"moeilijke" woorden 1 Flashcards
Temprano
vroeg
estoy atrasado
ik ben laat
ahora
nu
catorce
14
lento
langzaam
Por que?
Waarom?
¿Cuál?
Welke?
Quien
Wie?
cuándo
Wanneer?
antes de
voor / voordat
después (de)
daarna
pedir
vragen
dónde
waar
sus / vuestros
hun / hen / uw (bezit/meervoud)
aquello
datgene (die)
el menor
minst, kleiner, jonger
entre
tussen
prueba
test, bewijs, proef
hay
er is / er zijn
soleado
zonnig
cansado
moe
la nube
wolk
nuboso / nublado
bewolkt
el viento
de wind
estrecho
nauw/krap
ancho
breed, ruim, wijd
cerca de
dichtbij
lejos de
verre van
Quizás
misschien
tal vez
mogelijk, denkbaar, voorstelbaar
camarero
kelner/serveerster
borracho
dronken
al lado (de)
bovendien, daarbij, behalve dat, daarnaast, ernaast
cabello lacio / liso
stijl haar
cabello rizado / crespo
gekruld haar
oeste
west
la tarea
taak / huiswerk
los deberes
huiswerk
winter, zomer, herfst, lente
invierno, verano, otoño, primavera
seizoen
estación, temporada
silla
stoel
cabeza
hoofd
oreja
oor
boca
mond
el pecho
borst
cuello
nek
joyas
sieraden
oorbel
arete
ring (sieraad)
anillo
horario
tijdschema / rooster
cualquiera
willekeurig / wie dan ook (either)
meter
plaatsen, steken
alguien
iemand
tratar
proberen
nadie
niemand
apenas
nauwelijks / slechts
enojado
slecht, gemeen, heel boos
enfadado
boos
algún, algunos
some
apestar
stinken, besmetten
toser
hoesten
todavía , aún
nog, tot nu
vientre, panza
buik
la manzana
appel
saber
smaken (weten, lijken)
cualquier
willekeurig (any)
grabar
graveren, opnemen (to record)
morral, mochila
rugzak
casi
bijna
echar de menos
(iemand) missen
de nuevo / otra vez
weer, opnieuw
parecido
lijkend
llegar
aankomen
amargo
bitter
ningún
geen enkel
la maleta
koffer / bagage
zo (lang) als
tan (alto) como
detrás / atrás
achter
delante
voor, daarvoor, vooraan
frente a
voor / tegenover (across from)
acostarse
vrijen (naar bed gaan)
tanto(s)
zoveel