden ze soldaten aan Karel.
In ruil daarvoor mochten ze de inkomsten uit hun hertogdom of graafschap halen. Het gebied was van Karel, maar zij mochten het gebruiken: ze kregen het in leen.
De edelen beloofden Karel trouw te dienen en met raad en daad bij te staan.

53
Q

Wanneer overleed Karel de Grote?

A

814

54
Q

Wat gebeurde er met de leenmannen na de dood van Karel de Grote?

A

De leenmannen vergaten de eed van trouw.
Ze beschouwden hun gebied als eigendom en lieten het erven door hun zoons.
Ze benoemden zelf achterleenmannen: edelen die trouw aan hen waren en namens hen een kleiner gebied bestuurden.
Ook deze achterleenmannen behandelden hun gebied steeds meer als hun bezit. Zo versnipperde het Frankische rijk.

55
Q

Was de tijd na de dood van Karel de Grote veilig? Vertel.

A

Nadat het Frankische rijk versplinterde, voerden de koningen, hertogen, graven en achterleenmannen vaak oorlogen tegen elkaar. Ook roversbenden en invallers van buiten sloegen toe, zoals de Vikingen.
Het was een onrustige en erg onveilige tijd.

56
Q

Wat deden edelen om zichzelf en de bevolking te beschermen?

A

Om zichzelf en de bevolking te beschermen, bouwden edelen kastelen. Meestal hout met gracht en omheining, later stenen burchten.

57
Q

Vertel over het eind van de 8e en begin van de 9e eeuw.

A

Aan het eind van de 8e eeuw veroverde de Frankische koning Karel de Grote een groot rijk.
Hij bestuurde zijn rijk met de hulp van zijn leenmannen.
Na Karels dood viel het Frankische rijk uiteen.
Door oorlogen, rovers en invallen van buitenaf werd het onveiliger.
Edelen bouwden burchten om zichzelf en de mensen op hun land met hulp van ridders te beschermen.

58
Q

Vertel over de ridders

A

Ridders kwamen op vanaf de 8e eeuw.
Het waren bewapende ruiters op paarden.
Ze droegen een schild en een zwaard.
Ze beschermden zichzelf met een maliënkolder, een harnas van ijzeren ringetjes. Die was heel erg duur, dus ze waren meestal in dienst van een plaatselijke heer, die de uitrusting betaalde.
Zo kregen kasteelheren privélegertjes.
Later in de middeleeuwen hielden ridders toernooien.
Troubadours vertelden verhalen over moed, trouw en andere goede eigenschappen die goede ridders hoorden te hebben.

59
Q

Noem een verhaal over Karel de Grote en ridders.

A

Karel ende Elegast

60
Q

Waarom en waar zonderden monniken en nonnen zich af?

A

Bepaalde christenen wilden niet tussen de gewone mensen leven, maar zich volledig op het geloof richten. Dit waren monniken en nonnen.
Ze zonderden zich af, sommigen in hun eentje in grotten of wouden, anderen in groepen gelijkgestemden in een klooster, en weer anderen trokken rond om mensen tot het christendom te bekeren.

61
Q

Wanneer werd het Frankische rijk een christelijk rijk, en waardoor?

A

De Germaanse Franken waren eerst heidenen, maar hun koning bekeerde zich rond 500 tot het christendom. Hij dwong zijn volk het nieuwe geloof over te nemen (staatsgodsdienst).

62
Q

Wanneer en hoe verspreidde het christendom zich naar Engeland?

A

In de 7e eeuw verspreidden missionarissen vanuit het Europese vasteland het christendom in Engeland.

63
Q

Wanneer en waar en waarom kwam Willibrord naar Nederland?

A

De Engelse monnik Willibrord kwam in 690 met twaalf medewerkers bij Katwijk aan land.
Ze kwamen naar Nederland om de heidense Friezen te bekeren.

64
Q

Ging de bekering van de Friezen door Willibrord makkelijk?

A

De bekering van de Friezen ging moeizaam. Zodra de Frankische soldaten en missionarissen weg waren, staken de Friezen de nieuw gebouwde kerken in brand.

65
Q

Werden de Friezen ooit bekeerd tot het christendom?

A

Karel de Grote slaagde waar Willibrord faalde: Hij onderwierp de Friezen en toen moesten ze wel christenen worden.

66
Q

Wanneer was bijna heel Europa christelijk?

A

1000 na Christus

67
Q

Welke truuk gebruikten christelijke priesters om de overgang naar het christendom makkelijker te maken? Noem twee voorbeelden.

A

De Germanen hielden erg van hun eigen gebruiken. De kerk maakte er christelijke gebruiken van.
Bijvoorbeeld het Midwinterfeest, de terugkeer van het licht. De kerk maakte daar het kerstfeest van, met de geboorte van Jezus.
De christenen namen ook het Germaanse lentefeest over, met grote vuren. De christenen maakten er het paasfeest van, waarbij de opstanding van Jezus uit de dood werd gevierd.
Zo werden te Germaanse en christelijke cultuur gemengd.

68
Q

Waarom keken mensen op tegen geestelijken?

A

Alleen de geestelijken konden lezen en schrijven.

69
Q

Welke twee soorten geestelijken waren er?

A

Lage geestelijken: Pastoors (leiding over dorpskerken)
Hoge geestelijken: Bisschoppen (leiding over lage geestelijken en daarmee hele gebieden)

70
Q

Waardoor kreeg de kerk veel invloed?

A

Op zondagen kwamen mensen naar de kerk om naar de preek te luisteren. Daarin vertelden priesters hoe mensen moesten leven. Daarmee bepaalde de kerk het leven van de gewone mensen.
Sommige bisschoppen werden adviseur van de koning.
Koningen en edelen gaven geschenken aan de kerk omdat ze dachten dat ze dan meer kans hadden om in de hemel te komen. Ook lieten ze na hun dood vaak bezit na aan de kerk. Zo kreeg de kerk veel grond in handen, en werd steenrijk.