moeilijke begrippen W7 Flashcards
receptoren betrokken bij sympatische activatie warmteafgifte
- alfa-1: verminderde flow naar spijsverteringsorganen
- beta-1: verhoogde prikkelgeleiding en contractie hart
- beta-2: relaxatie gladde spieren bronchien
formules slagvolume hartminuutvolume
SV = EDV - ESV
HMV: SV x HF
A, C, V top (drukveranderingen v. jugularis)
- A = contractie atrium
- C = snelle ejectiefase
- V = openen instroom kleppen
PQRST
- P = contractie atrium (einde dyastole)
- QRS = contractie ventrikel (begin systole)
- T = repolarisatie ventrikel (einde systole)
elektrische activiteit SA knoop
- 0 = depolarisatie door opening Ca kanalen, waarna Ca cel in stroomt
- 3 = repolarisatie door opening K kanalen, waarna K cel uit stroomt
- 4 = depolarisatie door If, waarna Na cel in stroomt
elektrische activiteit contraherend myocard
- 0 = depolarisatie door Na kanalen, Na cel in
- 2 = plateaufase door Ca kanalen, geen membraanpot verschil
- 3 = repolarisatie door K kanalen, K cel uit
effecten autonome zenuwstelsel op activiteit SA-knoop
- parasympatisch –> activatie muscarine receptoren –> stimuleren K –> langzame diastolische repolarisatie
- sympatisch –> activatie beta-1 adrenerge receptoren –> stimuleren Na en Ca –> snelle diastolische repolarisatie
bloedeiwitten eiwitspectrum (en fuctie)
- albumine: behouden osmotische druk
- a-globuline: enzym inhibitor, transport eiwit
- b-globuline: cholesterol ferrine
- g-globuline: immunoglobuline
welke 3 cellen in bloed
- erytrocyten
- trombocyten
- leukocyten
welke leukocyten zijn er? en functie?
neutrofiele granulocyten
- acute ontstekingsreactie
- fagocyteren door:
1. collagenase: door bindweefsel heen
2. lysozym: door celwand bacterie heen
3. lactoferrine: knappen bacterie
eosinofiele granulocyten
- remmen ontstekingsreactie
- parasieten
- allergische reacties
basofiele granulocyten
- IgE respons –> aanmaak histamine –> vasodilatatie
- via chemotaxis beinvloedt het acitiviteit neutro en eosino
lymfocyten
- klein inactief (circuleren in lymfe)
- groot actief (via lymfeklier naar weefsel)
- B en T
monocyten
- macrofagen (fagocytose)
- dendritische cellen ( stimuleren CD4 cellen)
bloed als bijzonder bindweefsel
- cellen; leukocyt, erytrocyt, trombocyt
- tussenvloeistof; eiwitten, stollingsfactoren
- weefselvloeistof; plasma
- vezels; fribrinogeen
stamcellen
- pluripotent
- zelfvermeerdering
- lage delingsfrequentie
- lang herstel bij transplantatie
druk in de longen
- atmosferische druk = 760 mmHg
- inspiratie = 758
- expiratie = 762
partiele druk O2 en CO2 longen vs bloed
- O2 = 104 tov 40
- CO2 = 40 tov 45
vasodilatatie en vasoconstrictie bij stroomsnelheid bloed en lucht
- bloed sneller stroomt –> vasoconstrictie
- lucht sneller stroomt –> vasodilatatie
sensoren pO2 en pCO2
- perifere: in aortaboog (n. vagus) en a. carotis communis (n. glossopharyngeus). meten pO2, snel
- centrale: net naast medulla, meten pCO2, langzaam
- raphe nuclei: meten pH
- mechanoreceptoren: in bronchien en luchtwegen, afferenten n. vagus
- spierspoeltjes in tussenribspieren en diafragma